Eind 2013 sloot de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam haar deuren. De meer dan tien kilometer collecties waren toen al verdwenen uit het KIT-gebouw aan de Mauritskade, en de vijftig personeelsleden van de bibliotheek ontslagen. Oud-bibliotheekdirecteur Hans van Hartevelt doet in zijn onlangs verschenen roman ‘De verkwanseling van een kroonjuweel’ een boekje open over de sluiting. Jos Damen vroeg hem naar de achtergronden van het verhaal over de neergang.
Door: Jos Damen*
De bibliotheek was onderdeel van het KIT, een grote speler op het gebied van internationale samenwerking, dat ook bijvoorbeeld het Tropenmuseum beheerde. De collectie van de KIT-bibliotheek bestond uit elf kilometer boeken en tijdschriften, vooral op sociaal-economisch, medisch, landbouw- en cultureel gebied. De collectie was opgebouwd sinds de achttiende eeuw. De subsidie voor het KIT werd de laatste jaren door de bewindslieden Knapen en Ploumen afgebouwd van ca. 25 miljoen in 2011 naar nul in 2014. Het KIT sloot daarop zijn theater en bibliotheek, stootte het museum af en concentreert zich nu op zijn werk in internationale samenwerking. De bibliotheekcollectie werd eind 2013 verdeeld over meer dan twintig instellingen, waarvan de belangrijkste zijn: de Bibliotheca Alexandrina in Caïro (Egypte), de Leidse Universiteitsbibliotheek en de Nederlandse Vereniging Medisch Erfgoed in Urk (zie kader). Met zijn roman De verkwanseling van een kroonjuweel vertelt Hans van Hartevelt het verhaal van binnenuit.
André Hazes
Van Hartevelt: ‘Toen de eerste boeken van de collectie het KIT-gebouw uit gingen en André Hazes uit de boxen van de verhuizers begon te schallen, dacht ik: “Dit verhaal moet ik opschrijven”. Niet uit rancune of om te zwartepieten, en ook geen verhaal van good guys tegen bad guys. Nee, puur het vastleggen van het proces, zodat anderen daarmee hopelijk meer inzicht krijgen. De werkelijkheid was natuurlijk gruwelijker en harder dan in het boek (opengebroken cao met uitgeklede ontslagregelingen), maar als romanschrijver schaaf je dat tot een verhaal.’
Omzet
‘Te groot om om te vallen? Dat heb ik wel gedacht, maar dat bleek naïef. Op het hoogtepunt, tussen 2008 en 2011, had het KIT in totaal een omzet van 45 miljoen euro per jaar. Daarvan kwam ongeveer de helft van de overheid, maar dat was géén lumpsum, maar outputfinanciering. De andere helft haalde het KIT uit de markt. De omzet van de bibliotheek was vier miljoen. Dat betekende dat het KIT producten leverde waar het financiering voor kreeg, bijvoorbeeld de overdracht van landbouwkennis in Ghana, of een bibliotheekproject in Mozambique. De rapportages en de productiecijfers bepaalden de financiering. Er waren kwalitatieve en kwantitatieve afspraken, projecten gingen vooral op basis van inschrijving. “De overheid op afstand”: het werkte als een trein.’
Bibliotheek: 25% inkomsten
‘Voor de bibliotheek, met een omzet van vier miljoen per jaar, werd een miljoen uit de markt gehaald, vooral op het gebied van informatiedienstverlening (een bibliotheekdienst draaien voor Artsen zonder Grenzen, ECDPM, ICCO; website voor OIKOS, adviesmissies, informatiecentra en trainingen, met bijvoorbeeld Elsevier, in wel 35 landen). En toen ging het mis.’
‘Vanaf 2010 ging de wind anders waaien. Het ministerie van Buitenlandse Zaken prees ons met de mond, maar de financiering ging op slot. Staatssecretaris Knapen vroeg ons een plan te maken voor drie jaar, daarna voor vijf jaar en daarna met een “doorkijkje” naar 2020. Vervolgens verweet men het KIT dat we business as usual wilden bedrijven. Maar je kan bestaande producten toch niet ineens inhoudelijk omgooien? Dat is schieten in je eigen voet!’
KB
‘Op een hoorzitting van de vaste Kamercommissie betitelde Knapen het KIT als een ratjetoe. De regering viel, maar Knapen trok op zijn laatste werkdag toch de stekker uit het KIT. Onder zijn opvolger Ploumen ging geen andere wind waaien. Waarom niet? Dat is me een raadsel. We moesten wel het ene na het andere plan schrijven, om uiteindelijk in april te horen te krijgen: toch maar niet. Ik had de Koninklijke Bibliotheek daarvoor gelukkig al benaderd om de collectie eens door te lichten: uniciteit, belang et cetera. Die commissie, onder voorzitterschap van Bas Savenije, heeft daar toen naar gekeken, in het kader van verweesde collecties. Veertig procent van de KIT-collectie bleek uniek in Nederland. De commissie heeft toen een onderscheid gemaakt in de collectie: voor de boeken van vóór 1950 (“koloniaal erfgoed”) had de overheid een zorgplicht, en voor de periode na 1950 moest de uniciteit bekeken worden en moest er zorgvuldig ontmanteld worden.’
Bussemaker
‘Toen kwam minister Bussemaker om de hoek kijken. Zij werd aangesproken op het punt van het cultureel erfgoed. Zij en minister Ploumen waren bereid tot een transitiefinanciering van het KIT op twee voorwaarden: (1) het Tropenmuseum los van het KIT, en dat museum dan in fusie met Leiden en Berg en Dal en (2) de collectie van de bibliotheek wordt overgedragen aan het rijk. We juichten, maar wisten hoe moeilijk het zou worden. We hebben van alles geprobeerd om zelfstandig verder te gaan (Partos, SNV, ZAH, vermogensbeheerders), maar voor een goed plan heb je startkapitaal nodig, en vooral tijd om contracten rond te krijgen. Dat lukt niet in een half jaar, maar we hadden uitstekende vooruitzichten en al een project van 16 fte op zak.’
Zorreguita
‘Wat me het meest stoort, is dat Nederland nu een deel van zijn institutioneel verleden kwijt is. De collectie is verknipt en opgedeeld. De samenhang is er niet meer. Wie de geschiedenis van de Nederlandse relatie met het buitenland in de laatste vijftig jaar wil schrijven op het gebied van ontwikkeling, vond bij het KIT honderdduizend rapporten over dat onderwerp. Die liggen nu deels in Egypte. Hoogleraar Michiel Baud vertelde dat hij zijn studie naar de vader van Máxima, Jorge Zorreguita, niet had kunnen doen zonder de KIT-collectie. Tweehonderd bibliotheken in Afrika die afhankelijk waren van de dienstverlening van de KIT-bibliotheek hebben geklaagd bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat vooral bleef zwijgen. Het ministerie van Onderwijs was natuurlijk blij dat het erfgoed naar Leiden ging, zodat er geen lastige Kamervragen kwamen over de verkwanseling van cultuur.’
Falen
‘Je hoort wel eens opmerkingen over een veronderstelde arrogantie bij het KIT, over de slechte relatie tussen het KIT en het ministerie op topniveau. Ik vind dat het toenmalige bestuur de onderhandelingen met het ministerie van Buitenlandse Zaken goed gedaan heeft. Er wordt beweerd dat het KIT zijn gelijk via de rechter wilde halen, maar dat gebeurde pas nadat overleg mislukt was: en het hele MT en de toezichthouders steunden de opstelling van het bestuur. Het was, achteraf gezien, een collectief falen: van het ministerie, van het KIT – dus ook van mij –, maar ook van het bedrijfsleven dat ons heeft opgericht, zoals Shell, Unilever en ABN AMRO, en van de gemeente Amsterdam.’
