Journalistiek en internet: ‘Het internet is niet meer dan een begin’

Krijgen we een betere nieuwsvoorziening nu het internet steeds meer bronnen op eenvoudige wijze ontsluit? Wat betekent internet voor de journalist? En wat is de rol van de informatiespecialist bij de media? Jos van Dijk sprak met onderzoeksjournalisten, informatiespecialisten en trainers op dit gebied. 

Door: Jos van Dijk

De journalisten Stan van Houcke heeft een lange staat van dienst als journalist. Hij was de afgelopen maanden bezig met een boek over de Verenigde Staten en is absoluut positief over internet als bron. Alles is er te vinden. Het valt hem wel op hoe weinig van wat er op internet te vinden is, doordringt in de ‘mainstream’ media. Het is allemaal ook zo makkelijk. Je kunt iedereen bereiken. Als je iets niet direct vindt, mail je even. ‘Ik vergelijk het met vroeger: tijdrovende tochten langs bibliotheken, archieven, boekhandels. En dan vond je regelmatig toch vaak niet wat je zocht.’

Laatst was hij op zoek naar de journalist Walter Lippman. ‘Hoe viel die man in zijn omgeving? Je tikt z’n naam in en je krijgt alles in extenso. Dat was vroeger nooit gelukt.’ Je vindt ook meer alternatieve informatie via blogs van kritische Amerikaanse journalisten die bij hun krant of televisiestation weggewerkt zijn. Natuurlijk moet je de betrouwbaarheid checken en dubbelchecken. Maar vroeger waren deze mensen onvindbaar geweest, nu blijven ze een belangrijke bron voor de kritische journalist.

Kees van den Bosch van het VPRO/ VARA/Human-programma Argos (‘journalistiek speurwerk naar opmerkelijke achtergronden’) relativeert de betekenis van internet voor zijn werk. ‘Internet speelt voor ons maar zijdelings een rol. Het kan je op het spoor zetten, je kunt ermee beginnen. Maar uiteindelijk baseren we onze reportages toch veel meer op andere bronnen, op de eerste plaats: gesprekken met mensen. Misschien staat er wel veel op internet, maar slechts een beperkt deel is vindbaar. We zijn ooit bezig geweest met het natrekken van informatie over een noodlanding van een F16-vliegtuig. De piloot had daarover geschreven in zijn dagboek en dat stond op internet. Toen we hem daarover hadden gebeld, verdween de pagina van het web. Met de hulp van experts hebben we die toen wel weer boven water gekregen.’

Dimitri Tokmetzis van het blog Sargasso schrijft veel datajournalistieke artikelen. Voor hem is internet ook vooral een ondersteunende bron. ‘Internet is handig voor algemene dingen, maar de echt spannende zaken, daarvoor moet je toch gaan praten en bellen. Wat men niet openbaar wenst te maken, maar vanuit journalistiek oogpunt erg interessant kan zijn, verschijnt niet snel online – behalve als er sprake is van een fout of lek. Internet is vooral handig om snel contextuele informatie te vinden. Maar bij moeilijke zaken moet je gewoon rondbellen en afspreken met mensen.’

‘Ik heb eens een verhaal gemaakt over hoe Amerikaanse opsporingsdiensten Europese banken onder druk zetten om klantgegevens te overhandigen van Europese klanten. Dit mag niet, maar Europese banken – ook Nederlandse – werken uit angst voor sancties daar toch aan mee. Via internet is het mogelijk om de juridische basis waarop die Amerikaanse onderzoeken plaatsvinden uit te spitten. Ook kun je makkelijk experts vinden. Voor het echte uitzoekwerk echter moest ik toch bankiers, juristen en forensische accountants spreken.’

Je kunt zeker niet alles vinden volgens Tokmetzis. ‘Als iemand weinig sporen heeft nagelaten, dan is het lastig. Ook wat verder terug in de tijd wordt het al moeilijk. Als iemand niet in het telefoonboek staat, kan het al lastig zijn om een adres te vinden. Niet onmogelijk hoor. Ik zou wel meer inzicht willen hebben in social media-uitingen van mensen – als je die wilt, moet je zelf een scraper bouwen of die data inkopen.’

Boudewijn Chorus was hoofdredacteur van de Humanist en werkt freelance voor verschillende bladen. Hij haalt de essentiële informatie voor zijn artikelen bijna altijd uit interviews, telefoongesprekken en gedrukte bronnen. ‘Internetbronnen zijn in mijn werk meestal ondersteunend. Ik gebruik internet om te bekijken wat in algemene open bronnen over mijn onderwerp te vinden is en om gegevens waar ik niet zeker van ben te checken, zoals namen, data en bronnen. Toch zijn de internetbronnen intussen vrijwel onmisbaar, met name als het om berichtgeving in de media gaat. Bij een analyse van het eerste Deetman-rapport over seksueel misbruik in de kerk, heb ik bijvoorbeeld gebruik gemaakt van internet, om te zien hoe de media het rapport versloegen. Het zou veel meer tijd gevergd hebben om met knipsels en krantenleggers in bibliotheken te werken, zoals ik vroeger deed.’

Over het algemeen is informatie van de overheid en uit de rechtspraak goed te vinden. Veel lastiger vindt Chorus actuele statistieken en een zoektocht naar financiële informatie kan ook frustrerend zijn. De ranking van zoekmachines sluit alleen aan als het gaat om algemene, feitelijke gegevens. ‘Maar daar zoek ik nou juist vaak niet naar.’ Voor de betrouwbaarheid kijkt hij naar de site van herkomst en naar de auteur. ‘Je ziet snel aan de “content” of een bericht betrouwbaar is.’

Voor Stefan Panhuijsen van The Fact Club is CBS-Statline de belangrijkste bron. ‘Voor bijna alle factchecks hebben we gebruik gemaakt van CBS Statline, die we zeer betrouwbaar vinden. Het is onze eerste bron en als we hier niets vinden, beginnen we een algemenere zoektocht via een zoekmachine (Google). Ook hebben we veel direct contact gehad met organisaties die meer van een onderwerp weten.’ Google is nuttig om de bron achter een uitspraak van een politicus te vinden. ‘Stel een politicus zegt in een debat: “Het ondernemersvertrouwen is nog nooit zo laag geweest.” Dan kom je via het googelen van de hele uitspraak vaak bij de bron.’

De trainers

Journalisten leren zoals de meeste mensen al doende hoe ze op het internet de informatie kunnen vinden die ze nodig hebben. Ze kunnen zich verder bekwamen op dit gebied in cursussen zoals die van Henk van Ess, journalist, internet-expert en voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten. Hij wijst erop dat er naast het eenvoudig toegankelijke internet een groot verborgen net is met niet-geïndexeerde databases en ‘verdwenen’ informatie. ‘Google ziet slechts tot veertig procent van het openbare web en is derhalve nooit allesbepalend.’ Van Ess leert journalisten onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van hun twitterende informatiebronnen. Locatiegegevens, foto’s en netwerkcontacten kunnen daarbij behulpzaam zijn.

Over het algemeen zijn journalisten volgens Van Ess niet vaardig genoeg om juiste en betrouwbare informatie boven water te halen. ‘Mijn collega’s en ik hebben er een dagtaak aan.’ Kunnen informatiespecialisten hier een rol spelen? ‘Het probleem is lastig. Niet alle informatiespecialisten kennen alle wegen op internet. Maar diegenen die de wegen wel kennen, vinden toch vaak nog onvoldoende erkenning omdat ze een oplossing bieden voor een probleem dat veel mediabedrijven niet denken te hebben: we vinden toch al veel? Het begint met bewustwording: eerst moet je weten wat je niet weet.’

Eric Hennekam, docent archief- en personenonderzoek, wijst ook op de beperkte waarde van het direct toegankelijke internet. ‘Tussen de zeventig en tachtig procent van de bronnen op internet valt onder het zogenaamde Invisible of Deep Web. Dat wil zeggen dat de spiders van de zoekmachines deze informatie niet direct kunnen vinden. Online kranten en tijdschriften, archieven, databanken achter paywalls en veel beeldbanken zijn bronnen die onder het Invisible Web vallen. Bij de zoekmethodiek die enkele collega’s en ik al jaren doceren, leren journalisten en andere zoekers het digitale kaf van het koren te scheiden en gestructureerd te zoeken. De kans op digitaal verzuipen is dan klein.’ Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van internetbronnen is er in principe geen verschil met andere bronnen. ‘Ook hier geldt: één bron is geen bron.’

Evenals Van Ess ziet Hennekam veel tekorten in de vaardigheden van journalisten. ‘Ik verbaas me daar dagelijks over. Daarnaast maak ik me al jaren zorgen over de hbo-opleidingen journalistiek. Docenten aldaar missen veelal de tools en ict-vaardigheid om optimaal te zoeken en vinden op internet.’ De rol van informatiespecialisten in de media is de laatste jaren al erg veranderd, meent Hennekam. ‘Maar ik zie een sombere toekomst voor hen als de ict-vaardigheid van journalisten binnen een mediabedrijf op voldoende niveau is. En binnen verschillende mediabedrijven wordt daar hard aan gewerkt. Zelf heb ik meegewerkt aan verschillende omscholingsprojecten van informatiespecialisten. Omscholing tot bijvoorbeeld een nieuwe functie als assistent-onderzoeksjournalist.’

