Victorines 2022: ‘Met digitalisering win je ook aan materialiteit’

Door Anne van den Dool

Jaarlijks onderscheidt het Victorine van Schaick Fonds publicaties, initiatieven en scripties die bijdragen aan vernieuwing in het informatievak. Van de zeventien inzendingen wonnen er vorige maand drie een prijs. Verder kreeg Vincent M.A. Janssen een eervolle vermelding voor zijn artikelserie Achter het nepnieuws in vakblad IP. Een gesprek met twee winnaars: Suzette van Haaren en Nitzan Shalev.

Publicatieprijs (2500 euro, Victorine van Schaick Penning): Suzette van Haaren

De Victorine voor de beste publicatie in het vakgebied ging dit jaar naar Suzette van Haaren voor haar proefschrift The Digital Medieval Manuscript: Approaches to Digital Codicology, dat zij schreef voor de Rijksuniversiteit Groningen en de University of St. Andrews. In dit proefschrift laat Van Haaren zien welke verstrekkende gevolgen de digitalisering van middeleeuwse handschriften heeft voor hoe we ze zien, gebruiken en begrijpen. Daarnaast geeft ze inzicht in hoe we deze oude boeken in een steeds digitaler wordende cultuur conserveren als culturele erfgoedobjecten.

‘Er is een groot verschil tussen het vasthouden van een boek en bezig zijn met een computer’, licht Van Haaren toe. ‘Een groot gedeelte van mijn onderzoek gaat over die materialiteit. Er zijn allerlei details van een fysiek boek die je meer kunnen vertellen over de schrijver, de leeftijd, de maker, de geschiedenis en nog veel meer. Denk bijvoorbeeld aan tekeningetjes gemaakt in de marges, bladen die zijn toegevoegd of juist verwijderd, en miniaturen die zijn uitgesneden. Zulke ingrepen zeggen veel over het boek en zijn geschiedenis.’

Met digitalisering verlies je dus van alles – maar hoe erg is dat eigenlijk? ‘Je vergaart met een digitaal object ook nieuwe materialiteit. Het is een op zichzelf staand object. Ik wil digitaal en fysiek niet tegenover elkaar plaatsen. Men denkt in discussies als deze vaak in termen als goed en slecht. In mijn proefschrift wilde ik daar voorbij denken.’

Eigen manier van digitaliseren

Digitalisering van boeken begon ooit met het doel deze vrij toegankelijk te maken, blikt Van Haaren terug. ‘Iedereen met een computer en internettoegang kon voortaan op zijn of haar eigen manier zo’n object benaderen. Met een digitaal exemplaar kun je doen wat je wilt, in tegenstelling tot met een fysiek exemplaar, dat je met respect en volgens de regels van de wetenschap moet behandelen. Ook duurzaamheid is een belangrijk aspect: door zo’n oud object vast te houden, breng je het altijd schade toe.’

In haar proefschrift wilde Van Haaren onderzoeken hoe we vandaag de dag met zulke historische objecten omgaan. ‘Ook tijdens mijn masterstudie werd het al bijzonder gevonden dat ik de middeleeuwen in een hedendaagse context plaatste. Toen was dit nog een vrij nieuw onderwerp dat alleen aan de randen van de mediëvistiek aandacht kreeg. Al met al is het een vrij apart proefschrift geworden dat tussen allerlei disciplines in valt.’

Van Haaren had van tevoren niet bedacht dat ze voor haar onderzoek met zo veel digitaliseringsexperts in gesprek zou gaan. ‘In mijn proefschrift vind je geen praktische handleiding voor het digitaliseren van objecten. Wel hebben die gesprekken me geholpen om te begrijpen hoe een digitale collectie wordt opgezet. Dat doet iedereen weer anders: de een heeft daar allerlei diepgravende gedachten over, de ander maakt simpelweg foto’s van wat hij voor zich heeft liggen.’

Controleverlies over topstuk

In haar onderzoek licht Van Haaren drie handschriften uit, plus hun digitale tegenhangers. Een van die handschriften is Der naturen bloeme van Jacob van Maerlant uit circa 1340-1350: een middeleeuwse encyclopedie over al het moois dat de natuur te bieden heeft. De handschriften bevatten prachtige illustraties van dieren, bomen en mensen. Dit topstuk, dat zich bij de KB in Den Haag bevindt, is de eerste tekst in dit genre in de volkstaal die bewaard is gebleven.

Van Haaren schreef over wat er gebeurt op het moment dat de KB de gedigitaliseerde versie van zo’n topstuk online zet. ‘Op dat moment verlies je als instituut in feite de controle over zo’n manuscript. Van de KB mag iedereen de afbeeldingen vrij gebruiken en er dus mee doen wat hij of zij wil. Dat gebeurt ook: digitale delen van Der naturen bloeme bevinden zich op de raarste plekken op het wereldwijde web. Er worden zelfs memes van gemaakt. Zo’n handschrift wordt dus in een heel nieuwe context bekeken, ver buiten de bibliotheek. De KB stimuleert dat zelf ook, bijvoorbeeld door een Medieval Meme Generator te bouwen waarmee je zulke middeleeuwse afbeeldingen van een grappige tekst kunt voorzien en kunt delen via sociale media.’ 

Digitale versie net zo fragiel

Van Haaren staat in haar onderzoek ook stil bij duurzaamheid. Ze bekeek daartoe twee delen van Het gebedenboek van Maria van Gelre, een sleutelwerk uit de Nederlandse kunstgeschiedenis gemaakt aan het begin van de vijftiende eeuw. Beide delen hebben zeer verschillende levens geleid: waar het ene redelijk goed bewaard is gebleven, is het andere juist beschadigd geraakt. Dat laatste deel werd vanaf 2005 dan ook niet meer uitgeleend voor tentoonstellingen – totdat het gebedenboek van 2015 tot 2019 werd onderzocht en gerestaureerd.

‘Door de beperkte beschikbaarheid van het middeleeuwse boek wordt het digitale exemplaar veel belangrijker’, analyseert Van Haaren. ‘Tegelijkertijd is de digitale versie net zo fragiel: wat als de servers het opeens begeven of het digitale object plotseling kwijtraakt? Middeleeuwse handschriften hebben honderden jaren lang de tand des tijds doorstaan, terwijl digitaliseringen nog niet zo lang geleden op cd’s uitkwamen die bijna niemand nu meer kan afspelen. Zulke kwesties maken de vraag naar de hiërarchie tussen digitaal en fysiek interessant.’ 

Waardevolle objecten

We staan te weinig stil bij de investering die het vergt om een object te digitaliseren, vindt Van Haaren. ‘De digitale versie wordt vaak als een gebruiksobject gezien dat enkel dient ter vervanging van het fysieke. In mijn proefschrift benadruk ik dat digitale objecten net zo goed objecten zijn. Sterker nog: om ze te maken heb je veel expertise en middelen nodig. Bovendien liggen er ontzettend veel creatieve en beleidsmatige beslissingen aan ten grondslag. Ik hoop dat mensen zich steeds meer realiseren hoe waardevol digitale objecten zijn.’


Scriptieprijs (1500 euro): Nitzan Shalev

De scriptieprijs is dit jaar voor Nitzan Shalev. Voor haar onderzoek Mind Your Language: A Longitudinal Study of the Catalogues of Leiden University Library’s Hebrew Manuscripts Collection boog Shalev zich over de vorm en inhoud van de catalogi van de collectie Hebreeuwse manuscripten van de Universiteitsbibliotheek Leiden. In haar scriptie laat ze zien hoe deze catalogi inzicht geven in de maatschappelijke normen en wetenschappelijke belangen van het tijdperk waarin zij tot stand zijn gekomen. 

Al zolang de Leidse universiteitsbibliotheek bestaat – met bijna vierenhalve eeuw de oudste universiteitsbibliotheek van Nederland – zijn op deze plek Hebreeuwse handschriften verzameld. Aanvankelijk waren dat vooral theologische teksten, legt de van oorsprong Israëlische Shalev uit. ‘De teksten werden gebruikt om de taal van de bijbel zo goed mogelijk te begrijpen om op die manier zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke betekenis van de tekst te komen. Het bestuderen van het Hebreeuws was in de vijftiende eeuw dus vooral een middel in de zoektocht naar de juiste interpretatie van de bijbel.’

Handelsreizen

Op dat moment was de boekdrukkunst nog niet wijdverspreid. Wie een Hebreeuwse tekst wilde bestuderen, maar de taal zelf niet beheerste, moest daarvoor een leraar in de arm nemen. In de eeuwen daarna veranderde dat. Toen de boekdrukkunst haar intrede deed, werden boeken gepubliceerd waarmee men zich het Hebreeuws eigen kon maken, met dank aan een woordenlijst en uitleg van de grammatica. 

In de zeventiende eeuw ontstond opnieuw een verschuiving, signaleert Shalev. ‘Mensen gingen op handelsreis. Via die reizen kwamen ze ook in aanraking met allerlei verschillende talen, waardoor het eerste onderzoek naar de verwantschap tussen die talen ontstond. Ook het Hebreeuws was onderdeel van die zoektocht: men zag veel connecties met het Arabisch.’

Collectie verschuift van plek

Door al die verschillende contexten waarin het Hebreeuws werd gezien en gebruikt, kregen boeken over de bestudering van die taal in de bibliotheek steeds een andere plek, concludeert Shalev in haar onderzoek. ‘In eerste instantie werden de boeken niet eens in catalogi opgenomen, omdat het daarvoor een te kleine sectie was. Vervolgens zien we dat de boeken bij de theologische sectie werden geplaatst. Toen mensen meer op reis gingen, bestudeerden ze de boeken vooral in een oriëntaalse context. De taal werd een middel om de cultuur beter te begrijpen.’

Ook in die sectie zouden de boeken niet altijd mogen blijven staan, ontdekte Shalev bij het bestuderen van de catalogi die door de eeuwen heen in de Leidse universiteitsbibliotheek bewaard zijn gebleven. ‘In de jaren vijftig van de negentiende eeuw vond een groot project plaats waarbij de oriëntaalse catalogi opnieuw werden gestructureerd. Voor de Hebreeuwse boeken was vanaf dat moment in deze sectie geen plek meer.’

In- en uitsluiting

Zulke vormen van in- en uitsluiting zeggen volgens Shalev veel over hoe Joodse mensen door de eeuwen heen wel of geen plek kregen in de westerse cultuur en geschiedenis. ‘Die context is onmisbaar voor dit onderzoek. In de geschiedenis van Europa werd de Joodse bevolking afwisselend meer en minder geaccepteerd: in sommige periodes werd ze verdreven, in andere tijden getolereerd. Soms werd de Joodse cultuur zelfs gezien als basis voor de westerse christelijke cultuur, op andere momenten werd die juist beschouwd als iets oosters. Die fluctuerende beweging zien we terug in de positionering van Hebreeuwse manuscripten in catalogi.’

Metadata moderniseren

Shalev kwam bij haar onderzoeksobjecten terecht via een stage in de Leidse universiteitsbibliotheek, waarbij ze samen met anderen Hebreeuwse manuscripten digitaliseerde om ze wereldwijd beschikbaar te maken via open access. Daarvoor moesten de metadata worden gemoderniseerd. ‘Een paar maanden lang heb ik me ondergedompeld in grote Excelsheets waarin ik correcties en details aanbracht en titels transcribeerde naar het Hebreeuwse schrift. Ik schrok er soms van hoeveel informatie nog ontbreekt. Ik realiseerde me: hier valt van alles aan te onderzoeken.’ 

Bij dergelijke digitaliseringsprojecten zou in haar ogen altijd een lid van de gemeenschap die het betreft betrokken moeten zijn. ‘Anders mis je de culturele context die zo belangrijk is om een tekst of ontwikkeling beter te begrijpen. In deze tijd, waarin digitalisering een grote vlucht neemt en grote hoeveelheden informatie wereldwijd raadpleegbaar worden, is dat extra belangrijk. Het vormt een schril contrast met de tijden waarin bevolkingsgroepen, zoals de Joden, geen toegang hadden tot boeken in hun eigen taal en over hun eigen cultuur die in universiteitsbibliotheken lagen opgeslagen. Van die context moeten we ons bij projecten als deze altijd bewust blijven.’


Initiatiefprijs (2000 euro) voor Dia Wesseling

De initiatiefprijs van de Victorines 2022 ging naar Dia Wesseling, adviseur Educatie bij Probiblio. Zij ontving de prijs voor haar pleidooi om expert-leesconsulenten in te zetten binnen de Bibliotheek op school-aanpak, waarin structureel wordt samengewerkt met het primair onderwijs. In de visiepaper Sámen voor leren, die zij schreef voor de mastermodule Leren & Innoveren aan Schouten & Nelissen University of Applied Sciences, werkt Wesseling uit hoe ‘deze nieuwsgierige en leergierige experts, uitgerust met academische vaardigheden en actuele kennis van relevante onderwijsontwikkelingen en effectief leesonderwijs, leerkrachten helpen de taalontwikkeling, het leesplezier en de digitale vaardigheden van de leerlingen op een zo hoog mogelijk niveau te brengen’.


Eervolle vermelding voor Achter het nepnieuws

Ook IP viel dit jaar in de prijzen. Vincent M.A. Janssen ontving een eervolle vermelding voor Achter het nepnieuws, een serie van zes artikelen die hij schreef over de fenomenen desinformatie en fakenews. De artikelen zijn ook gebundeld in boekvorm. Hieronder vind je de artikelen zoals ze eerder verschenen in IP.

Deel 1: Nepnieuwsinflatie
Deel 2: Het mediadieet
Deel 3: De echokamer
Deel 4: De geloofscrisis
Deel 5: Pleisters en remedies
Deel 6: En nu?


Victorine van Schaick

De Victorine van Schaick Prijs is vernoemd naar Victorine van Schaick, een Nederlandse bibliothecaris en docent die zich in haar leven sterk heeft gemaakt voor het bibliotheek- en informatievak. Nadat ze in 1976 bij een verkeersongeluk om het leven kwam, richtten vakgenoten het Victorine van Schaick Fonds op, waaraan Van Schaicks familie haar hele nalatenschap doneerde. Sinds 1978 onderscheidt het fonds jaarlijks publicaties die bijdragen aan vernieuwing van het informatievak.


Anne van den Dool is tekstschrijver, auteur en cultureel journalist.

Deze bijdrage komt uit het digitale magazine IP #9-2022. Klik op de onderstaande button om het hele nummer te lezen.