Sleutelroman
‘Of mensen in de roman herkenbaar zijn? Dat moet de lezer zelf maar uitmaken. Mijn roman is een sleutelroman genoemd, maar ook een apologie. Ik hoop echter dat mensen de roman lezen als meer dan een sleutelroman, want uiteindelijk probeer ik de zaak natuurlijk boven een specifieke bibliotheek uit te tillen. Ik heb geprobeerd uit te leggen wat er met 250 jaar cultureel erfgoed kan gebeuren, en ook welke pro-cessen daarbij spelen. De politiek speelde natuurlijk een grote rol.’
‘Ontwikkelingssamenwerking moest anders – daar had ik alle begrip voor. Ik vond juist dat het KIT daarmee bezig was, samen met onze partnerinstellingen. Verder is er de interne en externe machtswerking: bestuur, toezichthouders, personeel. Je kunt niet iemand aanwijzen die als enige heeft gefaald. Ook een saneerder krijgt een opdracht en voert die uit.’
‘Ik hoop vooral dat mensen zich achter de oren krabben, want denk als bibliotheek maar niet dat je veilig bent. Mene tekel. Verder hoop ik op wet- en regelgeving, want in de komende nieuwe bibliotheekwet staat veel over taken en bestuurslagen, maar niets over hoe er omgegaan moet worden met verweesde collecties. Een gemiste kans.’
Held Serageldin
‘Natuurlijk waren er lijkenpikkers. Je moet eens weten hoeveel handelaren de kaartcollectie direct wilden komen ophalen. Maar ik ben ook mooie personen tegengekomen, zoals professor Mart van Lieburg die de hele medische collectie naar Urk heeft gebracht en daarmee behouden heeft. En Ismail Serageldin: die man ís een instituut. Hij is directeur van de Bibliotheca Alexandrina, en was zeer resoluut in zijn email: stuur alles maar naar Egypte. “I can’t stand the thought of books being shredded.” Serageldin, voormalig vicepresident van de Wereldbank, is een man van eruditie, en gelukkig ook iemand met macht en kennissen. In de roman houdt hij als tribuut zijn eigen naam. Die 400.000 boeken zijn veilig in Egypte. In Nederland is cultuur niet veilig. Wij zijn gezegend met een ex-staatssecretaris van cultuur (Zijlstra – JD) die in functie trots verklaart dat hij blij is dat hij geen verstand van cultuur heeft.’
Waar is de 11 km boeken en tijdschriften van het KIT gebleven?
De drie belangrijkste overnames
- Bibliotheca Alexandrina (Egypte): 400.000 boeken, 20.000 tijdschriften
- Universiteit Leiden: ‘koloniaal erfgoed’ (vóór 1950) en kaart- en atlascollectie (<100.000)
- Medische geschiedenis in Urk: ca. 20.000 banden en 500 tijdschriften
De rest
- Afrika-Studiecentrum Leiden: ca. 3.000 boeken
- Ambassade Indonesië: 13.000 publicaties
- Amsterdam Pipe Museum: kleine (Nederlandstalige) deelcollectie
- Atria, Kennisinstituut voor emancipatie Amsterdam: <100 publicaties
- Bibliotheek Moluks Instituut voor Kerk & Samenleving: ca 300 publicaties
- Burma Centrum Nederland (Amsterdam): aantal tijdschriften en boeken
- Goethe Universität, Frankfurt: 2.000 boeken
- Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba: ca. 100 boeken
- KNAW, Huygens Institute for the History of the Netherlands: tijdschrift Die Umschau
- KITLV Leiden: ca. 12.000 publicaties
- Koninklijke Biblotheek, Den Haag: resterende Nederlandstalige unica
- Maritiem Museum Rotterdam: 3.800 publicaties
- Nederlandse Antillen: ongeveer 10.000 publicaties
- NIOD Amsterdam: 1.200 publicaties
- Openbare Bibliotheek Gouda: aantal publicaties over cacao
- Rijksmuseum Amsterdam: 12.000 publicaties
- Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, Deventer: 3 dozen publicaties
- Suriname: 25 meter publicaties
- Vredespaleis Den Haag: 4.000 boeken en ca. 100 tijdschriften
- Duizenden particulieren die op de laatste dag de restanten mochten meenemen: enkele duizenden publicaties
Bron: www.kit.nl/kit/bibliotheekcollectie-onder-dak/ (gecorrigeerd)
Recensie ‘De verkwanseling van een kroonjuweel’
Mislukte roman – en toch verplichte literatuur
Door: Jos Damen
Hans van Hartevelt geeft als ex-baas van de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in zijn roman De verkwanseling van een kroonjuweel van binnenuit een mooi portret van de ondergang van de KIT-bibliotheek: van drie miljoen subsidie naar nul, van elf kilometer boeken naar niets, van vijftig medewerkers naar lege kamers. Het gebrek aan cultureel besef van de overheid ten opzichte van het KIT was eind 2013 een schandvlek op Nederlands aanzien in het buitenland, en Van Hartevelt geeft in zijn roman knap weer hoe de ondergang plaatsvond, en vooral hoe de nauw betrokkenen daarin acteerden.
Dat doet hij op een slimme manier: de lezer kijkt mee door de ogen van een van de wat meer sympathieke hoofdpersonen, de wat brommerige Jeroen van Helferen, afdelingshoofd van het ‘KIOC’. In dertig hoofdstukken gaat het onafwendbaar de verkeerde kant op, in titels lopend van Rechtszaak via Nieuwe kansen tot De onttakeling. Ondertussen schetst Van Hartevelt portretten van de hoofdrolspelers, in wie de ingevoerde lezer zonder moeite kenmerken van de echte hoofdrolspelers Jan Donner, Bram van Ojik, Rudy Rabbinge, Jasper van Dijk en Ben Knapen herkent. Maar ze zijn het natuurlijk ook niet, want Van Hartevelt boetseert de werkelijkheid zodanig dat het verhaal overeind blijft, en componeert de figuren vooral om met zijn verhaal te laten zien dat in deze Griekse tragedie ieder zijn rol speelt, maar dat niet de personen, maar de achterliggende politieke werkelijkheid doorslaggevend is. Daarmee tekent hij een realistisch beeld van de laatste jaren van het KIT als geheel.
Als roman vind ik De verkwanseling van een kroonjuweel niet geslaagd. De ontknoping is bekend, en Van Hartevelt weeft – behalve de ‘redding’ van de boeken – geen andere verhaallijn in. De hoofdfiguren blijven te veel van bordkarton, juist omdat ze niet veel meer kunnen doen dan hun noodlot acteren. De roman is wél zeker geslaagd als sleutelroman. In bibliothekenland zal iedereen meevoelen met of lachen om sommige van de personages. Datzelfde geldt voor de wereld van ontwikkelingssamenwerking en universiteiten, met bijkans even grote ego’s als in de politiek.
Toch is deze roman verplichte literatuur voor iedereen uit de wereld van cultureel erfgoed. Van Hartevelt schetst het krachtenveld, en de soms schijnbaar onafwendbare gang van zaken. In de roman heeft slechts één persoon het voorrecht gekregen om met eigen naam genoemd te worden. Dat is de held van het verhaal, die bijna eigenhandig vierhonderdduizend boeken uit een Nederlandse bibliotheek redt van de vuilnishoop door ze in veiligheid naar Egypte te brengen: Ismail Serageldin, directeur van de Bibliotheca Alexandrina. Ergens gloort altijd hoop.
Hans van Hartevelt | De verkwanseling van een kroonjuweel | In de Knipscheer | ISBN 9789062658626 | € 19,50
Jos Damen is hoofd van bibliotheek en IT bij het Afrika-Studiecentrum in Leiden.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 8 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen