Recht op informatie: linken is niet echt link

Door: Raymond Snijders

‘Als je niet zeker weet of je materiaal op internet mag gebruiken voor eigen doeleinden, kijk dan of je ernaar kunt linken. Linken naar iets dat online staat, is namelijk nooit een nieuwe openbaarmaking. Het mag dus gewoon.’

Dit neem ik altijd mee in mijn verhaal wanneer ik docenten en studenten over de beginselen van het auteursrecht vertel. Wel heb ik ontdekt dat er een paar mitsen en maren aan zijn toe te voegen. Want met de constatering dat linken nooit een nieuwe openbaarmaking kan zijn onderschatte ik één ding: de belangen die op internet kunnen spelen bij het linken naar content. Vooral als niet duidelijk is van wie de content is waarnaar gelinkt wordt.

Zo zijn embedded links ook een soort van hyperlinks, maar tonen ze content die op een andere site staat op de eigen site. Denk bijvoorbeeld aan een YouTube-filmpje, waarbij de bezoeker niet naar de oorspronkelijke site hoeft te gaan om het filmpje te bekijken. Als geëmbedde content ook nog eens omringd wordt door advertenties, leidt dat al snel tot problemen. Juridische problemen welteverstaan.

Dat je op heel verschillende manieren naar een link kunt kijken, bleek uit een strijd die een aantal Zweedse journalisten jarenlang heeft gevoerd met de website Retriever. Retriever biedt links (met beschrijving van de inhoud) aan naar artikelen van journalisten, waarbij de links leiden naar de site van de desbetreffende krant waarin de artikelen gepubliceerd werden. Beide partijen streden over de typering van deze links. Betreft het hier een doorverwijzing? Of is er sprake van een auteursrechtelijke mededeling aan het publiek en dus van een nieuwe openbaarmaking waar een vergoeding voor betaald moet worden? Het Europese Hof van Justitie moest uiteindelijk uitsluitsel geven. Begin dit jaar oordeelde het Hof in het Svensson-arrest dat een link inderdaad een nieuwe openbaarmaking van een werk is – iets wat normaliter voorbehouden is aan de rechthebbende – maar dat dit niet onrechtmatig is zolang er geen nieuw publiek mee wordt bereikt. Anders gezegd: zolang een rechthebbende auteursrechtelijk beschermd materiaal vrij toegankelijk beschikbaar en dus voor iedereen op internet heeft gezet, mag je ernaar linken. Immers: iedereen kon er sowieso al erbij. Is het materiaal niet vrij toegankelijk op internet gezet, bijvoorbeeld achter een betaalmuur? Dan omzeilt de link een toegang-beperkende maatregel – en is zij onrechtmatig omdat er een nieuw publiek wordt bereikt dat eerder geen toegang had tot het materiaal.
Linken naar vrij toegankelijk materiaal mag van het Hof ook

wanneer de internetgebruikers op de betrokken link klikken, het werk verschijnt en daarbij de indruk wordt gewekt dat het wordt getoond op de website waar de link zich bevindt, terwijl dit werk in werkelijkheid afkomstig is van een andere website.

Daarmee lijkt het embedden van auteursrechtelijk beschermd materiaal ook toegestaan.

Deze uitspraak zou verregaande consequenties kunnen hebben en naar aanleiding van een andere rechtszaak vroeg het Duitse Bundesgerichthof daarom om een verduidelijking op deze uitspraak van het Europese Hof. Twee Duitse bedrijven hadden namelijk een promotievideo die op een site van een concurrent stond, zelf opnieuw (zonder toestemming) geüpload naar YouTube om die vervolgens weer te embedden op de eigen websites. Dat leverde de prejudiciële vraag op of dit wel of niet een inbreuk op het auteursrecht opleverde.

Eind oktober 2014 gaf het Europese Hof in het Bestwater-arrest antwoord op deze vraag en sloot aan bij de eerdere uitspraak in het Svensson-arrest. Het Hof concludeerde dat het embedden op een website van een openbaar toegankelijk beschermd werk op een andere website middels de zogenaamde ‘framing-techniek’ (zoals ook een YouTube-filmpje geëmbed wordt) geen inbreuk is zolang je daarmee geen mededeling aan een nieuw publiek doet en geen andere technieken gebruikt die de oorspronkelijke weergave van dat werk veranderen.

Ook nu weer blijft er wel wat ruimte in de interpretatie van de uitspraak van het Europese Hof. De vraag of er wel inbreuk gemaakt wordt als de content onrechtmatig en illegaal online is gezet – zoals in het geval van de promotievideo was gebeurd aangezien de eigenaar deze niet zelf op YouTube had gezet – blijft namelijk onbeantwoord.

De geleerde les: maak je als auteursrechthebbende jouw teksten, foto’s of video’s toegankelijk door deze openbaar online te zetten? Dan kun je niet optreden tegen een ander als die linkt naar jouw content of deze embedt op een andere site. Mijn eigen verhaal over auteursrecht hoef ik dus niet aan te passen. Linken is namelijk definitief niet link. Tenzij je linkt naar ‘link’ materiaal, maar dat is een heel ander verhaal.

Raymond Snijders is senior informatiebemiddelaar bij Hogeschool Windesheim.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 9 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen