Juridische kwesties: Over smaak valt wel te twisten

Hoewel het er soms op lijkt dat je overal auteursrecht op kunt claimen, blijkt dat niet altijd het geval te zijn. Het Europese Hof van Justitie bepaalde onlangs dat de smaak van kaas niet auteursrechtelijk beschermd is.

Door: Raymond Snijders

Met alle juridische discussies het afgelopen jaar over uploadfilters, privacywetgeving en de nieuwe EU-auteursrechtrichtlijn had ik bijna een leuke Nederlandse welles-nietesdiscussie over de beschermde status van de smaak van een product over het hoofd gezien. Het kwam zelfs tot prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie en die laatste kwam begin november tot een ongekende duidelijke uitspraak. Maar voordat ik die uitspraak toelicht, moeten we eerst even terug in de tijd.

Concurrentie

In 2007 kwam Heks’nkaas op de markt, een smeerdip met roomkaas en verse kruiden. In 2011 werd dit product, inclusief alle intellectuele eigendomsrechten, verkocht aan het bedrijf Levola in Hengelo die het sindsdien exploiteert. In 2012 is er een octrooi verleend voor het proces van het maken van deze kaas en wordt de bereidingswijze dus beschermd door het octrooirecht.

Dit weerhield concurrent Smilde er niet van om in 2014 voor een Nederlandse supermarktketen met een vergelijkbare ‘Witte Wievenkaas’ te komen. En aangezien die best wel leek op Heks’nkaas, zal het niemand verrassen dat Levola een procedure startte bij de rechtbank. Levola vond dat de Witte Wievenkaas inbreuk maakte op de auteursrechten op de smaak van Heks’nkaas. Of zoals ze het zelf – prachtig – formuleerde: hun auteursrecht op de ‘totale door consumptie van een voedingsmiddel veroorzaakte impressie op de smaakzintuigen met inbegrip van het met de tastzin waargenomen mondgevoel’.

Hoger beroep

De rechtbank Gelderland wees de vorderingen van Levola in juni 2015 echter af – zonder dat ze hierbij de vraag beantwoordde of de smaak van Heks’nkaas auteursrechtelijk beschermd kon zijn. In het hoger beroep dat volgde stond dan ook deze vraag centraal. Levola was van mening dat de smaak van een voedingsmiddel als een auteursrechtelijk beschermd werk van letterkunde, wetenschap of kunst kan worden aangemerkt. Smilde vond vanzelfsprekend dat het auteursrecht daar niet van toepassing op was.

Aangezien er eerdere uitspraken in de jurisprudentie te vinden waren voor beide standpunten, besloot het gerechtshof in mei 2017 deze kernvraag voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie.

Langs de lat

Anderhalf jaar later legt het Europese Hof deze vraag langs de lat van de Europese auteursrechtrichtlijn. Om auteursrechtelijke bescherming te krijgen dient smaak als een ‘werk’ aangemerkt te kunnen worden in de zin van die richtlijn. En wordt de vraag dus of de smaak van een voedingsmiddel als een ‘werk’ gezien kan worden.

Nee, luidt het antwoord van het Europese Hof. Alleen uitdrukkingsvormen kunnen als werk bestempeld worden en niet denkbeelden, procedures, werkwijzen of wiskundige concepten. En iets kan alleen een uitdrukkingsvorm zijn als het voldoende nauwkeurig en objectief kan worden benoemd. Juist dat gaat niet op voor de smaak, want de smaakbeleving is voor iedereen anders en daardoor per definitie subjectief. Het Hof laat er geen twijfel over bestaan dat smaken (en met hetzelfde argument dus ook geuren) niet als werken aangemerkt kunnen worden en dus geen auteursrechtelijke bescherming genieten.

Of daarmee ook het laatste woord gezegd is in de rechtszaak tussen Levola en Smilde, zal nog moeten blijken. Nadat er jarenlang auteursrechtelijk wel over smaak getwist is, zal Levola wellicht even moeten wennen aan dit bittere nasmaakje.

Raymond Snijders is senior informatiebemiddelaar bij Hogeschool Windesheim

Deze bijdrage komt uit IP nr. 9 / 2018. Het gehele nummer kun je hier lezen.