Recht op informatie: het verschil tussen analoog en digitaal in de auteurswet

Door: Mark Jansen

Toen ik onlangs sprak op het IDM Congres in Den Haag, kwam onder andere een vraag over de digitale knipselkrant uit de zaal: waarom gelden er strengere criteria voor de digitale knipselkrant dan voor de analoge variant? Deze vraag leent zich om te laten zien dat de auteurswet onderscheid maakt tussen analoog en digitaal gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken. In een geschil tussen de Stichting Reprorecht enerzijds en NBLC en de Provincie Noord Brabant anderzijds, besliste de Hoge Raad alweer in 1995 dat nieuwsartikelen vrijelijk in een papieren knipselkrant mogen worden overgenomen. De Hoge Raad overwoog dat de betreffende uitzondering in de auteurswet met name ertoe strekt de ‘free flow of information’ te waarborgen. Dit belang weegt voor nieuwsberichten zwaarder dan het belang van de auteurs van die berichten. Dit geldt echter alleen voor nieuwsberichten en dergelijke. Bij andersoortige berichten kan de auteur zijn auteursrechten voorbehouden en is overname in een knipselkrant niet toegestaan. Al met al zeer veel ruimte voor de papieren knipselkrant dus, zolang de overgenomen artikelen maar nieuwsberichten betreffen.

Op 22 mei 2001 werd op Europees niveau de auteursrechtrichtlijn vastgesteld. Aanleiding voor deze nieuwe richtlijn vormen de technologische ontwikkelingen die zich (ook toen al) in hoog tempo voordeden. Dankzij de opkomst van het internet en de steeds goedkopere elektronica, werd het steeds makkelijker om op zeer eenvoudige wijze snel, goedkoop en grootschalig auteursrechtelijk beschermd materiaal te kopiëren. Besloten werd dan ook het ‘digitale auteursrecht’ in heel Europa zoveel mogelijk gelijk te trekken en een hoog beschermingsniveau te introduceren. Er werd slechts een beperkt aantal uitzonderingen toegestaan op dat hoge beschermingsniveau. Alleen voor analoog gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken geldt dat lidstaten van de Europese Unie de bestaande uitzonderingen nog mochten handhaven.

De uitzonderingen die de auteursrechtrichtlijn noemt zijn allemaal streng geformuleerd. Bovendien introduceert de richtlijn de zogenaamde ‘driestappentoets’: (1) een uitzondering mag slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, (2) mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken en (3) de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad. Dat is gezien de achtergrond van de richtlijn ook niet zo verrassend. Het is niet de bedoeling van de wetgever dat met een beroep op een uitzondering bijvoorbeeld een concurrerend product zou kunnen worden ontwikkeld of anderszins op grote schaal de belangen van de rechthebbende zouden kunnen worden geschaad.

Deze gedachtegang is ook terug te zien in een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 maart 2005 over diverse digitale knipselkranten die op rijksministeries werden ontwikkeld. De Rechtbank Den Haag overwoog dat dergelijke digitale knipselkranten – onder meer vanwege de zoek- en archieffunctie in dergelijke bestanden – de eerder genoemde ‘driestappentoets’ niet kunnen doorstaan. De krantenuitgevers zouden volgens de rechtbank op onredelijke wijze worden belemmerd in de eigen digitale exploitatie van hun materiaal, wanneer het de Staat vrij zou staan om zelf zonder enige vergoeding eigen digitale knipselkranten op te zetten. Er is onder juristen wel discussie over deze uitspraak geweest. Ik denk echter dat het nettoresultaat in lijn is met de bedoeling van de Europese wetgever.

Analoog en digitaal gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal wordt dus soms verschillend beoordeeld. Een beroep op een uitzondering in de auteurswet bij analoog gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal, wordt uiteindelijk veelal beoordeeld door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in het verleden wel laten zien flexibel met de uitzonderingen in de Auteurswet om te willen springen en ruimte te willen laten voor ongeschreven uitzonderingen. Voor digitaal gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal is het laatste woord aan het Europese Hof van Justitie. Dat Hof heeft te oordelen over een richtlijn die op zichzelf streng is geformuleerd. Er zijn dan ook al enkele uitspraken door het Hof van Justitie gedaan waarin het Hof inderdaad een ruime beschermingsomvang aanneemt van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Tegelijk lijkt dit Hof de laatste jaren ook wel voorzichtig enige ruimte te bieden voor een wat flexibelere benadering van het auteursrecht (meest recent in maart 2012). Wat de uitkomst is van die ontwikkelingen, moet verder worden afgewacht.

Mark Jansen is advocaat IT-recht en Intellectuele Eigendom bij Dirkzwager advocaten & notarissen.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 6 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen