Economie van de kunst en cultuur: ‘De culturele sector dient veel nadrukkelijker haar waarde te tonen’

Erfgoedinstellingen, bibliotheken en andere culturele centra drukken zich steeds vaker uit in omzetcijfers, bezoekersaantallen en uitleningen. Niet goed, zegt Arjo Klamer, hoogleraar in de Economie van de kunst en cultuur. In een interview betoogt hij dat alles draait om de waarde van cultuur.

‘Het nieuwe Rijksmuseum stimuleert de economie’ kopten de kranten afgelopen zomer. Het Rijksmuseum Amsterdam had net de resultaten van een economische waarde- en impactanalyse gepresenteerd. De dagbladen schreven dat het museum, naast alle kosten die de verbouwing met zich mee had gebracht, ook een grote bijdrage levert aan de Nederlandse economie.

‘Ik vind dat een verkeerde boodschap,’ zegt Arjo Klamer. ‘Het Rijksmuseum draagt bij omdat het het Rijksmuseum is. Het geeft als museum een belangrijk beeld van onze beschaving. Dat kost veel geld, maar dat is het waard.’

Cultureel kapitaal

In crisistijd worden cijfers nog belangrijker. Dat geldt niet in het minst voor de cultuursector. Musea, bibliotheken en culturele centra drukken zich steeds vaker uit in cijfers: omzet, bezoekersaantallen, uitleningen. Niet goed, vindt Arjo Klamer. Hij probeert in zijn werk en onderzoek juist het tegenovergestelde te doen: hij richt zich op de impact van cultuur op ons leven en op de economie. ‘Het gaat om het cultureel kapitaal: het vermogen om te inspireren of te worden geïnspireerd. Steden en landen hebben baat bij een sterk cultureel klimaat. Daarom moet cultuur eerst komen en is de economie volgend. Een sterke cultuur geeft een sterke economie.’

‘We zijn heel erg gewend om de wereld te bekijken vanuit een economische benadering. Maar als je kijkt naar je eigen leven, wat is dan belangrijker? Je huis of je thuis? We hebben de neiging om vooral de waarde van het huis, van het bouwwerk, te meten. In feite gaat het dan alleen om de prijs van de woning, en niet om de waarde. Maar voor de meesten van ons gaat het uiteindelijk om je thuis, het gaat om de inhoud en om de kwaliteit en dat is niet in geld uit te drukken. Alles eromheen is eigenlijk instrumenteel. En natuurlijk hebben we die instrumenten ook nodig, maar veel mensen hebben de neiging die instrumenten tot doel te nemen.’

Realiseren van waarde

En juist om het realiseren van die waarde draait het in de culturele sector, zegt Klamer. Zeker nu er zo bezuinigd wordt in de culturele sector is het van groot belang dat instellingen zich bewust zijn van hun waarde en van hun belang en dat ze die waarde ook waarmaken.

‘In de culturele sector slaagt men er dramatisch slecht in om de mensen te overtuigen van het eigen belang. Alle energie is gericht op het bereiken van politici. Instellingen gebruiken daarvoor een speciale manier van communiceren, de taal van beleidsstukken. Maar daarmee overtuig je andere mensen nog niet. Terwijl het voor instellingen juist van groot belang is om ingebed te zijn in de samenleving en draagvlak te creëren. Dat vraagt om een aanpassing van de retorica.’

‘Ik spreek geregeld met mensen uit de bibliotheekwereld. Voor bibliotheken geldt dat hun rol in deze digitale tijden enorm aan het verschuiven is. Net als elders in de culturele sector zie je dat men daar bezig is met de kernvragen: waarvoor bestaan we, waartoe dienen we? Ik merk dat veel bibliotheken met die vragen worstelen, maar ze richten zich dan vooral op het instrumentele: hoe kunnen we onszelf in leven houden in deze tijd? Veel belangrijker is om het doel duidelijk te hebben. Organisaties zoals bibliotheken hebben waarde omdat ze een belangrijke bijdrage leveren aan ons bewustzijn en aan de vitaliteit van onze beschaving. De huidige situatie dwingt deze sector om veel nadrukkelijker haar waarde te tonen. Dat is niet makkelijk, de mensen binnen de organisaties zijn vaak moeilijk te bewegen. Ik zie dat bij veel organisaties de directeuren best ondernemend zijn, maar de cultuur van bibliotheken is dat vaak niet.’

Creativiteit

Klamer ziet de bezuinigingen niet per se als een negatief iets. Het dwingt organisaties juist tot creativiteit om te overleven. In het boekje PAK AAN, dat hij samen met collega Cees Langeveld schreef, verzamelde hij talloze originele en inspirerende ideeën en initiatieven van kunstenaars, culturele organisaties en bedrijven.

‘We zijn verwend door vijftig jaar overheid die de verantwoordelijkheid heeft genomen voor het financieren van de culturele sector; daar werden wij als burgers niet mee lastiggevallen. Eigenlijk zijn we nu terug bij de situatie van vóór de Tweede Wereldoorlog. Net als toen moeten wij als burgers de verantwoordelijkheid nemen, met als doel: de vitaliteit van onze beschaving in stand houden. Dat is niet makkelijk, mensen zijn moeilijk te bewegen.’

Dat ligt volgens Klamer ook aan de stemming in Nederland. Hij ziet een groot verschil tussen Nederland en de Verenigde Staten. ‘Als je in Nederland iemand de vraag stelt: wat doe jij, dan vertel je welk werk je doet. In Amerika is het meteen duidelijk dat het dan gaat om welke bijdrage je levert aan de samenleving. Er is een hoop te zeggen tégen Amerika, maar ik vind dit een heel aardig aspect van het land. Men is zich daar veel bewuster van wat je bijdraagt aan de maatschappij, dat wordt ook veel meer gestimuleerd.’

Eigenaarschap

In PAK AAN onderscheiden Klamer en Langeveld vier ‘sferen’ waarbinnen organisaties hun waarden kunnen realiseren:

de markt, de overheid, de informele derde sfeer van mecenassen, vrijwilligers en liefhebbers en als vierde de oikos: jezelf of je directe omgeving. Voor duurzame oplossingen om culturele organisaties in stand te houden wordt juist die informele derde sfeer van steeds groter belang. Klamer: ‘Door mensen te betrekken bij je organisatie krijgen ze een gevoel van eigenaarschap.’

‘Van wie is die bibliotheek of dat museum? Niet van de directeur of van de raad van bestuur of van de politiek. Het gaat erom dat mensen voelen dat het van “ons” is. Dat gevoel bestaat meestal pas als mensen zelf een bijdrage hebben geleverd. Dat kan op verschillende manieren: bijvoorbeeld door geld te geven of door vrijwilligerswerk te doen. Vrijwilligers zijn erg belangrijk voor een culturele organisatie. Als je die goed inzet, functioneren zij als ambassadeurs voor je organisatie.’

Maatschappelijke betrokkenheid

‘Het opzetten van crowdfundingprojecten past goed bij het creëren van dat “ons”- gevoel. Je zet er iets mee op, het zorgt voor publiciteit en aandacht. Mensen betalen daar graag aan mee.’ De ‘bibliobeek’ in het Brabantse Vieringsbeek is daar een interessant voorbeeld van. Toen de plaatselijke bibliotheek door gemeentelijke bezuinigingen met opheffing werd bedreigd, kwam het dorp in actie en zetten de inwoners zelf een nieuwe bibliotheek op. ‘Hier zijn de mensen zich bewust van de waarde van de bibliotheek voor de gemeenschap.’

‘Een ander voorbeeld voor het inzetten van betrokkenheid is het oprichten van lokale gemeenschapsfondsen, waarin hoogleraar filantropie Theo Schuyt een belangrijke rol heeft gespeeld. Binnen die gemeenschapsfondsen kun je je geld – desgewenst geoormerkt – aan je lokale gemeenschap geven, waarna het geld verdeeld wordt over verschillende deelfondsen.’

‘Wat veel mensen niet beseffen, is dat er hier in Nederland eigenlijk een surplus is aan geld. Veel mensen hebben meer geld dan ze kunnen uitgeven.’ Dat geld gaat nu nog vaak naar de bekende dieren-, kinder- of kankerfondsen. Maar juist nu de gemeenten steeds minder geld hebben en zich uit publieke voorzieningen terugtrekken, zouden mensen zich op die lokale gemeenschapsfondsen moeten richten, vindt Klamer.

Gezamenlijke rol

De culturele sector staat voor een gezamenlijk belang, maar veel te vaak ziet men andere instellingen als concurrenten, vooral als het gaat om subsidiepotjes. Klamer vindt dat jammer, want culturele instellingen zouden juist meer voor die gezamenlijke rol moeten opkomen – het bewaken van het culturele erfgoed. ‘Organisaties moeten zich bewust worden van die rol, van het feit dat al die instellingen ergens voor staan. Het is eigenlijk net als bij de kerk vroeger, die had voor veel mensen een belangrijke rol, ook al ging je er nooit naartoe. Welke instituten hebben die rol nu nog? Wij hebben alleen banken en verzekeringsgebouwen. Dat zijn nog de enige toonaangevende kathedralen die in onze tijd bestaan.’


Arjo Klamer (1953) studeerde Economie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1981 promoveerde hij aan Duke University in de Verenigde Staten. Van 1981 tot 1994 werkte hij als docent aan verschillende Amerikaanse universiteiten. Sinds begin jaren negentig werkt hij als hoogleraar in de Economie van de kunst en cultuur aan de Erasmus School of History, Culture & Communication aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Daarnaast is hij sinds 2012 lector ‘Creative Industries & Social Innovation’ bij Fontys Academy for Creative Industries in Tilburg.

Klamer publiceert regelmatig over de relaties tussen cultuur en economie, waarbij cultuur zowel verwijst naar de kunsten als naar de waarden in een samenleving of organisatie. Daarnaast verschijnt hij geregeld bij publieke debatten over onder meer alternatieve financiering binnen de kunstsector. Klamer is bestuurslid bij verschillende culturele instellingen.


Pak aan en denk mee!

Voor de abonnees van InformatieProfessional stelt Arjo Klamer 10 exemplaren van PAK AAN ter beschikking. Het enige wat je hoeft te doen om een kans te maken op dit boek is een antwoord geven op de volgende vraag: Hoe kun je je doelgroep bewust maken van de waarde van je instelling? Stuur uiterlijk 15 oktober 2013 je reactie naar redactie@informatieprofessional.nl.


Arjo Klamer en Cees Langeveld | PAK AAN. 100 en 1 ideeën voor alternatieve financiering van kunst en cultuur |Hilversum, Stichting Cultuur en Economie | 2011


Andrea Langendoen werkt bij de Koninklijke Bibliotheek als projectcoördinator bij Metamorfoze, het nationaal programma voor het behoud van het papieren erfgoed.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 7 / 2013. Het gehele nummer kun je hier lezen