De informatiespecialisten

Bij RTL Nieuws ondersteunen Karen Kamperman en haar collega’s de journalisten in het zoeken in databanken van bijvoorbeeld het Kadaster en de Kamer van Koophandel, waar zij als enige bij RTL toegang toe hebben. Verder zijn de informatiespecialisten behulpzaam bij het zoeken en aankopen van beeldmateriaal. De journalisten hebben zelf toegang tot LexisNexis en zoeken graag zelf alles uit. Maar ze raadplegen ook de informatiespecialisten als dat nodig is. ‘Ze weten precies wat ze ons kunnen vragen,’ zegt Kamperman.

Volgens Marlies Janse, die jarenlang gewerkt heeft in de dagbladsector bij Wegener en Sijthoff, vindt de surfende journalist op internet meestal hetzelfde als zijn collega. De uitdaging voor de informatieprofessional is dan om informatie te leveren die iets verder achter de horizon ligt. Bij Wegener bewaarde zij altijd achtergrondartikelen die vanwege auteursrechten niet in LexisNexis te vinden zijn. En de informatieprofessionals maakten personendossiers van politici. ‘Met één druk op de knop alle interviews. De meerwaarde boven een paar losse artikelen van internet is duidelijk.’ De journalist zit in een creatief proces en heeft weinig tijd om dingen uit te zoeken. Een sparringpartner met kennis en ervaring van belangrijke bronnen en databanken heeft dan absoluut toegevoegde waarde.

Arne van Elk werkt nu als webspecialist bij Radio Netherlands, de afgeslankte Wereldomroep. Als informatiespecialist heeft hij journalisten van de Wereldomroep jarenlang bijgestaan bij het online zoeken. ‘Ik denk dat een goede informatieprofessional die online als een vis in het water is zeker van meerwaarde zou kunnen zijn, temeer omdat veel journalisten helemaal niet zo internetminded zijn. Als ze er gebruik van maken, zijn ze ook snel tevreden met het resultaat. Er is altijd wel wat te vinden en je hebt weinig tijd om iets uit te zoeken. Dat is althans mijn ervaring met radiojournalisten. Helaas was er bij ons op de afdeling Infotheek bijna niemand die genoemde meerwaarde ook echt kon bieden. Bronnenkennis, goed omgaan met LexisNexis, advanced zoeken met Google, noem maar op: voor de meesten een brug te ver. Dus liepen de journalisten steeds vaker het Infotheekloket voorbij.’

Van Elk herinnert zich regelmatig terugkerende plannetjes voor meer directe samenwerking met journalisten. ‘Die mislukten omdat onze talenkennis tekortschoot. Maar ook omdat we van huis uit niet zo opdringerig zijn in onze dienstverlening. En er was altijd wel genoeg ander werk te doen. Dan blijf je bij de bekende klussen steken.’ Het kost tijd en moeite om je meerwaarde te bewijzen en het vertrouwen van de journalisten te winnen. En waar het onvoldoende lukt, gaan mediabedrijven besparen op informatiespecialisten. Maar ze weten niet goed wat ze dan gaan missen. ‘Je kunt een journalist op een cursus sturen,’ zegt Van Elk. ‘Maar hoe lang houdt hij de verworven kennis en vaardigheden vast?’ Zelfs als informatiespecialist had hij de ervaring dat je bepaald soort bronnenonderzoek vaak moet doen om de routine en het voordeel van je specialisme vast te houden. Je kunt niet alles tegelijk. Nu worden er dan datajournalisten aangenomen. Die moeten zich ook op twee gebieden specialiseren, zowel in onderzoek als in het maken van een verhaal.

Van Elk: ‘Ik sprak onlangs een “camjo”, een journalist die met eigen camera op stap gaat en alles moet doen voor een videorapportage. Ze had een keer de kans gekregen om met een aparte cameraman te werken. Wat een weelde! Als je alleen het gesprek doet gaat de kwaliteit er toch een heel eind op vooruit, vond zij.’ Zo zouden we de bedrijfsleiders ervan moeten overtuigen dat een hechte combi van twee specialisten, de onderzoekende informatiespecialist en de journalist, tot de beste resultaten leidt.

Anke Vellenga, informatiepecialist bij de afdeling Documedia van de NOS, vindt ook dat er meer te halen is uit de samenwerking tussen onderzoeksjournalisten en informatieprofessionals. Anke deed onlangs mee aan het ‘fact checken’ voor de presentatoren in de live-uitzending van de verkiezingsuitslagen. Haar afdeling heeft twee taken: archivering en research. Voor die laatste taak zit er een vragendienst op de redactie. Journalisten komen met vragen naar beelden, maar ook achtergrondinformatie. Ze kunnen het ook zelf allemaal uitzoeken. ‘Maar als informatiespecialisten zijn wij voor de redactie van toegevoegde waarde omdat wij beschikken over bronnen waar journalisten niet altijd bij kunnen. Wij kunnen vaak beter inschatten waar bepaalde informatie te vinden is. Verder hebben wij meer kennis van zoekstrategieën. Hierdoor zijn wij vaak sneller dat journalisten.’

Maar journalisten halen de achterstand in, volgens Vellenga. Daarom moet je blijven innoveren. Bij Documedia is zij daarom gestart met de ontwikkeling van datajournalistiek. Dat is een samenwerkingsproject met de redactie waarin de informatiespecialisten een belangrijke rol spelen. Informatiespecialisten coördineren datajournalistieke projecten, verzamelen zelf data, maar geven ook adviezen over visualisatie en de tools die je daarbij kunt gebruiken.

Tot slot

‘Wij gaan net een stapje verder dan googelen’, zei Vellenga’s collega Roosje Simon in een interview met NOS-presentator Jeroen Overbeek vorig jaar.1 Ze wees bijvoorbeeld op de database die de informatiespecialisten van de NOS hebben gemaakt voor het doorzoeken van de Wikileaks-documenten. Met een dergelijke meerwaarde van de informatieprofessional valt er in de media beslist een kwaliteitsslag te maken. Maar directies die in deze krappe tijden allemaal op zoek zijn naar mogelijke besparingen, zullen er nog wel van overtuigd moeten worden dat ze zonder investering in scholing en innovatie op dit gebied kansen op een beter product gaan missen.


Begrippen verklaard

Onderzoeksjournalistiek is het meer diepgravende en langer lopende werk van journalisten dat resulteert in reportages en documentaires die feiten moeten onthullen over bijvoorbeeld fraude, machtsmisbruik, misstanden bij bedrijven of bij de overheid, kosten van infrastructurele projecten, besteding van subsidies, et cetera. Voor de overheid kunnen onderzoeksjournalisten een beroep doen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Nederlandse en Vlaamse onderzoeksjournalisten hebben hun eigen vereniging, de VVOJ.2

Fact checking staat voor het nagaan of een bewering van iemand in de media klopt. In de Nederlandse verkiezingscampagne schakelden diverse media ook fact checkers3 in. Al gebeurt dat niet overal en altijd. Het Duitse tijdschrift Der Spiegel heeft wel tachtig fulltime fact checkers in dienst. Het Amerikaanse Newsweek, geconfronteerd met kritiek op een slecht onderbouwd artikel over Obama, had daar evenwel geen boodschap aan. ‘We, like other news organisations today, rely on our writers to submit factually accurate material,’ zo verklaarde een woordvoerder van het blad.

Datajournalistiek4 is het maken van een verhaal met verhelderende infographics op basis van grote hoeveelheden onderzoeksdata. De journalist fungeert hier als duider van cijfers en statistieken uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Ook dat hebben we rond de laatste verkiezingen in Nederland veelvuldig gezien, niet alleen in de weergave van de uitgebrachte stemmen, maar ook in analyses van stemmen per stembureau, wijk, regio en dan gekoppeld aan bijvoorbeeld gegevens over inkomen en onderwijs. Het internet heeft de toegankelijkheid van de statistieken aanmerkelijk vergroot. En er komen ook steeds betere tools voor de verwerking van de gegevens. Onlangs verscheen het Handboek datajournalistiek (zie elders de bespreking in dit blad).


Noten

  1. Zie weblogs.nos.nl/presentatoren/2011/11/13/nos-informatiespecialisten-gaan-net-een-stap-verder/.
  2. Zie hun rapport www.vvoj.nl/docs/Rapport %20Marjan%20Agerbeek.pdf.
  3. Zoals de Fact Club: thefactclub.nl.
  4. Zie: www.persinnovatie.nl/148/nl/datajournalistiek.

Jos van Dijk is redacteur van InformatieProfessional.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 12 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen