Column: Bealls mist

Door: Frank Huysmans

Nederland heeft de wind er flink onder. Het kabinet heeft open access tot een van de speerpunten van het EU-voorzitterschap gemaakt. Met ingang van dit jaar ligt er een deal over een geleidelijke overgang naar het ‘open’ publiceren van wetenschappelijk werk in de tijdschriften van uitgever Elsevier. ‘Dutch lead European push to flip journals to open access,’ kopte Nature begin januari. Bij in open access gepubliceerde boeken spreekt OAPEN internationaal een woordje mee. En ook kwaliteitsbewakers SciRev en QOAM zijn Nederlands.

Natuurlijk zijn er kanttekeningen bij deze push naar open access te maken. Sommigen zouden de middle men, de grote uitgevers, het liefst helemaal uit de publicatieketen slopen. Hun argument: de wetenschap zelf moet het intellectuele eigendom beheren. Door een deel van de auteursrechten over te doen aan uitgevers hebben die de toegang tot de wetenschappelijke productie in beheer. Minder kapitaalkrachtige universiteiten kunnen hun studenten en personeel daardoor geen toegang bieden tot onderzoeksliteratuur, terwijl grote uitgevers de hoofdprijs kunnen vragen aan onderzoeksinstellingen in rijkere regio’s. Een platform als Scientific Electronic Library Online (SciELO) in de Latijns-Amerikaanse landen laat zien dat onderzoeksinstellingen heel goed zelf artikelen in open access kunnen publiceren. Tegen een fractie van de kosten die uitgevers in rekening brengen.

Een heel ander bezwaar is dat open access het publicatiesysteem juist ondergraaft. Iedereen die genoeg geld meebrengt kan, ongeacht de wetenschappelijke kwaliteit, iets gepubliceerd krijgen, aldus de critici. Een prominente vertegenwoordiger van dit standpunt is Jeffrey Beall, universiteitsbibliothecaris te Denver. Op zijn blog scholarlyoa.com houdt hij een lijst bij van wat hij ‘roofuitgevers’ noemt. Inderdaad heeft de open access-beweging malafide types aangetrokken die proberen een slaatje te slaan uit het nieuwe uitgeefmodel. Ondanks ronkende beloftes van peer review en digitale duurzaamheid doen ze niet veel meer dan je artikel online zetten en daar honderden euro’s voor incasseren.

Uit de open access-hoek krijgt Beall’s list niettemin de wind van voren. Belangrijkste bezwaar tegen zijn werkwijze is het gebrek aan transparantie. Voor je het weet sta je als uitgever op een zwarte lijst zonder dat je weet waarom. Het overkwam het Zwitserse Frontiers, een relatief grote speler. Opgericht in 2007 door neurowetenschappers, publiceert deze uitgever inmiddels meer dan vijftig open access-titels. Naar aanleiding van een aantal berichten van verontruste wetenschappers besloot Beall de Zwitsers op zijn zwarte lijst te plaatsen. Opmerkelijk, omdat Frontiers lid is van COPE, SPARC Europe en OASPA, clubs die een kwaliteitsstandaard nastreven in open access uitgeven.

Het aan de kaak stellen van malafi de uitgeefpraktijken is uitstekend. Dat één bibliothecaris dit doet op ontransparante wijze is dat niet. Universiteitsbibliothecarissen dienen binnen zowel de wetenschappelijke als de bibliothecaire ethiek te opereren. Als de bibliotheekgemeenschap wil blijven blacklisten, zijn heldere criteria, openheid over de beslissingsgronden en een mogelijkheid tot verweer nodig. Bealls mist doet het imago van de beroepsgroep geen goed. Frontiers staat nog altijd op de zwarte lijst en maar één bibliothecaris weet waarom.

Frank Huysmans is redacteur van IP, bijzonder hoogleraar bibliotheekwetenschap aan de UvA en zelfstandig onderzoeker en adviseur.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 1 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.