UvA-onderzoekers adviseren kabinet over digitaal nalatenschap

Mobiele telefoon

Jaarlijks overlijden in Nederland ruim 150 duizend mensen. Daarmee worden ongeveer evenveel nalatenschappen afgewikkeld. Daar horen vrijwel altijd ook digitale ‘bezittingen’ bij. Toch is het Nederlands recht nog niet goed ingericht op alle vormen van digitaal bezit die mensen achterlaten na hun overlijden. In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties brachten rechtswetenschappers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) in kaart hoe verschillende online dienstverleners, zoals socialemediaplatforms, internetaanbieders, streamingdiensten en cloudopslagdiensten, omgaan met accounts en gegevens na een overlijden. In hun rapport Data na de dood identificeren de UvA-onderzoekers lacunes in het juridische kader en doen zij aanbevelingen voor verbetering.

Als iemand overlijdt, laat diegene tegenwoordig vrijwel zonder uitzondering ook digitale ‘bezittingen’ na, zoals een Facebook- of Instagramaccount, een mailbox of in de cloud opgeslagen fotoalbums. De afwikkeling van zulke digitale nalatenschappen wordt bemoeilijkt door verschillende ontwikkelingen. Zo bevindt steeds meer informatie zich in de cloud, een omgeving die wordt gecontroleerd door de voorwaarden van de aanbieders ervan. Daarnaast worden producten en diensten steeds vaker gebundeld aangeboden, waarbij de aanschaf van een laptop of telefoon bijvoorbeeld gepaard kan gaan met een abonnement op informatiediensten. Hierdoor komt een groot deel van het digitale bezit onder controle van één platform. Ook publiceren mensen tegenwoordig grote hoeveelheden eigen werk online. Dit alles maakt het voor nabestaanden onduidelijk wat wel en niet in de nalatenschap valt, en waar zij toegang tot en zeggenschap over moeten krijgen.

Weinig aandacht

Wetenschappers van het Instituut voor Informatierecht en de Afdeling Privaatrecht van de UvA onderzochten welke eventuele aanpassingen van het Nederlandse wettelijke kader wenselijk zijn met het oog op de adequate bescherming van de private en publieke belangen die spelen bij de afwikkeling van digitale nalatenschappen. Ze keken hiertoe naar het huidige beleid rond overlijden en de gehanteerde voorwaarden van een representatieve selectie van aanbieders van informatiediensten.

‘Het algemene beeld dat naar voren komt, is dat de aanbieders tot op heden weinig expliciete aandacht schenken aan de omgang met digitale inhoud na het overlijden van gebruikers’, vertelt onderzoeksleider Mireille van Eechoud, hoogleraar Informatierecht. ‘Een belangrijke conclusie is dat het voor gebruikers lastig is om grip te krijgen op wat bij overlijden gebeurt met accounts en de daaraan gekoppelde digitale inhoud. Dat komt door een complex wettelijk kader, het ontbreken van duidelijk beleid bij de aanbieders, en een grote diversiteit aan voorwaarden.’

Op veel gebieden rechtsonzekerheid

Met betrekking tot het toepasselijke wettelijk kader bestaat volgens de onderzoekers op veel gebieden nog rechtsonzekerheid. Die onzekerheid vloeit niet zozeer voort uit de erfrechtelijke normen, maar uit onduidelijkheid over welk digitaal ‘bezit’ überhaupt binnen de nalatenschap valt. Het gaat hierbij om onder meer data, de inhoud van accounts, virtuele zaken en portretrechten op afbeeldingen van personen. Het huidige overeenkomstenrecht, en dan met name consumentenrecht, is ook niet toegesneden op de specifieke ‘data na de dood’-problematiek van wat de juridische status is van digitale inhoud die achterblijft na overlijden.
Een onderbelicht probleem is dat gebruikers steeds vaker zelf auteursrechthebbende zijn, omdat zij content maken en publiceren die voor bescherming in aanmerking komt. Aangezien auteursrechten in de nalatenschap vallen, is ook hierbij de vraag wat de verschuiving naar de cloud betekent voor de daadwerkelijke controle die erflater en erfgenamen hebben over deze vermogensrechten.

Tot slot speelt dat in het Nederlands recht geen duidelijke erkenning bestaat van enig algemeen persoonlijkheidsrecht dat werking zou hebben na de dood. Hetzelfde geldt voor een recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de overledene. Het kabinet kon bij de invoering van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) de AVG ook van toepassing laten zijn op de persoonsgegevens van overledenen, maar heeft dit in – tegenstelling tot een aantal andere EU-landen – bewust niet gedaan.

Het onderzoek Data na de dood is onderdeel van het initiatief Digital Transformation of Decision making van de UvA. Het is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties en is op 6 juli 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer. Het onderwerp staat op de agenda van de Raad van Ministers van de EU (Justitie en Binnenlandse Zaken).