Training in Rwanda

Peter Horsman, zelfstandig adviseur, en René Pottkamp, archiefbeheerder bij het NIOD, gaven onlangs een archieftraining in Rwanda. De cursus is een onderdeel van het Gacaca Archive Project. In het Gacaca-archief bevinden zich de procesdossiers van de massale moordpartijen in 1994 in Rwanda. Hierbij lieten zo’n 500.000 tot 1 miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s het leven.

De cursus werd gehouden in mogelijk het best bewaakte archief ter wereld, vertelt René Pottkamp. Met ‘archief’ doelt hij op een gebouw op het kazerneterrein van de Rwandese nationale politie in Kigali, de hoofdstad van Rwanda. Wie hier naar binnen wil, ondergaat eerst een uitvoerige controle door de politie. ‘Het is goed dat het archief door de regering bewaakt wordt, want er zitten gevoelige dossiers tussen over mensen die van vele moordpartijen zijn verdacht.’

Gacaca

Na de massale moordpartijen in 1994 zijn honderdduizenden verdachten berecht door zogeheten gacaca-tribunalen. ‘De naam “gacaca” verwijst naar het “zachte groene grasveld” waar in vroeger tijden dorpsoudsten conflicten beslechtten in het bijzijn van de dorpsgemeenschap. Tussen 2005 en 2012 zijn zo’n twaalfduizend moderne gacaca-tribunalen ingericht. Deze leken-rechtbanken werden samengesteld uit dorpsoudsten, notabelen en andere mensen van aanzien die uit de gemeenschap naar voren kwamen,’ zegt Pottkamp.

Ze hebben tussen 2005 en 2012 naar schatting zestig miljoen pagina’s documenten en achtduizend gefilmde getuigenverklaringen en vonnissen geproduceerd. Het materiaal is vervolgens in dozen en zakken naar Kigali gezonden.

Sinds 2012 heeft het NIOD, Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, samen met Kings College in Londen, ngo Aegis en de USC Shoah Foundation, de missie om deze archieven te ordenen, conserveren en toegankelijk te maken voor publiek gebruik.

De basis

Aan dertien medewerkers van dit Gacaca-archief hebben Horsman en Pottkamp van 23 februari tot 6 maart een basistraining gegeven. ‘Daarbij kwamen zaken aan bod als het bewaren van het materiaal in zuurvrije omslagen in zuurvrije dozen, “ontijzeren” – dus alle nietjes en paperclips uit het materiaal verwijderen – en orde in de dossiers aanbrengen. En tot slot: een volgende stap maken in het beschrijven van de dossiers.’

De archieven zijn nu alleen nog op rechtbankniveau ontsloten. De volgende stap is om ze op persoonsnaam, op dossierniveau, te ontsluiten. ‘We hebben de dertien medewerkers van het archief geleerd hoe je dat handig kunt doen, zodanig dat je ook aansluit bij de internationale archiefstandaard.’

Couleur locale

Pottkamp stuitte op een couleur locale in de werkwijze van archiefbeschrijving. ‘Als wij in Nederland iemand identificeren, kijken we vrijwel altijd naar zijn of haar geboortedatum. In Rwanda is het gebruikelijk om naar de naam van de vader en de moeder te kijken. Omdat in een dorp of een wijk mensen met dezelfde achternaam kunnen wonen die al dan niet familie van elkaar zijn, wil men in de beschrijving van het dossier ook altijd de naam van de ouders vermeld hebben.’

Betrokkenheid

‘De cursisten hebben zover ik weet geen archiefopleiding genoten,’ zegt Pottkamp. Vanwege hun enorme betrokkenheid, gecombineerd met hun leeftijd en soms zichtbare littekens, vermoedt hij dat zich onder de medewerkers verschillende slachtoffers van de genocide bevinden. ‘Ze hebben me laten zien dat het niet erg is als je als archivaris betrokken bent, en dus in zekere zin bevooroordeeld. Deze mensen zien het belang van het archief in, voor de geschiedenis, maar ook als een soort monument voor wat er gebeurd is. Ondanks wat ze hebben meegemaakt gaan ze heel professioneel om met de documenten.’

Train-de-trainer

Pottkamp vond het ook mooi om te zien hoe de cursisten in de groep zelfverzekerder werden. ‘Het doel van de training was om de medewerkers een methode aan de hand te doen om snel de archieven te kunnen beschrijven, zodat ze die methode weer aan hun collega’s kunnen leren – het train-de-trainerprincipe. Dat is gelukt.’

Een vervolgtraining staat vooralsnog niet gepland, maar een verdiepingscursus zou handig zijn, denkt Pottkamp. ‘Als het archief straks beter ontsloten is, zullen er meer aanvragen voor uitleningen komen. En dan is het goed om te weten hoe je een uitleenadministratie moet gaan bijhouden – ook om ervoor te zorgen dat de stukken niet zoekraken.’

Deze bijdrage komt uit IP nr. 3 / 2015. Het gehele nummer kun je hier lezen