Door: Theo Bosboom
Het recente tragische skiongeluk van prins Johan Friso heeft het bekende spanningsveld tussen de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op privacy anderzijds weer eens naar boven gebracht. Bij de bezoeken aan het ziekenhuis werd de koninklijke familie opgewacht door hordes journalisten en klikkende camera’s, terwijl zij misschien meer dan ooit de behoefte heeft gevoeld om met rust gelaten te worden.
Ook bij historisch beeldmateriaal kan de vraag opkomen of publicatie geoorloofd is en kunnen er tal van potentiële belangenconflicten spelen. Dit geldt met name indien er personen herkenbaar zijn afgebeeld op de betreffende beelden. Voor een beheerder van een beeldarchief kan het al snel een lastige juridische puzzel worden. Vaak is er een evident historisch belang bij publicatie van het materiaal. Maar weegt dat zwaar genoeg en wie kunnen er eigenlijk allemaal bezwaar maken? Bij beelden (voor het gemak ga ik hierna even uit van foto’s) zijn er in elk geval twee potentiële bezwaarmakers: de auteursrechthebbende en de geportretteerde.
Foto’s worden nagenoeg altijd beschermd door auteursrecht. Dat recht blijft van kracht tot (kort gezegd) zeventig jaar na de dood van de auteur, dan wel, indien een rechtspersoon auteursrechthebbende is, zeventig jaar na de eerste publicatie. Na de dood van de fotograaf kunnen zijn erfgenamen het auteursrecht nog blijven uitoefenen.
Omdat de auteursrechthebbende zich in beginsel kan verzetten tegen iedere openbaarmaking en verveelvoudiging van zijn beelden, is het verstandig om hem van tevoren om toestemming te vragen voor publicatie. Dat is echter vaak veel makkelijker gezegd dan gedaan, want de naam van de fotograaf is niet altijd bekend. En soms is misschien wel bekend wie de foto gemaakt heeft, maar is de fotograaf volstrekt onvindbaar. Bovendien kunnen de auteursrechten inmiddels zijn overgedragen aan een uitgever of in handen zijn gekomen van (onbekende) erfgenamen. Het probleem van de zogenoemde ‘verweesde werken’ is inmiddels onderkend door de Europese Commissie, die op 24 mei 2011 een voorstel heeft ingediend voor een richtlijn die het gebruik van dergelijke werken door culturele instellingen onder bepaalde omstandigheden mogelijk moet maken. Het zal echter nog wel even duren voordat deze richtlijn van kracht wordt.
Tot die tijd blijft voorzichtigheid geboden bij het toegankelijk maken van beeldmateriaal zonder toestemming. Hoewel er enkele beperkingen gelden op het auteursrecht, zal het historische of journalistieke belang van een foto of een heel fotoarchief in beginsel geen rechtvaardiging vormen voor publicatie.
Daarnaast kunnen personen die op een foto herkenbaar zijn afgebeeld, mogelijk hun portretrecht inroepen. Hiervoor is vereist dat zij – of na hun dood de nabestaanden – daarbij een redelijk belang hebben. Dit kan zowel een commercieel belang zijn (een bekende persoonlijkheid die normaal gesproken geld zou kunnen vragen voor een publicatie) als een moreel belang (vaak de bescherming van de privacy).
Het portretrecht geldt niet absoluut. Zoals uit de kwestie Friso blijkt, kunnen er andere rechten zijn die zwaarder wegen, waardoor er toch zonder toestemming gepubliceerd mag worden. In de rechtspraak gaat het vaak om de botsing tussen enerzijds de persvrijheid/de vrijheid van meningsuiting en anderzijds de privacy/het portretrecht.
In een recente uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens inzake het publiceren van foto’s in Duitse tijdschriften van prinses Caroline van Monaco tijdens een skivakantie, werd geoordeeld dat in dergelijke gevallen een ‘fair balance’ gevonden moet worden tussen het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting. De volgende criteria zijn daarbij van belang:
- draagt de publicatie bij aan een debat van algemeen belang;
- hoe bekend is de persoon die gefotografeerd is;
- het eerdere gedrag van de betreffende persoon;
- inhoud, vorm en gevolgen van de publicatie;
- de omstandigheden waaronder de foto genomen is.
In dit geval werd de publicatie geoorloofd geacht. Hoewel deze criteria een aardige leidraad geven, kunnen de belangenafweging en de relevante criteria uiteraard net weer anders zijn bij historische beelden. Al met al kan de beoordeling of bepaalde archiefbeelden wel of niet zonder problemen gepubliceerd kunnen worden uiterst complex, tijdrovend en lastig zijn, zelfs voor getrainde juristen.
Theo Bosboom is advocaat en partner IT-recht & Intellectuele Eigendom bij Dirkzwager advocaten & notarissen.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 4 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen