Door: Rob Feenstra, projectleider/consultant bij de Universitaire Bibliotheken Leiden en heeft als aandachtsgebied bibliotheeksystemen en de digitale bibliotheek
Ach, dat waren nog eens mooie tijden. De onwetende student ging naar de informatiespecialist en die kon precies vertellen hoe en waar de gevraagde informatie te vinden was. Over de kwaliteit hoefde niemand zich zorgen te maken: Bij de poort van de bibliotheek zat immers een vakreferent die er voor zorgde dat alle niet wetenschappelijk verantwoorde literatuur geweerd werd.
Tegenwoordig is dat wel anders. In de (om het afgrijselijke woord maar weer eens te gebruiken) tsunami aan informatie die we over ons heen krijgen moeten de bibliotheken hun uiterste best doen om overzicht te houden op wat zich waar bevindt.
En dan zitten we ook nog in het tijdperk van het fake news. De wetenschappelijke wereld heeft te maken met het groeiende ongemak van de predatory publishers, uitgevers die het open access-model misbruiken door auteurs te lokken met snelle en vrijwel gegarandeerde plaatsing van hun artikelen in goed aangeschreven, peer reviewed journals en dat tegen lage publicatiekosten.
Wie zijn Van Kooten en De Bie kent, denkt direct aan neutronenkorrels. En inderdaad, vaak blijkt er nauwelijks of geen peer review te zijn, blijven ook de taalfouten gewoon staan en is het e-journal niet meer dan een slordig vormgegeven website, die vaak dan ook niet is geïndexeerd door degelijke databases als Thompson Reuters en EBSCO.
Ondanks die geur van onbetrouwbaarheid zijn er genoeg auteurs die hun artikelen onderbrengen bij zo’n malafide uitgever. Gebrek aan geld en een grote publicatiedruk vergroten maar al te vaak de aantrekkingskracht en vertroebelen de kritische blik van de (vaak nog jonge) wetenschapper.
De afgelopen jaren is het aantal predatory publishers enorm gegroeid. De Amerikaanse bibliothecaris Jeffrey Beall begon in 2011 met een lijst waarop 18 ‘potential, possible, or probable predatory publishers’ stonden. Toen Beall zijn lijst begin dit jaar onverwacht offline zette, stonden er bijna 1300 roofdieruitgevers op.
Natuurlijk staan er genoeg goede artikelen in de journals die door predatory publishers worden uitgegeven, maar de rammelende acceptatiecriteria zorgen er voor dat er ook veel kaf tussen het koren zit, en dat is een kwalijke zaak (denk bijvoorbeeld aan artikelen in medische tijdschriften).
Het is lastig om dat kaf van het koren te scheiden. Vorig jaar heeft DOAJ (Directory of Open Access Journals, de meest bekende aanbieder van OA journals) veel tijdschriften verwijderd en werden de toelatingscriteria aanmerkelijk verscherpt. Niettemin bevat de DOAJ nog honderden journals die voorkomen in Beall’s lijst.
Wat is waarheid? Wie heeft gelijk? Het betekent in ieder geval dat de mensen aan de poort van onze informatiecentra een scherp oog moeten hebben voor deze (al dan niet) wetenschappelijke gelukszoekers.
Er circuleren op internet al veel pagina’s waarop tips staan om predatory journals te kunnen identificeren. Het gaat dan om vragen als ‘Heeft het tijdschrift een formele editorial board?’ of ‘Is het copyright goed en duidelijk geregeld?’ Uitgebreide voorbeelden zijn onder meer te vinden bij WAME (met de criteria van Beall en DOAJ), de MAP Newsletter en Think, Check, Submit (met daarachter o.a. PubMed Central en Springer).
Het is goed om de werkelijk onbetrouwbare tijdschriften buiten de deur te houden, want eenmaal binnen worden ze door onze klanten, die vertrouwen in ons hebben, als betrouwbaar beschouwd en dus is Minder! Minder! Minder! in dit geval nu eens volkomen op zijn plaats.