Door: Marietje Schaake
Sinds de verkiezing van president Trump is Europa in de ban van ‘nepnieuws’. Een Nederlandse generaal wil dat media in de toekomst gaan zeggen in welke mate het nieuws geverifieerd is door de overheid. In Duitsland kan een internetplatform een boete van 50 miljoen euro krijgen als het niet snel genoeg nepnieuws verwijdert. In Italië werd dit jaar een controversiële wet voorgesteld om mensen te beboeten die ‘vals, overdreven of tendentieus nieuws’ op sociale media plaatsen of delen.
Bepaalde landen hebben al ervaring met dat soort wetten. In China kan je tot zeven jaar cel krijgen voor het verspreiden van ‘valse’ informatie. Tegen wie werd die wet al gebruikt? Tegen Chinezen die ongemakkelijk nieuws over corruptieschandalen en natuurrampen deelden. Als we nepnieuws gaan bestrijden, loert censuur en willekeur al snel om de hoek. In plaats daarvan moet de rechtsstaat online ook gerespecteerd worden.
In plaats van ‘nepnieuws’ spreek ik liever over junknieuws: nieuws dat niet voldoet aan de criteria van kwaliteitsjournalistiek om het nieuws waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en met open vizier te brengen. Een van de doelen van het verspreiden van junknieuws is het zaaien van verwarring en het afbreken van geloofwaardige instituties. In die verwarring gedijen diegenen die teren op wantrouwen en angst.
We hebben in Europa een voorbeeldfunctie: voorstellen om de schade van junknieuws te verminderen mogen geen negatieve impact hebben op het verspreiden van (politieke) meningen. Wie wil tenslotte De Speld of controversiële meningen aan banden leggen? Het verdedigen van een open debat vereist juist vrije meningsuiting. In sommige junknieuwsberichten wordt moedwillig haat gezaaid, ze zijn discriminerend of moedigen terreuraanslagen aan. Daartegen kan al worden opgetreden binnen het strafrecht, ook online. De tendens om de verantwoordelijkheid voor het opsporen van dergelijke illegale berichten door te schuiven naar internetbedrijven, is onwenselijk.
Dat wil niet zeggen dat de Facebooks, Twitters en YouTubes van deze wereld niets kunnen doen tegen de verspreiding van junknieuws. Die sites maken het nu bijvoorbeeld al moeilijker om geld te verdienen met junknieuws. Daarnaast zetten de grote techbedrijven in op nieuwe technologische oplossingen die junknieuws sneller moeten identificeren. Dat klinkt op zich goed. Alleen: we weten niet hoe effectief die maatregelen zijn, want de bedrijven geven geen details over de algoritmen en andere methoden die ze toepassen. Zonder inzicht onder de motorkap van technologiebedrijven weten we niet welke informatie ons ontzegd wordt. Vanuit een winstoogmerk kunnen andere afwegingen de doorslag geven om informatie onzichtbaar te maken, in vergelijking met het centraal stellen van de wet, en fundamentele vrijheden.
Er is geen wondermiddel tegen de verspreiding van junknieuws. Het minst sexy middel lijkt misschien wel het meest belangrijke te zijn: het promoten van mediawijsheid. Mensen moeten online en offline een kritische blik aanleren over de inhoud, herkomst en het doel van berichten. Waarom zien we niet meer lessen of games in mediawijsheid op scholen? De rol van informatieprofessionals is hier ook cruciaal. Die kunnen handvaten aanreiken aan mensen die op zoek zijn naar kwaliteitsvolle informatie, of criteria om de kwaliteit te toetsen. Die gidsfunctie wordt belangrijker dan ooit in een informatiesamenleving waar argwaan over (wetenschappelijke) bewijzen en feitelijkheid het nieuwe normaal lijkt te worden.
Marietje Schaake is Europarlementariër voor D66 sinds 2009.
Deze bijdrage komt uit de KNVI jaarcongresspecial (bijlage bij IP nr. 7 / 2017). Het gehele nummer kun je hier lezen.