In de Nederlandse media speelt factchecking in toenemende mate een rol. Journalistiekopleidingen besteden daar dan ook meer en meer aandacht aan. Peter Burger is specialist op dit terrein bij de opleiding Journalistiek en Nieuwe Media van de Universiteit Leiden. Hij verzorgt tijdens de VOGIN-IP-lezing op 3 maart in Amsterdam zowel een lezing als een workshop.
Is er verschil tussen wat je voor factchecking doet en wat er bij ‘gewone’ informatievragen komt kijken?
‘Bij factchecking controleer je gegevens en beweringen in het nieuws. Journalisten kunnen dat zelf voor publicatie doen, anderen (zoals mijn studenten in het project nieuwscheckers.nl) doen het achteraf. In dat geval moet je om te beginnen een vraag formuleren: wat is er niet pluis aan dit nieuwsbericht? Vervolgens zoek je informatie om tot een oordeel te komen: klopt dit of klopt dit niet? Daarvoor is het vaak nodig om gegevens uit verschillende soorten bronnen te combineren: contactgegevens, rapporten, wetenschappelijke artikelen, ander nieuws over hetzelfde onderwerp. Steeds belangrijker wordt ook het checken van foto’s en video’s, vooral van ooggetuigen van het nieuws – of mensen die alleen beweren dat ze dat zijn.’
Hoe algemeen wordt in de Nederlandse media aan factchecking gedaan?
‘Journalisten vinden, zo blijkt uit enquêtes, feiten checken bij de belangrijkste taken van hun beroep horen. Maar – zo blijkt uit ander onderzoek – de meesten doen het betrekkelijk weinig. Twee redenen om niet te checken terwijl daar achteraf toch reden voor was: omdat de bron een persbureau, de politie of een andere vaste en vertrouwde nieuwsleverancier is, en omdat het nieuws daar niet belangrijk genoeg voor was (“Het kan toch geen kwaad?”).’
En dan vooral vooraf of vaker pas achteraf nadat iets gepubliceerd of gezegd is?
adat iets gepubliceerd of gezegd is? ‘Factcheckrubrieken waarin journalisten berichten uit andere media of beweringen van politici checken zijn zeldzaam, op prima uitzonderingen na zoals “nrc.checkt” (in nrc.next) en in de Volkskrant “Klopt dit wel?” In de Verenigde Staten zijn er meer van dat soort projecten, hoewel die nogal eenzijdig gericht zijn op politiek en vooral opleven in verkiezingstijd. Maar er worden ook in Nederland nog steeds waardevolle initiatieven gelanceerd. Zo startte in januari www.doktermedia.nl, waarop twee artsen commentaar leveren op medisch nieuws. Ik hoop dat dat de tegenhanger wordt van de aanbevolen site “Behind the Headlines” van de Britse National Health Service.’
Wat is het meest bizarre voorbeeld van een bericht of uitspraak die met factchecking ontzenuwd is?
‘Zonder twijfel: de inktvisringetjes! Een paar jaar geleden beweerde CDA-europarlementariër Esther de Lange dat calamares in werkelijkheid vaak gemaakt worden van varkensanus. Grote koppen in de krant. Daarna bleek dat ze wel onderzoek had gedaan naar voedselveiligheid, maar dat ze dít verhaal alleen van horen zeggen had.’
Waarop gaat u zich in uw lezing vooral richten?
‘Dat wordt een optimistisch verhaal: ja, journalisten zouden meer kunnen en moeten checken, maar het goede nieuws is dat we een renaissance van het factchecken beleven – vooral buiten de traditionele media om. Leunstoelcheckers als Bellingcat checken op afstand nieuws over oorlogssituaties (MH17!) en jonge ondernemingen als Storyful specialiseren zich in het checken van socialemedia-materiaal. Vooral dankzij internet en sociale media kunnen ook gewone burgers nu beter dan ooit nagaan hoe betrouwbaar het nieuws is.’
Wat kunnen informatieprofessionals tijdens uw workshop van u leren?
‘Hoe kun je nagaan of foto’s en video’s in het nieuws en op sociale media te vertrouwen zijn? Welke vragen kun je stellen als je nieuws over onderzoek niet vertrouwt – en hoe vind je er een antwoord op? Hoe scheid je – ook als nieuwsconsument – bij brekend nieuws zoals dat over de aanslagen in Parijs de feiten van de fakes en de hoaxes? In de workshop gaan we oefenen met de tools en technieken die journalisten kunnen gebruiken om berichten te checken.’
Deze bijdrage komt uit IP nr. 1 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.