Interview met de nationaal archivaris van Suriname

Rita Tjien Fooh: ‘Het is uitermate belangrijk dat een volk zelf toegang heeft tot de bronnen over zijn geschiedenis’

Suriname heeft grote stappen gemaakt om zijn achterstand in het eigen archiefwezen in te lopen. Rita Tjien Fooh, nationaal archivaris van Suriname, vertelt over alle initiatieven, de hulp van Nederland hierbij, én over het belang van de terugkeer van de koloniale archieven uit het Nationaal Archief in Den Haag.

Door: Ronald de Nijs

Op 1 augustus 1996 zag Rita Tjien Fooh vanuit haar huis in Paramaribo in de verte vlammen opstijgen. Er was brand uitgebroken in het gebouw van de Surinaamse Nationale Assemblee en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook een aangrenzend leegstaand pand, waarin vroeger het ministerie van Algemene Zaken was gehuisvest, vatte vlam. Door de brand gingen niet alleen de gebouwen verloren, maar ook alle archieven van de Assemblee en het ministerie, waaronder dossiers en internationale verdragen. Deze gebeurtenis raakte Tjien Fooh diep. Het deed haar ertoe besluiten om zich persoonlijk ervoor in te zetten dat de geschiedenis van haar land zou worden bewaard en geconserveerd.

Een deel van de overheidsarchieven bevond zich in het gebouw van de Surinaamse Nationale Assemblee en het ministerie van Buitenlandse Zaken en is in vlammen opgegaan. Maar het eigenlijke archiefgebouw bleef gespaard?

‘Ja. Sinds de jaren tachtig was het Landsarchief, dat in 2006 zou worden omgedoopt tot Nationaal Archief Suriname (NAS), gehuisvest in een voormalig kindertehuis. De muren van de vele kleine kamers waren doorgebroken om er een archiefdepot van te maken; in het gebouw bevonden zich ook een studiezaal en de kantoorruimtes. Het archiefgebouw voldeed dus niet aan internationale standaarden, zoals die voor klimaatbeheersing.’

Na de brand in 1996 reikte Nederland Suriname de hand?

‘In oktober van hetzelfde jaar bood prof.dr. J.P. Pronk, de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking, namens de Nederlandse regering de financiering aan “van een geheel nieuw archiefgebouw uit niet-verdragsmiddelen”. Nederland heeft uiteraard ook baat bij een goede conservering van Surinaamse archieven vanwege het gedeelde erfgoed.’

‘Pas in 2000 heeft dat concreet vorm gekregen. Zowel Nederland als Suriname hebben toen aangegeven dat een modern gebouw noodzakelijk is, maar dat het nog belangrijker is om een infrastructuur te hebben, en dat de kaders en regelgeving en opleidingen in orde zijn. Dus tekenden beide landen voor een compleet pakket: een plan van aanpak voor ondersteuning van het archiefwezen in Suriname.’

Niet alleen deze brand heeft u ertoe doen besluiten om de archiefwereld in te gaan. Ook werd u tijdens uw lerarenopleiding Geschiedenis hiertoe gestimuleerd?

‘Ja, een van mijn geschiedenisdocenten, de heer M. Hassankhan, vroeg mij en mijn medestudenten om de kant van het archiefwezen op te gaan. Hij wees ons erop dat je als student en als docent bronnen nodig hebt. Want als die bronnen niet goed geordend zijn en niet goed geconserveerd worden, wat kun je dan eigenlijk nog doen als historicus? De archieven waren in die jaren in Suriname niet goed geordend, bovendien waren ze slecht toegankelijk. Onderzoek doen was daardoor lastig. Dat zette me aan het denken. Ik heb mijn studie afgemaakt en enkele jaren geschiedenis gedoceerd. Maar daarna heb ik een bewuste keuze gemaakt voor het archiefwezen.’

Vanaf 2002 werkte u bij het Landsarchief, en hebt u samen met een paar collega’s de opleiding voor archivaris A gevolgd?

‘In het plan van aanpak voor ondersteuning van het archiefwezen in Suriname was opgenomen dat vier medewerkers van het hoger kader van het toekomstige NAS een studie konden gaan volgen. In 2003 heb ik de studie Archiefwetenschappen gevolgd aan de Universiteit van Amsterdam, die toen nog samenwerkte met de Archiefschool. Ik heb toen het diploma Archivistiek A gehaald. Vervolgens heb ik in 2008 de masteropleiding in public administration gevolgd in Suriname.’

April 2010 was voor u een gedenkwaardig moment?

‘Ja, toen werd niet alleen het nieuwe archiefgebouw in gebruik genomen, maar werd ik ook benoemd tot nationaal archivaris.’

Waaruit bestaat de collectie van het NAS?

‘In de collectie bevindt zich acht kilometer aan archiefmateriaal. We hebben bijvoorbeeld archieven over de Surinaamse bevolking (tot slaafgemaakten, contractarbeiders, immigranten), zoals het archief van het immigratiedepartement. Ook bezitten we de recente archieven van na de onafhankelijkheid van ons land, en hebben we verschillende particuliere archieven. In onze collectie bevindt zich ook veel archiefmateriaal over de koloniale periode. Dat deel van de collectie is aangevuld met achthonderd meter archiefmateriaal dat van het Nationaal Archief in Den Haag is teruggekeerd.’

Hoe is de teruggave van dit materiaal over de koloniale periode in gang gezet?

‘Bij de overdracht van de Surinaamse archieven aan Nederland aan het begin van de twintigste eeuw werd in het procesverbaal van 31 januari 1916 opgenomen dat de archieven “worden geplaatst in het Algemeen Rijksarchief te ’s Gravenhage te bewaring en in bruikleen onder het uitdrukkelijk voorbehoud dat zij het eigendom van de kolonie blijven”. De archieven zouden echter pas teruggegeven worden op het moment dat Suriname beschikt over een archiefgebouw dat voldoet aan alle internationale standaarden.’

‘In 2006 is Suriname begonnen met de bouw van het nieuwe archiefgebouw en hebben we niet lang hierna aan onze collega’s bij het Nationaal Archief in Den Haag aangegeven dat we de archieven terug wilden. De voormalige minister van Binnenlandse Zaken in Suriname, M. Hassankhan, die ook historicus was, heeft zich ingezet om dit te bewerkstelligen. Op 15 oktober 2009 is een overeenkomst getekend tussen de vertegenwoordigers van de Nederlandse en Surinaamse regering voor de teruggave van de archieven en konden deze bij de ingebruikname van het gebouw gefaseerd terugkomen.’

‘Bij de opening van onze nieuwbouw in april 2010 hebben we de eerste honderd meter vanuit Nederland ontvangen; daarna volgden verspreid over verschillende perioden (2015, 2017) nieuwe tranches. Daarmee was in totaal achthonderd meter archief weer “thuis”.’

Waarom heeft het zolang geduurd?

‘Wij wilden de archieven binnen enkele jaren terugkrijgen, maar het Nationaal Archief Nederland gaf aan eerst alle achthonderd meter archieven te willen digitaliseren alvorens ze terug te geven. Ruim zeven jaar is er gewerkt aan de uitvoering van het project; in die periode zijn er ruim 5,5 miljoen scans gemaakt.’

Kon Nederland afdwingen dat ze eerst al het materiaal digitaliseerden voordat ze het teruggaven aan Suriname?

‘Bij de onderhandelingen heeft Nederland uitdrukkelijk te kennen gegeven dat Suriname de juridische eigenaar is van de archieven; dit is ook opgenomen in het overdrachtsdocument. Het Nationaal Archief in Nederland heeft echter ook te kennen gegeven dat zij een verantwoordelijkheid heeft naar de gebruikers van de archieven in Nederland, waaronder een grote groep Surinamers. Indien de archieven niet gedigitaliseerd / gedupliceerd zouden worden, zou er opeens een grote hiaat ontstaan dat moeilijk of helemaal niet op te vullen zou zijn. Alhoewel van Surinaamse zijde aanvankelijk enige reserves waren tegen deze voorwaarde hebben wij consensus kunnen bereiken omtrent deze kwestie.’

Wie heeft de digitalisering betaald?

‘De Nederlandse overheid (het Nationaal Archief in Den Haag valt onder het ministerie van OCW) heeft de digitalisering van de archieven gefinancierd, omdat het digitaliseren van de archieven een Nederlandse voorwaarde was. De beschikbaarheid van de archieven voor het Nederlands publiek moest gegarandeerd worden. Achteraf zijn we wel blij dat alles nu digitaal beschikbaar is.’

Wat betekent de teruggave van de archieven voor Suriname?

‘Het is uitermate belangrijk dat een volk zelf toegang heeft tot de bronnen over zijn geschiedenis. Daardoor zijn ze zelf in staat onderzoek te doen doen naar hun herkomst/afkomst. Een volk dat zelfbewust is van de eigen geschiedenis en identiteit als individu, kan doelbewust een keuze maken over de eigen ontwikkeling alsook van het land.’

Ziet u een toename in het onderzoek naar de Surinaamse geschiedenis?

‘Voorheen werd de geschiedenis voornamelijk geschreven door historici uit Europa en Amerika, en weinig door historici uit Suriname. De meeste bronnen over de zeventiende tot en met de twintigste eeuw bevonden zich immers in Nederland en een reis vanuit Suriname was een kostbare zaak. De terugkomst heeft gezorgd voor een zekere opleving in de beoefening van de geschiedschrijving.’

Groeit het aantal bezoekers van de website nu een deel van het archief digitaal beschikbaar is?

‘Opvallend is dat juist het aantal bezoekers in de studiezaal toeneemt, vooral studenten en genealogen. Niet iedereen in Suriname heeft toegang tot internet.’

Kunt u een verandering noemen die sinds de stichting van het NAS is doorgevoerd?

‘De toezichthoudende taak op de naleving van de regels zoals opgenomen in de Archiefwet ten aanzien van het archiefbeheer bij de overheid is toegenomen, alsook de adviserende taak. Regelmatig leggen we inspectiebezoeken af aan de DIV-afdelingen van de ministeries en adviseren we over het beheer van de documenten.’

Wat voor situaties treffen de inspecteurs aan?

‘De ministeries beschikken niet altijd over archiefruimten zoals omschreven in de Archiefwet, waardoor archieven worden geplaatst in ruimten die daartoe niet geschikt zijn. Onze inspecteurs treffen overvolle “archiefruimten” aan, alsook niet-geordende archieven. Bovendien ontbreken vaak de bestandslijsten.’

Hoe krijgt het NAS mandaat?

‘Er kunnen sancties worden getroffen door het ministerie van Binnenlandse Zaken indien men zich niet houdt aan de regels zoals omschreven in de Archiefwet. De overheidsorganen worden eerst aangeschreven en indien men de regels naast zich neerlegt kan worden overgegaan tot sancties, oftewel boetes.’

Training heeft uw grote aandacht?

‘We focussen ons op trainingen en opleidingen. Niet alleen voor de medewerkers van het NAS, maar juist ook voor de DIV-medewerkers van de ministeries. Zo hebben wij sinds 2011 tot heden vier lichtingen van de div 1-opleiding afgeleverd en dit jaar hopen we met div 2 van start te gaan. Ze zijn vergelijkbaar met SOD 1 en 2 in Nederland; het lesmateriaal is aangepast aan de Surinaamse situatie.’

Het NAS is druk bezig met het proces van waarderen en selecteren van de overheidsarchieven?

‘We hebben een achterstand in waardering en selectie, waardoor een groot deel van de overheidsarchieven nog niet kan worden overgebracht. Een van de redenen was dat we nog geen selectiedoelstellingen en -criteria hadden. Die zijn inmiddels geformuleerd en ook vastgesteld. Nu moeten de bestandsregisters nog opgesteld worden, de werkprocessen in kaart gebracht en alles moet getoetst worden aan de selectiedoelstellingen en -criteria. Het is al met al een groot project waarmee het NAS de komende twee jaar nog druk bezig zal zijn.’

Hoe bereidt het NAS zich voor op de toekomst van volledig digitaal werken en archiveren?

‘Volledig digitaal werken zal (helaas) nog in de komende vijf jaren voor ons een utopie zijn, omdat niet alle overheidsorganen zover zijn om de transformatie van papier naar digitaal te ondergaan. Zelf zijn we bezig om de organisatie gereed te maken voor digitaal werken en archiveren. Denk daarbij aan expertise en kennis opdoen en de benodigde soft- en hardware aanschaffen. Ook kijken we naar de werkprocessen.’

Tot slot: Hoe kan een grotere transparantie van de overheid worden bewerkstelligd?

‘Een grote transparantie zou bereikt kunnen worden door onder andere de archieven die nog in beheer zijn bij de overheidsorganen, beschikbaar te stellen aan het publiek. Suriname beschikt echter nog niet over een Wet Openbaarheid van Bestuur zoals die in Nederland van kracht is, waardoor de burger niet altijd toegang verkrijgt tot de informatie.’

‘Archieven die in aanmerking komen voor overbrenging naar het NAS, moeten zo gauw mogelijk worden overgebracht. Dan kunnen we ze ontsluiten en beschikbaar stellen aan de burgers c.q. publiek. Maar omdat de archieven nog niet opgeschoond zijn, kan die overbrenging helaas nog niet plaatsvinden.’

‘Langzaam maar zeker groeit het besef bij de overheid dat goede, geordende en toegankelijke archieven van belang zijn voor een goed bestuur van de organisatie (good governance).’

Ronald de Nijs is eindredacteur van IP.

Met dank aan Vincent Robbijn.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 1 / 2018. Het gehele nummer kun je hier lezen.