CLARIAH, een consortium van geesteswetenschappelijke onderzoeksinstellingen, ontvangt een NWO-subsidie van 12 miljoen euro voor het ontwikkelen van een digitale infrastructuur waarmee grote hoeveelheden data en software uit verschillende geesteswetenschappelijke disciplines aan elkaar worden gekoppeld en digitaal doorzoekbaar worden gemaakt.
De subsidie stelt het consortium in staat om grote discipline-overschrijdende vragen te onderzoeken over cultuur en maatschappelijke verandering. CLARIAH (Common Lab Research Infrastructure for the Arts and Humanities) levert de infrastructuur voor de paradigmaverschuiving die binnen de geesteswetenschappen plaatsvindt. Digital Humanities wordt door veel onderzoekers als de belangrijkste ontwikkeling in het vak gezien, maar tot nu toe was het niet goed mogelijk om de toenemende hoeveelheid digitale data uit de afzonderlijke vakgebieden in samenhang te zien.
CLARIAH levert de Nederlandse bijdrage aan de Europese onderzoeksinfrastructuren CLARIN en DARIAH. Drie deelgebieden vervullen een voortrekkersrol in CLARIAH:
- Sociaal economische geschiedenis: Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit en Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (KNAW)
- Taalkunde: Meertens Instituut (KNAW), Vrije Universiteit en Universiteit van Nijmegen
- Mediastudies: Universiteit van Amsterdam en Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
In totaal ontvangen zes grote onderzoeksfaciliteiten 81 miljoen euro subsidie. Dat maakten de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het ministerie van OCW gisteren bekend in een gezamenlijk persbericht. De vijf andere projecten die een bijdrage ontvangen zijn BBMRI-NL2.0: NL-Biobank Research Facility, High Field Magnet Laboratory HFML, NanoLabNL: Quantum Electrical Engineering QuEEn, Square Kilometre Array SKA en de Nederlandse bijdrage aan detector upgrades LHC CERN.
-> LEES VERDER: Welke nieuwe onderzoeksvragen worden hiermee mogelijk? Hoogleraar José van Dijck geeft in haar bijdrage ‘CLARIAH: big data, grand challenges’ antwoord op deze vraag