Recht op informatie: collectief rechtenbeheer en de (on)macht van CBO’s

Door: Mark Jansen

Veel informatieprofessionals zullen wel eens te maken hebben (gehad) met een collectieve beheersorganisatie (CBO), zoals BUMA, Stichting Leenrecht of Stichting Pro. Wat zijn de bevoegdheden van deze organisaties en waar liggen hun grenzen?

Op grond van de Auteurswet en de Wet op de Naburige Rechten (WNR) is het, behoudens uitzonderingen, exclusief aan de rechthebbende om te beslissen over (her)gebruik van auteurs-/nabuurrechtelijk beschermd materiaal. In de praktijk is het, zowel voor de rechthebbenden als de gebruikers, ondoenlijk om hierover op individuele basis afspraken te maken. Vandaar dat dergelijke afspraken veelal in collectief verband worden gemaakt, waarbij de rechthebbenden zich laten vertegenwoordigen door CBO’s. Naast de CBO’s die de rechthebbende vertegenwoordigen, zijn er ook CBO’s die ten behoeve van de rechthebbenden een specifieke wettelijke taak uitvoeren (zoals het incasseren van de reprovergoeding in het kader van de repro-uitzondering).

Een CBO heeft vaak de rechtsvorm van de vereniging of de stichting. Net als andere verenigingen en stichtingen betekent dit dat de statuten hun interne organisatie bepalen en dat zij extern net zoveel (of weinig) bevoegdheden hebben als iedere andere vereniging of stichting. Juridisch verschilt een bezoek van een bestuurslid van een CBO in principe niet van dat van een bestuurslid van de lokale voetbalvereniging. Beide personen kunt u eenvoudig weer de deur wijzen. Wanneer echter een deurwaarder bij u langskomt om, op basis van rechterlijk verlof, bijvoorbeeld bewijsbeslag te leggen, dan zult u de deurwaarder toegang moeten verlenen. Het is uiteraard denkbaar dat een CBO de opdrachtgever is van die deurwaarder.

Mogelijk bent u op grond van specifieke afspraken met een CBO verplicht om medewerking te verlenen aan bijvoorbeeld onderzoek door de CBO. Dergelijke afspraken zijn in beginsel bindend en kunnen worden afgedwongen. Sommige CBO’s hebben standaard in hun overeenkomsten een dergelijke clausule staan. Mits een dergelijke medewerkingsverplichting redelijk is vormgegeven, is hier ook best wat voor te zeggen. Voor deugdelijk collectief beheer zal de CBO immers moeten kunnen controleren of de gegevens waarop het collectief beheer is gebaseerd juist zijn.

Een dergelijke medewerkingsverplichting kan te ruim of te vaag zijn geformuleerd. Wat kunt u tegen dergelijke clausules doen, wanneer normaal overleg hierover niet tot verbetering leidt?

Er zijn verschillende opties denkbaar. Zo kunt u zich met klachten over de vijf organisaties met een wettelijk monopolie (Buma, de Stichting Reprorecht, Stichting De Thuiskopie, Sena en de Stichting Leenrecht) wenden tot het College van Toezicht Auteursrechten (CvTA, www.cvta.nl). Dat College moet volgens de wet er namelijk onder meer op toezien of de CBO ‘voldoende rekening houdt met de belangen van de betalingsplichtigen’. Overigens is op dit moment een wetsvoorstel aanhangig ter versterking van het toezicht op collectieve beheersorganisaties, op grond waarvan meer organisaties* onder het (preventief) toezicht komen te vallen en de CBO’s meer transparantie moeten betrachten (kamerstuknummer 31766).

Ook zou u zich, ook voor de CBO’s waarop de CvTA (nog) geen toezicht houdt, kunnen wenden tot de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), op basis van de stelling dat er sprake is van misbruik van een economische machtspositie. De CBO is immers feitelijk monopolist en zou te ver kunnen gaan in het eenzijdig dicteren van de door haar gehanteerde contractsvoorwaarden. Zowel een besluit van het CvTA als een besluit van de NMa over het al dan niet handhavend optreden kunt u (uiteindelijk) ter toetsing aan de rechter voorleggen.

Een derde mogelijke route is het uitlokken van een geschil met een CBO, bijvoorbeeld door een bepaalde vergoeding niet te betalen. Maakt de CBO vervolgens de gang naar de rechter, dan geeft u dit de gelegenheid om het punt van discussie met de CBO aan de rechter voor te leggen. Let wel: niet ieder geschil is geschikt voor deze laatste route. Zo is de vraag of het handig is om voor de rechter een discussie over de hoogte van tarieven te voeren (wat is immers redelijk?). Bovendien bestaat het risico dat u bij verlies veroordeeld wordt in de volledige (!) proceskosten van de CBO. Er dient dus niet lichtvaardig over deze laatste route te worden gedacht.

*Wanneer het huidige wetsvoorstel ongewijzigd door de Eerste Kamer wordt aangenomen, zal het toezicht ook gaan gelden voor de volgende organisaties: AGICOA Netherlands, Stichting Gesloten Netwerken (SGN), Stichting Groepstelevisie (STG), Stichting International Publishers Rights Organisation (IPRO), Stichting International Rights Collecting and Distribution Agency (IRDA), Stichting Literaire Rechten Auteurs (LIRA), Stichting Naburige Rechtenorganisatie voor Musici en Acteurs (NORMA), Stichting Pictoright, Stichting Platform Multimediaproducenten (PM), Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Stichting tot Exploitatie van Kabeltelevisierechten op Audiovisueel Materiaal (SEKAM), Stichting SEKAM Video, Stichting Stemra, Stichting Thuiskopievergoeding Audio Producenten (STAP), Stichting Verdeling Videoproducenten (SVVP), Stichting Videma en Vereniging tot Exploitatie van Vertoningsrechten op Audiovisueel Materiaal (VEVAM).

Mark Jansen is advocaat IT-recht en Intellectuele Eigendom bij Dirkzwager advocaten & notarissen.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 5 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen