Door Anne van den Dool
Als oudgediende heeft bibliothecaris Michiel Nijhoff alle ontwikkelingen in het vak voorbij zien komen. Nu, na 45 jaar, neemt het hoofd Documentatie & Informatiecentrum van het Stedelijk Museum Amsterdam afscheid van zijn werk en van de gebruikers voor wie hij het altijd deed. ‘Hoe beter je weet voor wie je informatie verzamelt, hoe beter je die informatie toegankelijk kunt maken.’
Hoewel Michiel Nijhoff een fervent lezer is, blijft hij bescheiden over zijn liefde voor het boek. ‘Ik ken geen bibliothecaris die niet verzot is op boeken. Ik kon al lezen voordat ik naar de lagere school ging en daar ben ik sindsdien nooit meer mee opgehouden.’
Nijhoff studeerde een paar jaar kunstgeschiedenis voordat hij merkte dat de studie voor hem ‘te vrij’ was: op eigen houtje boeken en artikelen doorakkeren werkte voor hem niet. Toch leverde de studie hem iets belangrijks op: de ontdekking van de kunstbibliotheek. ‘Voor mij was dat niet alleen een plek om kennis te halen, maar ook om inspiratie op te doen.’
Hij besloot op zoek te gaan naar een baan en kon vrij snel terecht op de catalogiseerafdeling van de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam. ‘Ik volgde een aantal cursussen en hoopte zo met mijn ervaring als student kunstgeschiedenis in een kunstbibliotheek terecht te komen. Een paar jaar later, rond mijn dertigste, begon ik bij Museum Boijmans Van Beuningen als assistent en later als hoofd van de bibliotheek aldaar. Vervolgens ging ik naar het Stedelijk Museum Amsterdam, waar ik nu twintig jaar zit.’
Meer dan administratief hulpmiddel
Deze maand komt aan die lange bibliotheekcarrière een eind, als Nijhoff afscheid neemt als hoofd Documentatie & Informatiecentrum van het Stedelijk, waarin naast de bibliotheek en het archief ook de collectieregistratie en -documentatie en het beeldarchief zijn ondergebracht. In die 45 jaar zag hij alle digitale ontwikkelingen voorbijkomen. ‘Ik kwam al vroeg met automatisering in aanraking. Aan het begin van mijn carrière gebruikte de universiteitsbibliotheek een computer die in Leiden stond. Alles ging via een datatypist en alle veranderingen werden op papier gedaan. Eens in de maand kwamen dozen vol cataloguskaartjes, gedrukt met de computer, die met de hand moesten worden ingevoegd. De weg die we sindsdien hebben afgelegd, vind ik heel fascinerend. Toenmalig bibliothecaris Ernst Braches was een van de eersten die inzag dat de computer meer was dan een administratief hulpmiddel, en dat digitalisering ook voor het publiek iets zou gaan betekenen. Dat kunnen we ons nu bijna niet meer voorstellen.’
Wel/niet digitaal
Tegelijkertijd is Nijhoff nog erg verknocht aan het analoge domein. ‘Ik hoop dat mensen zich blijven realiseren hoeveel zaken niet of nog niet gedigitaliseerd zijn. Met name voor wetenschappers lijkt me dat een belangrijk gegeven – anders mis je veel informatie. In mijn vakgebied, de kunsten, geldt dat des te meer: veel galeries geven hun catalogi bijvoorbeeld niet in digitale vorm uit.’
Ook het Stedelijk Museum vraagt aandacht voor dit gegeven. ‘We zoeken actief de samenwerking op met onderzoeksinstellingen, met name met masterstudenten van universiteiten. Al dertig jaar geleden werd gesignaleerd dat er een kloof is tussen academie en praktijk. Je kunt hoogleraar worden zonder ooit een tekening te hebben vastgehouden en je kunt conservator zijn zonder na je achttiende ooit nog een theoretisch boek te hebben gelezen.’
Studenten in het museum
Die kloof probeert het Stedelijk te dichten. ‘We ontvangen studenten in ons museum, die we uitgebreid rondleiden in onze bibliotheek. We laten ze zaken zien die niet iedereen zomaar onder ogen krijgt. Vervolgens krijgen ze de opdracht er een essay over te schrijven. Daar zijn wij op onze beurt ook weer blij mee: zo breiden we onze documentatie uit.’
Op die manier komen studenten niet alleen in aanraking met niet-gedigitaliseerde literatuur, maar ook met teksten uit andere taalgebieden dan ze gewend zijn. ‘Engelse teksten krijgen vaak voorrang bij digitalisering. Daardoor missen studenten veel informatie. Door ze bij ons uit te nodigen, hopen we dat het deel van hen dat later zelf gaat lesgeven het stokje weer overdraagt.’
Vernieuwend en associatief denken
Het menselijk contact dat bij projecten als deze komt kijken, waardeert Nijhoff misschien wel het meest aan zijn werk. ‘Ik spreek met studenten, conservatoren, onderzoekers, kunstenaars, kunsthandelaars, noem maar op. Het Stedelijk is een van de grootste bibliotheken voor moderne kunst in Europa en heeft de functie van nationale bibliotheek op dat gebied.’
Het leukst vindt Nijhoff het als kunstenaars in wording bij hem langskomen. ‘Ze stellen vragen, uitgaande van hun eigen creatieve kracht, waar je niet tegenop kunt catalogiseren. Bijvoorbeeld: welke werken hebben jullie allemaal met zwaartekracht als thema? Op die manier is onze informatie vaak niet geordend. Om dan toch bij een antwoord te komen, moet je vernieuwend en associatief denken. Dat mis ik tegenwoordig op de academie.’
Van betekenis voor de kunstenaar
Een kunstbibliotheek als die van het Stedelijk kan veel voor een kunstenaar betekenen, weet Nijhoff uit eigen ervaring. ‘Eens in de zoveel tijd verkopen we onze dubbele boeken. Een van de trouwste bezoekers is een gevierd neonkunstenaar. Als jongen van veertien kwam hij ooit de bibliotheek van Boijmans binnen met de vraag of er ook neonkunst bestond en of we daar misschien boeken over hadden. Natuurlijk moet je als kunstenaar origineel zijn en je eigen ideeën kunnen bedenken, maar inspiratie vind je toch ook in het werk van een ander. En zoals de schrijver Belcampo ooit zei: als schrijver moet je veel lezen, niet om te pikken, maar om te zien wat er allemaal al gedaan is.’
Het archief is een populair thema in de hedendaagse kunst. Hoe dat komt, daar kan Nijhoff niet precies de vinger op leggen. ‘Wellicht vindt men het archief als verbeelding van het geheugen aantrekkelijk. Of misschien vinden we de digitalisering van de afgelopen twintig jaar toch ook een beetje angstaanjagend, en verlangen we terug naar fysieke kasten waar we langs kunnen lopen.’
Kennis in beweging
Mensen denken bij bibliotheken en archieven vaak aan een stoffige kelder, maar volgens Nijhoff moeten we dat beeld snel uit ons hoofd zetten. ‘Documentatie is kennis in beweging, leerde ik van een docent tijdens mijn studie. Je leest, publiceert, iemand anders leest dat en publiceert daar weer over. Tegenwoordig gaat die uitwisseling sneller dan ooit tevoren. Een collectie lijkt dus statisch, maar niets is minder waar. Dat proces hebben we een paar jaar geleden nog in het Stedelijk verbeeld met een werk van Mariana Lanari, Moving Thinking getiteld (zie video onder). Dat kunstwerk liet zien hoe je op basis van je eigen vragen verschillende wegen door een bibliotheekcollectie bewandelt. Je zoekt iets, komt vervolgens iets anders tegen en maakt zo een lange keten die je misschien wel door de hele collectie leidt. Iedereen gaat zijn eigen weg. Als bibliothecaris probeer je daarvoor een routekaart te leveren, maar tegelijkertijd maak je die reis ook mee.’
Achter de informatiebalie
Al vroeg in zijn carrière besefte Nijhoff dat hij het allemaal doet voor de mens die door de bibliotheek loopt. ‘Toen ik tijdens mijn eerste baan aangaf dat ik naast al dat catalogiseerwerk ook wel eens achter de informatiebalie wilde zitten, keek mijn baas me vreemd aan. Terwijl: hoe beter je weet voor wie je het doet, hoe beter je weet hoe je het toegankelijk moet maken. Ook bij het Stedelijk catalogiseren we met de gebruiker in ons achterhoofd. Tachtig procent van de vragen die we krijgen, is bijvoorbeeld naar specifieke kunstenaars. Daar besteden we dus meer aandacht aan dan aan een heel precieze onderwerpontsluiting.’
Vinden wat je zoekt
Het liefst zou Nijhoff willen dat gebruikers op hun intuïtie kunnen vertrouwen wanneer ze door de bibliotheek navigeren. ‘Je zoekt naar de optimale combinatie van orde en vrijheid. Voor elk type bibliotheek ligt dat optimum weer elders. Ik was laatst bijvoorbeeld bij de openbare bibliotheek in Amersfoort. Daar waren de boeken neergezet volgens speelsere thema’s dan ik gewend was, zoals “boeken om te lachen”. In bibliotheken als die van het Stedelijk en van universiteiten staan de boeken niet voor het grijpen, dus is vindbaarheid voor de bibliothecaris vooral belangrijk. Daarbij is men vooral afhankelijk van een goede catalogus en een behulpzame intermediair die goed doorvraagt. De oprichter van onze bibliotheek in het Stedelijk, Louis Kloet, zei het al: wie een bibliotheek binnenloopt, raakt vaak enorm geïntimideerd door alles wat er al is. Als je niet snel vindt wat je zoekt, loop je de deur weer uit. De kunst is om geïnteresseerde mensen te laten zien hoe ze vinden wat ze zoeken.’
Inhoudelijk vakmanschap én goed kunnen communiceren met gebruikers – die twee aspecten laten zich niet altijd in een persoon combineren. Gelukkig is Nijhoff gezegend met een getalenteerd team. ‘We spreken mensen actief aan als we zien dat ze op zoek zijn. En je moet goed kunnen doorvragen.’
Opvoeder en wijsneus
Gedachten formuleren over de toekomst van zijn sector vindt Nijhoff lastig. ‘Ik herinner me een plaatje waarop Fokke en Sukke als monniken een tekst aan het overschrijven zijn en tegen elkaar zeggen: met die boekdrukkunst wordt het nooit wat. Je kunt nooit voorspellen welke kant het opgaat. Wel verwacht ik intuïtievere integratie, waardoor je nog makkelijker kunt vinden wat je zoekt. En natuurlijk hoop ik dat het fysieke boek blijft: daardoor wordt je fantasie pas echt geprikkeld. Die authenticiteit is nodig. In het Stedelijk hebben we ook ooit een VR-project gedaan, maar dat werkte toch minder goed.’
Verder ziet Nijhoff in deze tijden van fake news voor de bibliotheek een belangrijke rol weggelegd. ‘Wij zijn de bewaarder van bronnen – van correcte, maar ook van bronnen met informatie waarvan we inmiddels weten dat die niet meer klopt. Ook dat is interessant: zo weten we hoe kennisontwikkeling heeft plaatsgevonden.’
Soms maakt Nijhoff zich zorgen om zijn vak. ‘Het wordt steeds meer de kant van de informatiedeskundigheid opgeschoven, alsof de echte vakinhoudelijke bibliothecaris er niet meer toe doet. Die laatste staat nog meer stil bij het niet-digitale. Het is goed om de lezer als klant te beschouwen, maar we willen, dat is sterker dan onszelf, ook opvoeder, onderwijzer en wijsneus zijn: we willen verder helpen dan alleen de vraag. De bibliothecaris kan laten zien dat de wereld groter is dan mensen denken.’
Anne van den Dool is tekstschrijver, auteur en cultureel journalist.
Deze bijdrage komt uit het digitale magazine IP #7-2022. Klik op de onderstaande button om het hele nummer te lezen.