Op 16 juni vond het eerste jaarlijkse symposium over beeldende kunst met een LGBTQI-thema in het publieke domein plaats. LGBTQI staat voor ‘lesbian, gay, bisexual, transgender, queer and intersex people’. Het symposium werd georganiseerd door Queering the Collections, een netwerk dat zich inzet voor de zichtbaarheid van queer aspecten in en van publieke collecties.
Door: Riemer Knoop
Gender- en seksuele diversiteit is iets wat ook erfgoedcollecties en -presentaties aangaat. Die is ondanks vrij succesvolle onzichtbaarmaking toch echt van alle tijden en plaatsen, en LHBT’s hebben het recht zich gezien en erkend te weten, zeker op publieke podia. Dat is althans de overtuiging van een groep instellingen en activisten die samenwerken in het initiatief Queering the Collections. Trekkers zijn Amsterdam Museum, Stadsarchief, Van Abbemuseum, IHLIA, Reinwardt Academie, COC en UvA (Master Public History).
Sinds 2015 zijn er congressen geweest over gender/seksuele diversiteit in musea (OBA, 2015), archieven (Stadsarchief, 2016) en architectuur (Nieuwe Instituut, 2016). Rondom Gay Pride en Euro Pride zijn er programma’s in veel erfgoedinstellingen in de stad. De gemeente Amsterdam steunt een beetje, verder doen de instellingen veel zelf, meestal in natura.
Over de activiteiten vorig jaar verscheen een jaarverslag. Dat werd op 16 juni ten doop gehouden met een congres The Art of Queering: hoe LHBT zelf onderwerp van beeldende kunst kan zijn. Meer dan honderd QtC-sympathisanten, waaronder veel buitenlanders en expats, waren op de hete vrijdagmiddag in juni naar de Erfgoedarena gekomen om dit te vieren. Meer dan duizend livestream-kijkers keken thuis mee.
Warhol revisited
Keynotespreker Jonathan D. Katz (hoogleraar in Buffalo en Bochum) had sensationeel nieuws. Recent onderzoek toonde aan dat de sleutelopmerkingen van kunstenaar Andy Warhol over pop art eigenlijk over zijn eigen homoseksualiteit gingen. Pas teruggevonden transcripties van een interview met hem voor Art News (1963) tonen dat hij het over zijn seksuele habitus had, waarin hij zich vergelijkt met een machine.
Die referenties zijn er in de publicatie uitgeknipt. De opmerkingen over ‘machine’ lijken daardoor opeens op zijn eigentijdse kunstopvattingen te slaan. Terwijl hij juist op een heel ander abstractieniveau duidelijk wilde maken dat wat wij nu zijn queer-zijn zouden noemen, een radicale, anti-establishment politieke keuze was. De labels op de Campbell’s-soepblikken scheuren in zijn werk misschien niet voor niets tussen de twee lettergrepen doormidden: Camp en bell. Maar toen het geld al spoedig begon binnen te klotsen vond Warhol die mystificatie misschien eigenlijk wel zo handig. Hij sprak heteronormatieve interpretaties van zijn werk niet tegen. Bekijk je echter dat met deze kennis, dan zie je een onmiskenbare queerness, plus een nog steeds actuele cultuurkritiek.
British Queer Art 1861-1967
We waren superblij met de jonge Clare Barlow, assistant curator van Tate Britain. Die had bij binnenkomst in het museum haar voornemen gewoon kunnen uitvoeren: een grote tentoonstelling over de Britse LHBT-(kunst)wereld. Ze koos voor de periode tussen afschaffing van de doodstraf voor homoseksuele praktijken in 1861 en de vrijwel gehele verwijdering van gelijkgeslachtelijke activiteiten uit het Britse wetboek van strafrecht een eeuw later. Haar kompas was dit: meer dan de helft van Britse jongeren, blijkt uit onderzoek, identificeert zich niet met ‘gewoon’ hetero. ’t Is alles fluïde, door elkaar, meerduidig. Je kunt als museum dus maar beter gelijk aan die veranderende identiteiten tegemoetkomen, in programmering, narratief, sfeer en openheid. Met British Queer Art (nog tot oktober) lukt dat zeker.
In haar spannende the making of-verhaal maakte Clare vooral duidelijk hoe belangrijk informele netwerken zijn. Van de instituties hoef je niks te verwachten, je moet het hebben van een coalition of the willing voor kennis, knowhow en achtergrondinformatie over een maatschappelijke situatie van nog niet eens zo lang geleden. En qua resultaat moet je ook hier kijken met voorkennis, anders zie je het niet. Maar haar tentoonstelling is niet zozeer een feest van voyeurisme als wel het vieren van moedige gemeenschappen van mannen en vrouwen die tegen de verdrukking in leefden hoe ze vonden dat ze moesten leven.
Panel over Nederlandse ervaringen
Een korte serie vraaggesprekken bracht Nederlandse voorbeelden op dit gebied in beeld. Nancy Jouwes lichtte toe hoe haar organisatie Mama Cash zich sinds 1983 inzet voor rechten van vrouwen, meiden en transgenders, met geld, in binnen- en buitenland. Het Bijlmer-erfgoedinitiatief Imagine IC ondersteunt (en documenteert) de eigen verhalen van alle mogelijke soorten minderheden, ook LGBT’s in Zuidoost-Amsterdam. De grootschaligheid en anonimiteit van deze suburb was in de jaren ’70 aantrekkelijk voor menige queer. Daniëlle Kuijten van Imagine toonde hoe dat door hen recent stevig in het zonnetje werd gezet, trots en zelfbewust.
Mirjam Sneeuwloper deelde tot slot hoe lastig het is om je van je straight innocence bewust te worden. Dat is belangrijk als je je, als Amsterdam Museum, werkelijk en actief wilt identificeren met diversiteitsgroepen als LHBT’s. Waar te beginnen? Met de erkenning dat een en ander niet op een dienblaadje wordt opgedist.
Een wilde discussie – of juist niet
Als uitsmijter was er een korte presentatie door de bekende fotografe Mickey Hoogendijk, die net een tentoonstelling had in museum Jan van de Togt. Haar androgyne en transgender-series lijken zich te lenen voor analyse van kijken, bekeken worden en reflectie. Dat liep anders – vanuit de zaal was commentaar op gebruik van ‘hij’” voor de transgender, sommigen stoorden zich aan een mogelijk mondain-commerciële inslag in Hoogendijks aanpak, de discussie daarover hortte. Het gedruis schetste dat hoezeer allen zich ook achter het thema queering mogen scharen, dat nog niet betekent dat iedereen het daarom met elkaar ook gelijk over heel andere dingen eens is.
Verdere informatie over Queering the Collections is te vinden op www.ihlia.nl/queering/.