Minder zenden, meer interactie!

Hoe betrek je met nieuwe media het publiek bij de collectie van je instelling? Deze vraag stond vrijdag 10 juni centraal tijdens de conferentie ‘Involve! Deel je mee?‘. Tijdens het tweede congres van Museum Future werd ingezoomd op de inzet van nieuwe en sociale media in culturele instellingen. Aan de inzet van nieuwe media blijkt geen gebrek, de participatie van het publiek blijft vooralsnog achter.

Door: Wouter Daemen

‘Hyves, kunnen we dat niet uitzetten?’, verzuchtte een topmanager van KLM in 2009. Een uitspraak die tekenend is voor de opvatting die bij menig managementteam heerst(e): social media zijn ‘leuk’, op zijn best een handige marketingtool, maar vooral iets waar je je medewerkers duidelijk en streng over dient voor te lichten om reputatieschade te voorkomen. Toch wisten social media bij KLM de afgelopen twee jaar uit te groeien tot volwaardige communicatie-instrumenten, ingebed in de organisatie. Belangrijkste oorzaak: de aswolk die in 2010 vrijwel het gehele Europese luchtruim plat legde. Alle telefoonlijnen, het e-mailverkeer en de websites raakten dusdanig overbelast dat KLM werd ’teruggeworpen’ op Twitter en Facebook. Met succes werd de communicatie tijdelijk volledig verlegd naar de eerder zo bekritiseerde social media. Het resulteerde in de bewustwording dat social media wel degelijk van toegevoegde waarde kunnen zijn en vragen om beleid. Over hoe dit beleid vorm heeft gekregen sprak Anna Ketting, manager social media bij KLM, tijdens haar keynote op de conferentie.

Zorg dat je daar aanwezig bent waar je publiek ook aanwezig is: een veelgehoord devies dat pleit voor de aanwezigheid van instellingen op sociale netwerksites als Hyves, Twitter en Facebook. Ketting gaat echter nog een stap verder: haak niet alleen aan bij bestaande en succesvolle platforms, maar maak ook gebruik van de daar aanwezige fenomenen en invloedrijke gebruikers. Probeer invloedrijke volgers voor je karretje te spannen of in ieder geval in positieve zin over je organisatie te laten communiceren. Personaliseer je communicatie en creëer op die manier ambassadeurs die over je praten en zo de reikwijdte van je instelling vergroten. Durf daarbij kritisch te zijn. Volgers moeten echt iets toevoegen, aan mooie aantallen volgers maar geen interactie heb je niets.

Dat ook de cultuursector op grote schaal de mogelijkheden van nieuwe media verkent, bleek wel uit de drie rondes van workshops en academies die volgden. Een breed scala aan projecten werd gepresenteerd. Aan innovatie geen gebrek. Projecten zijn crossmediaal (Spannendegeschiedenis.nl) of combinaties van verschillende kunst- en cultuurdisciplines (Schatkamer Domplein). Steeds meer projecten worden generiek opgezet en maken gebruik van open source software waardoor ze bruikbaar zijn voor de hele sector (Amersfoort op de Kaart). Ook lukt het steeds vaker culturele instellingen met elkaar te verbinden en samen te werken (Oneindig Noord-Holland en Hisotoriana). In met name de laatste twee punten ligt echter ook het pijnpunt verscholen. Het ‘involven’ speelt zich vooralsnog hoofdzakelijk af binnen de sector. Het betrekken van het brede publiek bij de vele initiatieven blijft vaak achter. Zelfs een project als Google Art weet slechts een kortstondige piek in de online bezoekersaantallen van het Rijksmuseum te genereren, maar blijkt op de lange termijn niet structureel tot meer bezoekers te leiden, laat staan tot meer participatie. Het ontbreekt nog aan middelen om de vluchtige (online) bezoekers meer blijvend te boeien en in gesprek te raken.

Bezoekers van culturele instellingen worden gedurende de conferentie meermalen gekarakteriseerd als halers en brengers, waarbij de halers gekenmerkt worden als de passieve consumenten van kennis en informatie en de brengers als actieve participanten die zelf graag aan de collecties willen bijdragen. De halers worden met de getoonde projecten in toenemende mate bediend. Het realiseren van de kerndoelstelling om al het erfgoed altijd en overal voor iedereen toegankelijk te maken is nog steeds ver weg, maar de sector timmert in dit streven stevig aan de weg.

De brengers worden weliswaar van harte uitgenodigd, maar eenmaal binnen wordt hun doen en laten met argusogen bekeken en worden ze niet van het juiste gereedschap voorzien om bij te kunnen dragen. De regie over de inhoud en presentatie blijft sterk in handen van de culturele instellingen zelf. Nieuwe en sociale media worden hoofdzakelijk ingezet om te informeren in plaats van te participeren. Bezoekers daadwerkelijk laten bijdragen aan collecties lijkt op gespannen voet te staan met die andere kernwaarde van musea en erfgoedinstellingen: het zo goed mogelijk zorg dragen, ordenen, presenteren en beschrijven van de nalatenschap van het verleden. Bezoekers hier in laten participeren roept het spookbeeld op van chaos, rommelige presentaties, waardeloze metadata en onoverzichtelijk en oncontroleerbaar gebruik. Of dit een gegronde angst is of niet meer dan koudwatervrees blijkt te zijn, is over een jaar wellicht een mooi thema voor een volgende congreseditie van Museum Future.