Door: Frank Huysmans
‘De bibliotheek onderneemt’ is een van de pijlers onder de strategie die de openbare bibliotheken met elkaar hebben afgesproken. Niet alle bibliotheken lopen er even warm voor. Ook legt men andere accenten bij ‘ondernemerschap’ en is er wat verwarring over de invulling ervan. Moet er eigen geld verdiend gaan worden? Moeten we ‘de markt’ op en dus concurreren met commerciële bedrijven? En mogen we dat eigenlijk wel, als gesubsidieerde instellingen?
In de praktijk blijkt ondernemerschap vooral te bestaan uit een ondernemende houding bij het management. De ogen open houden voor wat culturele en educatieve instellingen doen. Samenwerkingskansen zien en pakken. De band met bestaande publieksgroepen versterken. Nieuwe groepen binnenhalen. Als het eigen verdienvermogen daarmee groeit – iets wat de politiek in toenemende mate van culturele instellingen verwacht – is het mooi meegenomen, maar indien niet, soit. Vandaar dat zalvend wordt gesproken over ‘maatschappelijk ondernemen’.
Je kunt er weinig op tegen hebben dat bibliotheken zich wat meer openen voor de buitenwereld en zodoende meer en ander publiek aanspreken. Maar – u voelde mijn ‘maar’ al aankomen – er is wel een ‘maar’. Wat als bibliotheken en hun provinciale serviceorganisaties (PSO’s) in elkaars vaarwater belanden? Tussen hen bestaat idealiter een klant-leverancier-relatie. De bibliotheek vraagt, de PSO levert. Tot zover niets aan de hand. De PSO’s zijn echter geen volledig commerciële bedrijven: voor hun ondersteunende functie ontvangen ze provinciale subsidies. Een hybride situatie die tot de dag van vandaag bestaat. En tot de dag van morgen: in de aanstaande Bibliotheekwet zijn logistieke diensten en ontwikkeling van innovaties bij de ‘provinciale ondersteuningsinstellingen’ (zoals ze in de wet heten) belegd. Hun klanten, met name de grotere bibliotheekorganisaties, zitten intussen niet stil. Ook op lokaal niveau onderneemt, ontwikkelt en innoveert men. Het communiceert prettig met de wethouder als je innovatieprijzen binnenhaalt en je lokale partners hoog opgeven van je dienstverlening.
En ja, men onderneemt ook maatschappelijk om subsidiegelden binnen te halen om eerdere bezuinigingen mee te compenseren. Als de cultuurwethouder de kraan half dichtdraait, paaien we haar collega van onderwijs met educatieve projecten. Of die van sociale zaken met een programma voor laaggeletterden. En als we die programma’s ook in de regio kunnen aanbieden bij collegabibliotheken, laten we dat zeker niet na.
Zo kon de situatie ontstaan dat in een aantal regio’s lokale bibliotheken en provinciale ondersteuningsorganisaties vergelijkbare initiatieven in de maatschappelijke markt zetten. Welbeschouwd beconcurreren ze elkaar met gemeentelijke en provinciale subsidies. De organisaties zelf kun je het niet kwalijk nemen. Die vechten om hun voortbestaan. Het zal de sterke armen van ministerie en Koninklijke Bibliotheek vergen om de maatschappelijke concurrentie te beteugelen.
Frank Huysmans is redacteur van IP, bijzonder hoogleraar bibliotheekwetenschap aan de UvA en zelfstandig onderzoeker en adviseur.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 7 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen