Cris Kremers: ‘Lokale kennis over Brabant zit in de haarvaten van kleine erfgoedinstellingen’

Als faciliterende instelling richt Erfgoed Brabant zich op de kleine Brabantse erfgoedinstellingen. Samen werken ze aan het borgen van het lokale erfgoed. Wat de samenwerking bijzonder maakt is dat de instellingen meebetalen aan de digitale infrastructuur. Projectleider Cris Kremers vertelt over deze collectieve werkwijze. 

Door: Ronald de Nijs

Kun je het Brabantse erfgoedlandschap schetsen?

‘Brabant telt zo’n 320 erfgoedinstellingen die tezamen zo’n 2,5 miljoen objecten beheren: van gebedenboeken en monstransen tot oude kaarten en tekeningen, van foto’s tot bidprentjes. Onder die organisaties bevindt zich een dertigtal professionele musea en archieven. Verder zijn er zo’n 150 kleinere musea en 130 heemkundekringen die voor het grootste deel op vrijwilligers drijven.’

Wat doen deze heemkundekringen?

‘Elke gemeente in Brabant heeft één en soms zelfs meerdere lokale heemkundekringen die de belangstelling voor en de (historische) kennis over de eigen leefomgeving willen bevorderen. De klassieke verenigingen leggen die kennis vast ten behoeve van onderzoek, andere richten zich vooral op het uitgeven van publicaties. Bij deze verenigingen hebben zich zo’n 30.000 leden aangesloten.

Wat is de opdracht van Erfgoed Brabant?

‘Van de provincie Noord-Brabant, onze subsidiegever, hebben we de opdracht gekregen om te fungeren als het kennis- en expertisecentrum voor erfgoed in Brabant. We doen dat door het “erfgoedbewustzijn” bij de Brabanders te versterken, bijvoorbeeld door ons webplatform Brabants Erfgoed, producten en diensten te leveren op het vlak van erfgoededucatie in het basisonderwijs, en door het erfgoedveld te ondersteunen door middel van verschillende diensten. Wat het laatste betreft: we richten ons met name op de kleinere musea en de heemkundekringen.’

Hoe is jullie organisatie ontstaan?

‘Erfgoed Brabant is in 2009 voortgekomen uit drie kleinere organisaties, die elk een deel van het erfgoedveld bedienden: de Brabantse Museumstichting, stichting Brabantse Regionale Geschiedbeoefening en stichting ’t Brabants.’

Waarin verschillen jullie van bijvoorbeeld het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)?

‘We hebben geen archieven en dus ook geen wettelijke archieftaak. BHIC is daarentegen een archief en richt zich vanuit de Archiefwet met name op Noordoost-Brabant.’

Maar jullie hebben zelf wel een heel kleine eigen collectie?  

‘Ja, dat betreft boeken en audiovisuele producties. We hebben verschillende titels over Brabantse erfgoedcollecties uitgegeven. Maar nu leggen we meer de nadruk op audiovisuele producties die we samen met de Omroep Brabant maken. Wij dragen hiervoor alle inhoudelijke informatie aan en onze directeur Patrick Timmermans is er als presentator nauw bij betrokken; hij is het gezicht naar buiten toe.’

Jullie hebben dus ook een publieksfunctie?

‘Ja, we bedienen een breed publiek dat geïnteresseerd is in erfgoed en geschiedenis. Daarnaast hebben we die eerder genoemde ondersteunende taak voor het erfgoedveld.’

Terug naar die kleine erfgoedinstellingen. Deze focus is een bewuste keuze?

‘De meeste faciliterende erfgoedinstellingen schalen steeds hoger in en richten zich met name op grotere, landelijke instellingen (en ook over de Nederlandse grens) om hun diensten aan te verlenen. Wij maken juist een beweging omlaag en richten ons op kleinere instellingen. Vaak ontbreekt het die instellingen aan de knowhow en middelen om hun collectie te digitaliseren en beschikbaar te stellen. Maar ook om hun kennis vast te leggen.’

Die kennis, daar draait het om?

‘Ja, de heel specifieke, lokale kennis over Brabant zit in de haarvaten van deze kleine instellingen. Die zie je niet bij de grote archiefinstellingen in onze provincie. Het is volgens ons de beste manier om al die lokale kennis en informatie bij de bron op te slaan, beschikbaar te stellen en voor de toekomst te borgen.’

Hoe helpen jullie deze organisaties?

‘Met zowel technische middelen als ondersteuning en trainingen proberen we deze organisaties te ontzorgen. Zo werken we aan het versterken van het erfgoedveld en verbeteren van de toegankelijkheid van het erfgoed.’

Een van die technische middelen is het aanbieden van een infrastructuur.

‘De Brabant Cloud is voortgekomen uit de erfgoedportal Thuis in Brabant. In 2012 hebben we de voor- en achterkant van deze portal losgekoppeld. We hebben nu een voorkant: Thuis in Brabant, een portal die het grote publiek de mogelijkheid biedt om de schatten uit de Brabantse geschiedenis te ontdekken. En we hebben een achterkant: de Brabant Cloud. Dat is een infrastructuur waarin alle Brabantse erfgoedinstellingen hun kennis en collecties kunnen vastleggen en waarborgen voor de toekomst. Ook kunnen ze dit alles delen met wie ze maar willen.

Hoeveel organisaties gebruiken de Brabant Cloud?

‘Op dit moment doen er 65 organisaties mee. Naast de heemkundekringen zijn dat grotere musea en archieven.’

Hoe reageerden de erfgoedinstellingen op deze portal?

‘De deelnemende instellingen vonden het leuk om op een centrale erfgoedportal te staan. Ze kwamen nu, zeg maar, in een “grote vergaarbak”. Maar daarnaast wilden ze ook hun eigen collecties op de eigen websites doorzoekbaar kunnen maken en presenteren. Het was technisch best lastig om dat te realiseren. Maar onze ontwikkelaar is erin geslaagd een stukje techniek te ontwikkelen, waarmee de instellingen gemakkelijk een zoekmachine voor hun eigen collectie op hun eigen website kunnen integreren.’

Jullie hebben kritische gebruikers?

[Lacht] ‘We merken dat onze deelnemers, zo noemen we deelnemende erfgoedinstellingen, soms best grote wensen en eisen hebben. Zeker ook de heemkundekringen. Dat vind ik leuk. Ze snappen heel goed waar het om gaat. Natuurlijk luisteren we goed naar onze deelnemers, want ons succes staat of valt daarmee.’

Jullie hebben zelf geprobeerd een collectiebeheersysteem te ontwikkelen?

‘Vanuit de heemkundekringen kwam al jaren de vraag of we een collectief collectiebeheersysteem konden aanbieden. Omdat we met de Brabant Cloud gericht zijn op linked data, ontstond het idee om die dingen bij elkaar te pakken en een eigen collectiebeheersysteem op te gaan zetten. Om op die manier al het erfgoed met elkaar te kunnen verbinden. Samen met een pilotgroep hebben we een eerste versie gelanceerd, maar de les was dat we niet op korte termijn een productiewaardig collectiebeheersysteem konden maken en aanbieden.’

Waar hebben jullie uiteindelijk voor gekozen?

‘Een traditioneel collectiebeheerssysteem: Memorix Maior van Picturae. Een deel van de functionaliteit is gebaseerd op het linken naar terminologiebronnen: voor de plaatsnamen en onderwerpen kunnen ze gebruikmaken van de gemeenschappelijke terminologiebronnen GeoNames en AAT. Dit wordt door gebruikers goed opgepakt. Maar we willen ook kunnen linken naar historische gebeurtenissen et cetera. Daarom zijn we zijn nu aan het kijken hoe we Memorix Maior kunnen inrichten tot een meer gelinkte vorm vancollectiebeheerssysteem.’

Hoeveel organisaties werken met dit collectievecollectiebeheerssysteem?

‘Op dit moment werken vijfentwintig heemkundekringen en kleine musea met Memorix Maior en zijn tien organisaties deelname aan het verkennen in een proefperiode.’

Jullie vragen een financiële bijdrage van erfgoedinstellingen die gebruikmaken van jullie digitale diensten. Dat lijkt vrij bijzonder in een erfgoedsector die veelal leunt op subsidies.

‘Het verleden heeft geleerd dat veel systemen werden ingericht, maar dat vervolgens niet wordt gekeken naar hoe het verder moet als de projectgelden op zijn. Hoe borg je een systeem voor de langere termijn? Wij zagen kansen omdat er in Brabant honderden collectiebeherende erfgoedinstellingen zijn. Het idee is: als iedereen wat bijdraagt, dan kunnen we dit met zijn allen zelf financieren. Ook om onze afhankelijkheid van subsidieverstrekkers te verkleinen, aangezien overheden zich steeds verder terugtrekken.’

Hoe reageerden de erfgoedinstellingen?

‘Toen we in 2012 met de Brabant Cloud startten, zijn we begonnen om elke deelnemer naar draagkracht een financiële bijdrage te vragen (kleine instellingen vanaf 35 euro per maand, middelgrote vanaf 75 euro en de grote vanaf 150 euro). In het begin was dat best wel even wennen voor de instellingen.’  

Wat was jullie boodschap?

‘We hebben benadrukt dat we alleen een duurzaam systeem in de lucht kunnen houden door dat collectief, met z’n allen, te doen. Inmiddels zien steeds meer organisaties er de voordelen van in: de erfgoedinstellingen hoeven het collectiebeheersysteem niet zelf draaiende te houden en ze beschikken over een duurzame dienst.’

Toch zijn er ook gratis collectiebeheerssystemen?

‘Jazeker, we zien dat sommige heemkundekringen gebruikmaken van gratis collectiebeheerssystemen die ze zelf kunnen implementeren, bijvoorbeeld het Zijper Collectie Beheer Systeem. Daarnaast kunnen er natuurlijk andere diensten en producten komen die concurreren met wat wij doen. Het blijft dus steeds de vraag of de instellingen die nu met ons meedoen, bereid blijven om een bijdrage te betalen voor onze diensten.’

Ondertussen zitten jullie niet stil. Jullie zijn nu bezig om verhalen over erfgoed en erfgoedobjecten te verzamelen en toegankelijk te maken. Waarom deze aandacht voor verhalen?

‘De portal Thuis in Brabant wordt vernieuwd. Naast de 1 miljoen objecten die erin zitten, gaan we ook verhalen toevoegen. Het past in een bredere ontwikkeling binnen de erfgoedwereld. Achter elk object zit wel een verhaal en dat kun je niet vastleggen door enkel en alleen het object te beschrijven. Verhalen hebben betrekking op zowel artikelen, met bronvermeldingen, als getuigenissen: persoonlijke herinneringen die mensen willen delen. We koersen erop dat we verhalen en collecties met elkaar gaan verbinden, onder andere door het gebruik van gedeelde terminologiebronnen. En dat we die verhalen ook duurzaam, volgens linked data-principes, gaan beheren en toegankelijk maken.’

Kan je een voorbeeld van een verhaal geven?

‘De Tachtigjarige Oorlog is een heel groot verhaal, en dat kan weer opgedeeld worden in kleinere verhalen. Maar een verhaal kan ook een getuigenis zijn van iemand die iets heeft meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog. Of de bewonersgeschiedenis van een gebouw, of fabrieken die leeg zijn komen te staan en waaraan oud-werknemers nog herinneringen hebben hoe het er vroeger aan toeging.’

Hoe gaan jullie die verhalen binnenhalen?

‘Een interne redactie heeft een aantal verhalen gemaakt; deze komen online beschikbaar via de nieuwe portal Brabantserfgoed.nl. Daarnaast willen we ook het erfgoedveld uitnodigen om zelf verhalen aan te leveren. Want het is ondoenlijk om al die verhalen in Brabant via een centrale redactie binnen te halen. We denken erover een generieke verhalenmodule te ontwikkelen, zodat de instellingen hun verhalen op de portal kunnen vastleggen en toegankelijk maken, maar ook kunnen publiceren op hun eigen website.’

Nú kan een groot deel van die verhalen nog worden vastgelegd?

‘Jazeker. Veel heemkundekringen organiseren wekelijks een avond waarop ze een tachtigplusser uit hun dorp uitnodigen om een verhaal te houden. Ze zien in dat het waardevol is om zowel de verhalen als de aanwezige kennis nu vast te leggen – voordat het te laat is.’

Zitten de heemkundekringen op hun kennis of willen ze die graag delen?

‘Tot vijf jaar geleden zagen we dat verschillende heemkundekringen hun kennis niet altijd wilden delen met de buitenwereld. Dat is nu ten goede veranderd. De heemkundekringen zien in dat als ze aansluiting willen houden met de maatschappij, ze niet alle objecten en verhalen achter slot en grendel moeten stoppen, en dat ze die ook digitaal beschikbaar moeten stellen. Sommige kringen zijn druk bezig zijn met digitalisering en weten daardoor twintigers aan te trekken. Die jongeren vinden het leuk om objecten te fotograferen, te beschrijven en online beschikbaar te stellen. Die verjonging van heemkundekringen gaat weliswaar heel langzaam, maar ze is er.’

Julie bieden de vrijwilligers bij heemkundekringen ook trainingen?

‘De kleinere instellingen hebben behoefte om aan de hand te worden genomen. Als ze met Memorix Maior of de Brabant Cloud gaan werken, bieden we trainingen aan op locatie. Ook willen we instellingen gaan trainen hoe ze een goed kunnen verhaal schrijven, hoe ze daarbij relaties kunnen leggen met bronnen. Verder organiseren we inloopdagen en trainingsdagen. We bieden, kortom, heel intensieve ondersteuning. Daarnaast trekken we de velden in om te horen waar we kunnen inspelen op de wensen en behoeftes van de deelnemers.’

Hoe kijken jullie aan tegen het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE), het landelijke samenwerkingsverband van erfgoedinstellingen dat werkt aan een betere toegankelijkheid van digitaal erfgoed voor gebruikers?

‘Het is prettig dat het NDE er is en dat er nu een brede visie ligt met plannen waar we als erfgoedveld naartoe gaan. Zelf willen we ook vanuit die visie gaan werken. Wel moet het NDE nog een praktische invulling gaan krijgen, maar we zien ook wel mogelijkheden om daar zelf aan bij te dragen. Ik denk bijvoorbeeld aan onze terminologiebronnen en aan de te ontwikkelen verhalenmodule.’

Waar staat Erfgoed Brabant over vijf jaar?

‘Ik hoop dat we dan een Brabant Cloud hebben die onderdeel is van het Netwerk Digitaal Erfgoed. Verder vertrouw ik erop dat de groep deelnemers flink is gegroeid, want we willen natuurlijk nog veel meer collecties en verhalen presenteren. En daarmee zoveel mogelijk informatie over Brabant samenbrengen, vindbaar maken en duurzaam bewaren voor de toekomst.’


PASPOORT

Naam Cris Kremers

Geboren 6 juli 1970

Studie Logistiek management aan de Vervoersacademie (Hogeschool Venlo)

Eerdere banen Verschillende functies in het bedrijfsleven

Switch Besloot in 2005  – vanuit een interesse voor geschiedenis – de deeltijdstudie aan de Reinwardt Academie te beginnen

Ontdekking Tijdens de deeltijdstudie kwam hij erachter dat hij ‘de combinatie erfgoed en ICT heel spannend vond’

Huidige baan Sinds 2009 werkzaam bij Erfgoed Brabant, eerst als coördinator Thuis in Brabant (om de erfgoedportal door te ontwikkelen), nu als projectleider Brabant Cloud

Grootste hobby Sinds 1999 actief belegger op de beurs


Ronald de Nijs is eindredacteur van IP.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 4 / 2018. Het gehele nummer kun je hier lezen.