Wat kunnen we nu afleiden uit de onthullingen van voormalig CIA-medewerker Edward Snowden? Jos van Dijk zet de zaken overzichtelijk op een rij.
Door: Jos van Dijk
De onthulling van voormalig CIA-medewerker Edward Snowden dat de Amerikaanse National Security Agency (NSA) ongehinderd toegang heeft tot alle telefoon- en internetverkeer van een groot aantal providers, is schokkend. Maar volgens sommigen niet verbazingwekkend. De veiligheidsdiensten hebben onder dekking van de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA) vergaande volmachten gekregen voor alle door hen gewenste geheime operaties. Dat er uitgebreid gesnuffeld wordt, was dus al bekend. En dat ook Nederlanders daarin meegenomen worden, is ook niet verrassend. Snowden heeft er eigenlijk alleen een naam aan gegeven, PRISM.
Snowdens waarschuwing
We weten nu zeker dat het systeem bestaat en dat het werkt. En dat de Amerikaanse regering en hun bondgenoten alles het liefst geheim hadden gehouden. Want daar ligt de grote verdienste van klokkenluider Snowden: dat hij aantoont hoe veiligheidsdiensten met instemming van regeringen maar zonder enige vorm van democratische controle de privacy van iedereen aan hun laars lappen.
Het is, zoals Daniel Ellsberg, de klokkenluider die in de jaren zeventig de Pentagon Papers naar buiten bracht, een ‘coup van de uitvoerende macht’ tegen de Amerikaanse grondwet. Amerika is nu niet meteen een politiestaat geworden, schrijft hij. Maar de volledige elektronische en juridische infrastructuur van zo’n staat ligt klaar. Zonder dat wij op de hoogte waren. Snowdens betekenis ligt dan ook vooral in de waarschuwing
“dat het Amerikaanse vermogen om inlichtingen te verzamelen op ieder moment tegen het Amerikaanse volk zelf zou kunnen worden ingezet, zodat geen Amerikaan nog maar enige privacy zou overhouden. (…) De NSA, FBI en CIA hebben, dankzij de nieuwe digitale technologie, mogelijkheden in handen om onze eigen burgers te bespioneren waar de Stasi – de geheime politie van de voormalige ‘democratische republiek’ Oost-Duitsland – nauwelijks van had durven dromen. Snowden onthult dat de zogenoemde ‘inlichtingengemeenschap’ de Verenigde Stasi van Amerika is geworden.” (vertaling NRC Handelsblad)
Niet lichtvaardig oordelen
Ik ben het met Ellsberg eens dat we niet lichtvaardig moeten oordelen over PRISM. Pogingen om de boodschapper verdacht te maken als een vereenzaamde zonderling, een ‘grote luiwammes’ die beroemd wil worden, of iemand die respect mist voor de rol van de staat als hoeder van de nationale veiligheid vind ik niet terecht.
Het gaat hier om grootschalig, ongecontroleerd en nauwelijks gelegitimeerd achterbaks optreden van de overheid. Daarover kun je nooit kritisch genoeg zijn.
Veiligheid is een groot goed. Niemand betwist het belang van het voorkomen van terroristische aanslagen. Maar in een democratie past, juist als het gaat om deze overheidstaak, een plicht tot verantwoording en een transparante legitimering van de ruimte die politie en veiligheidsdiensten wordt geboden.
Snowdens onthullingen hebben opnieuw een debat op gang gebracht over de verhouding tussen privacy en veiligheid en de rol van de staat.
Overheid dient burgers juist te beschermen
“Ik heb niets te verbergen” is de veel gehoorde reactie op bezwaren tegen maatregelen die de privacy aantasten. Daniel J. Solove geeft hier een uitvoerige weerlegging van dat argument. Een belangrijk principieel argument vind ik dat de overheid burgers dient te beschermen en vrij moet laten in hun denken, spreken en – voor zover de wet dat toelaat – handelen. Het opsporen van criminelen valt binnen haar taak, het monitoren van alle burgers zonder onderscheid niet.
Burgers moeten de garantie hebben dat zij niet continu en in al hun doen en laten door de overheid gevolgd worden. Waar die garantie niet gegeven kan worden, ligt de politiestaat op de loer. En die garantie is nu buitengewoon urgent, nu het onbeperkt inzamelen en bewaren van gegevens met behulp van digitale systemen kinderlijk eenvoudig is geworden. Juist nu mogen wij van een verantwoordelijke overheid verwachten dat zij haar opdracht om de burger met rust te laten serieus neemt en veiligheidsdiensten, begerig als ze zijn om van alle nieuwe technieken gebruik te maken, wijst op hun grenzen.
De indruk die we krijgen is echter precies omgekeerd: de veiligheidsdiensten dwingen, als een staat in de staat, bij regeringen steeds meer ruimte af om in alle vrijheid alles van iedereen te vergaren en op te slaan. Zelfs om in te breken in computers. Het is technisch mogelijk, dus wij willen daar gebruik van maken. Dat lijkt de enige argumentatie.
Een andere veelgehoorde reactie in dit verband is ook: “Je weet toch dat Google en Facebook alles van je bijhouden.” Oftewel: iedereen die diensten van deze firma’s gebruikt, neemt een risico en moet niet zeuren. Op zich klinkt dat redelijk. Maar het gaat in de PRISM-zaak niet om die bedrijven, maar om de overheid die toegang heeft tot de gegevens van die bedrijven. In principe kunnen we als vrije consument een ander bedrijf kiezen. Een andere overheid is toch wat lastiger. Overigens wil op z’n minst een van de betrokken bedrijven, Google, best meer openheid van zaken geven in zijn jaarlijks ’transparancy’-rapporten. Vooralsnog hebben ze daar geen toestemming voor gekregen.
Overgeleverd aan anonieme machten
Maar veel belangrijker is de onzekerheid waarin we als burgers leven over wat er met de verzamelde gegevens gebeurt. Hoe lang worden ze bewaard? Worden ze veilig bewaard? Hoe worden ze geanalyseerd? Ook hier weegt weer de mate van controleerbaarheid. Ik wil de overheid graag vertrouwen. Maar ik zou het toch wel prettig vinden als politie en veiligheidsdiensten niet ongehinderd hun gang kunnen gaan. De vele sporen die ik in mijn digitale communicatie achterlaat zijn voor wie dat wil eenvoudig te misbruiken. Als iemand mij wil laten hangen is er altijd wel iets te vinden in de zeeën van data die nu, dankzij PRISM, beschikbaar zijn.
Hier past niet zozeer het verhaal van Orwell en Big Brother, met de al dan niet terechte vrees om altijd bekeken te worden. Hier gaat het veel meer om het verhaal van Kafka, namelijk willoos overgeleverd te zijn aan anonieme machten. Eens te meer is duidelijk geworden dat de bewaarplicht van telefoon- en internetverkeersgegevens zo snel mogelijk van tafel moet. De risico’s op ongelukken en willekeur zijn veel te groot. En de effectiviteit van de maatregel bij het opsporen van terroristen is nog nooit aangetoond.
Ook in de wetenschap dat je overal gevolgd wordt door veiligheidsdiensten zullen mensen blijven googelen, hun g-mail account aanhouden, hun leven op Facebook prijs geven en de smartphone niet de deur uit doen. De prijs om je terug te trekken uit het digitale leven is te hoog. Dat de politiestaat in de steigers staat zullen de meeste mensen ook niet willen geloven. Maar de grote vraag is wel: hoe weten we dat het niet zo ver komt?
Positie klokkenluiders meer dan ooit in geding
De waarschuwingen van klokkenluiders als Snowden mogen niet genegeerd worden. Daarbij moet nog opgemerkt worden dat de positie van klokkenluiders meer dan ooit in het geding is. De regering Obama heeft op dat punt een slechte reputatie. Nog nooit zijn er in de Verenigde Staten zoveel klokkenluiders vervolgd als onder de huidige president. Het onlangs officieel gestarte proces tegen de militair Bradley Manning, het lek van Wikileaks, heeft ongetwijfeld een afschrikwekkende functie voor al degenen die overwegen misdaden van het Amerikaanse leger naar buiten te brengen.
De vervolging van klokkenluiders heeft daarnaast een chilling effect op de pers. Die is toch al niet helemaal veilig in de VS. Obama heeft zich onlangs nog moeten verantwoorden over het afluisteren van de media. Persvrijheid en de bescherming van klokkenluiders zijn onmisbaar als burgers de vinger aan de pols willen houden bij het optreden van veiligheidsdiensten, politie en leger.
Het verder afglijden van de rechtsstaat door aantasting van de privacy, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid kan alleen voorkomen worden als mensen als Edward Snowden zonder al te grote risico’s naar buiten kunnen treden en als de media hun verhalen zonder belemmeringen kunnen publiceren.