Door: Geert-Jan van Bussel
Officier van Justitie Ward Ferdinandusse plaatste in de NRC van 15 januari een opiniestuk over het belang van de bewaarplicht van telecomgegevens. Bewaring van telecomgegevens, zo schrijft hij, is belangrijk bij misdaad- en terrorismebestrijding. Hij illustreert dat met voorbeelden van (zware) criminaliteit en met de jihadistische aanslag op Charlie Hebdo. Privacy moet wijken om in dat soort gevallen doeltreffend te handelen. Ferdinandusse is niet de enige die zo denkt.
Maar speelt de bewaring van telecomgegevens wel zo’n grote rol bij misdaad- en terrorismebestrijding? Een adviescommissie van de Amerikaanse president concludeerde in 2014 dat ongericht bewaren van telecomgegevens geen aantoonbaar effect heeft op het voorkomen van terroristische aanslagen. De effectiviteit van de bewaarplicht voor die data is twijfelachtig. Ook bij de voorbeelden van Ferdinandusse spelen telecomgegevens nauwelijks een rol. Ze hebben niets voorkomen. Ze leveren geen bewijs. Bij Charlie Hebdo, zo zegt Ferdinandusse, hebben telecomgegevens de banden tussen de jihadisten aangetoond. Dat mag zo zijn, maar alleen doordat ze hun identiteitskaarten lieten liggen konden ze worden geïdentificeerd. Er is niets voorkomen door de bewaarde gegevens. Erg mager. Hoogst ineffectief.
Uiteraard is bewezen ineffectiviteit geen politieke reden om uitbreiding van de bewaarplicht af te wijzen. Begin februari stemde de Tweede Kamer in met een voorstel van het kabinet om onze inlichtingendiensten toestemming te geven ongericht alle internetdata die door kabels in Nederland worden verzonden, af te tappen. Er werd in het debat nadruk gelegd op het waarborgen van privacy. De data mogen niet worden doorgegeven aan buitenlandse inlichtingendiensten. De bescherming van de privacy van de eigen burgers bij het ongericht opslaan van telecom- en internetdata speelde geen rol in het debat.
Het kwam niet aan de orde dat de Europese regelgeving waarop die bewaring gebaseerd is, ongeldig is. Het Europese Hof van Justitie heeft die regelgeving in een ongekende uitspraak in april 2014 in zijn geheel ongeldig verklaard. Het Hof stelde dat deze ongerichte inbreuk op het fundamentele recht op privacy van Europeanen onacceptabel is.
Onze politici zijn geen knip voor hun neus waard. Ze weten dat deze nieuwe regelgeving in Europees verband illegaal is. Het bewaren van telecomdata van al jaren bekende potentiële aanslagplegers: mijn zegen hebben onze politici. Maar het ongericht verzamelen van telecomdata over en van iedereen schiet het doel voorbij: het leidt tot een data-infarct, slechts met rafelranden toegankelijk en met een averechts effect op het voorkomen van criminaliteit. De bewaarplicht is niet selectief, proportioneel en genuanceerd, zoals het Europese Hof stelt. Een smartphone geeft je hele leven door: alles wat je mailt, whatsappt, zoekt, bezoekt, deelt, telefoneert. Waar je bent. Wie je vrienden zijn. Hoe je sociale leven eruitziet. Wie je ‘one night stand’ is. Welke wachtwoorden je gebruikt. 15.000 meldingen uit één week documenteren je leven. 1984 lijkt dan dichtbij.
Volhouden dat het bewaren en gebruiken van telecomgegevens nauwelijks effect heeft op de privacy is volstrekt onhoudbaar. Het College Bescherming Persoonsgegevens denkt er net zo over, lees ik. Gelukkig.
Geert-Jan van Bussel is ondernemer en lector Digital Archiving & Compliance bij de Hogeschool van Amsterdam.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 2 / 2015. Het gehele nummer kun je hier lezen