Elk museum dat zichzelf niet kan bedruipen als toeristische trekpleister, zal een virtueel museum op internet moeten worden, stelt Andreas Eppink.
Door: Andreas Eppink
Aan het einde van de voor-vorige eeuw schreef een journalist dat het uit zou zijn met de cultuur wanneer een blad als Illustrated London News – ja, u leest het goed – foto’s zou gaan opnemen. Elk gerenommeerd tijdschrift werd toen verluchtigd met tekeningen. Tekenen, dat was kunst, fotograferen, dat was armoe, werd beweerd, en honderden tekenaars zouden hun baan verliezen als redacties foto’s gingen plaatsen. Inmiddels zien we liever bewegende beelden dan foto’s en zijn internet en vooral YouTube dé plaatsen waar we informatie vandaan halen. Foto’s uitknippen en bewaren is ook iets van vroeger. Jammer voor de geïllustreerde tijdschriften dat we tegenwoordig liever downloaden.
Helaas is het merendeel van de musea eenzelfde lot beschoren, want het zijn fossielen van de Verlichting met als functie om cultuur en civilisatie nader tot het volk te brengen. De Duitsers noemen dat ‘Bildung’. Bildung is altijd een rechtse(!) hobby geweest voor geprivilegieerden die tijd over hadden. De anderen moesten werken. Gelukkig is daarin verandering gekomen en hebben wij nu allemaal tijd over. Maar voor Bildung hoeven we de stoel niet uit [van de stoel], want er is internet.
En het onderwijs dan; kunnen musea daar een bijdrage aan leveren?
Het antwoord is kortweg: nee! Als we onze kindjes nodig hebben om de musea in stand te houden, is dat een omgekeerde wereld. Want wat houd je als kind daadwerkelijk over aan museumbezoek? Hoogstens een mooie herinnering. Dat weet ik uit eigen ervaring, want vanaf mijn vroege jeugd heb ik het privilege gehad om talloze musea (en kathedralen en moskeeën en andere bijzondere gebouwen) te kunnen bezoeken. Tegenwoordig doe ik dat ‘virtual’. Je moet ervan houden en ik hield ervan, zoals je ook van een popconcert kunt genieten.
Een concert is geen onderwijs. Onderwijs heeft een andere functie dan louter vertier: kinderen te helpen zich in een samenleving staande te houden. Simpel gezegd, onderwijs moet de kansen vergroten dat iemand later brood op de plank krijgt. En dat is werkelijke de enige functie van onderwijs. Alles wat niet daartoe bijdraagt kan worden geschrapt. Vertel me niet dat je van alles iets kunt leren, dat is een dooddoener. Het nut van musea voor het onderwijs is daarom beperkt.
Musea die in deze eeuw willen overleven zullen zich daarom moeten heroriënteren. Wat is de functie van musea? Het zijn geen instituten die cursussen, muziekuitvoeringen of kinderpartijtjes moeten organiseren. Dat kunnen anderen beter. Musea zijn bewaarplaatsen van cultuurgoed. Niet meer en niet minder.
De vraag is: wat is bewaren (en toegankelijk houden voor het nageslacht) en: hoe kan dat gefinancierd worden?
Bewaren voor het nageslacht kan tegenwoordig door DIGITALISEREN, qua teksten en objecten: objecten van alle kanten fotograferen of filmen, ze beschrijven en catalogiseren. En vanzelfsprekend dit toegankelijk maken op internet. Dit alles is niet alleen nuttig voor het nageslacht, het biedt ook werkgelegenheid (en behoud van enig werk).
Voor de financiering staan er weinig wegen open.
- Als toeristische attractie? Daarvoor moet je geluk hebben of een grote investering doen. Een knaller voor de Berlijnse dierentuin was de geboorte van ijsbeertje Knut. Knut trok maar liefst 11 miljoen bezoekers (en wordt nu hij dood is als opgezet beertje verhuurt). Zo’n kans lijkt niet voor het KIT weggelegd. Dat een prins er een studeerkamer heeft gehad, kan nauwelijks een toeristische trekpleister worden genoemd. Ook speciale tentoonstellingen die publiek trekken zullen meer kosten dan dat ze opleveren. Daarentegen zal een miljardeninvestering als die voor de herbouw van het Rijksmuseum wél zijn geld opbrengen, ondersteund door unieke tentoonstellingen en andere spin-offs.
- Een gebouw, zoals het KIT, moge geschikt zijn voor museumbezoek, grote architecturale waarde heeft het niet. Het interieur is uniek en imposant. Verhuur voor speciale gelegenheden biedt daarom wel degelijk kansen.
- Een beetje geld kan er in het laatje komen door een spin-off van de gedigitaliseerde activiteiten: het aanbieden van lesprogramma’s voor scholen en andere geïnteresseerden. Goed begeleid door het onderwijzend personeel, heeft dit veel meer leereffect dan het oude museumbezoek.
- Helaas ga ik nu vloeken in de kerk: een groot deel van wat musea in depot hebben ligt te verkommeren als winkeldochters; eenmaal gedigitaliseerd is e.e.a. algemeen voldoende toegankelijk. Wat is er in hemelsnaam op tegen om een groot deel van de depotspullen te verkopen of in bruikleen verhuren aan particulieren? Dat levert inkomen op voor het museum. Het zal vele verzamelaars gelukkig maken en de exponaten zullen meer bekijks hebben dan ooit tevoren.
Kortom: elk museum dat zichzelf niet kan bedruipen als toeristische trekpleister, zal een virtueel museum op internet moeten worden. Wie vasthoudt aan het oude museumidee mist de aansluiting met de nieuwe economische werkelijkheid. Ook de louter met tekeningen geïllustreerde tijdschriften die het in de negentiende eeuw zo goed deden zijn verdwenen.
Een uitgebreide versie van dit stukje in beeld en geluid is te zien op beide sites:
montaignehouse.blogspot.com.es/2013/06/musea-zijn-uit-leve-de-nieuwe-musea.html