Op 15 september verdedigde Jos van Helvoort, docent aan De Haagse Hogeschool, in de Amsterdamse Agnietenkapel zijn proefschrift over het beoordelen van informatievaardigheden in het hoger onderwijs. In het boek staat een door hem ontwikkelde ‘Scoringsrubriek voor Informatievaardigheden’ centraal. Met dit instrument kan de informatievaardigheid van studenten worden beoordeeld en kan feedback worden gegeven. Op verzoek van IP reflecteert Van Helvoort nader op de uitkomsten van het onderzoek en gaat hij in op de vraag hoe de scoringsrubriek in de toekomst toegepast kan worden in het onderwijs aan universiteiten en hogescholen.
Door: Jos van Helvoort
Een scoringsrubriek is te beschouwen als een lijst van beoordelingscriteria plus de normen die worden gehanteerd bij het gebruik van die criteria. In de door mij ontwikkelde scoringsrubriek worden de volgende criteria voor informatievaardigheid gehanteerd:
- oriëntatie op het onderwerp
- bronverwijzingen in de tekst
- de bronnenlijst zelf
- de kwaliteit van de gebruikte primaire bronnen (boeken, artikelen, websites)
- verwerking van relevante informatie tot nieuwe kennis
- de gebruikte zoektermen
- en gebruik van secundaire bronnen zoals zoekmachines en bibliografische databases.
Daarnaast bevat de scoringsrubriek beschrijvingen van professioneel gedrag op al die criteria (de ‘normen’) en inadequaat gedrag (veel voorkomende fouten). Het instrument kan gebruikt worden door echte beoordelaars (assessoren of examinatoren) maar studenten kunnen er ook hun eigen of elkaars werk mee beoordelen. Dan wordt ook wel gesproken over ‘self -’ en ‘peer-assessment’. De scoringsrubriek is te raadplegen op tinyurl.com/ hf2vxkm of in het artikel dat er eerder over verscheen in IP (jaargang 2009 nr. 10; Van Helvoort, 2009).
Betrouwbaarheid en geldigheid
Een groot deel van het promotieonderzoek was gericht op het vaststellen van de betrouwbaarheid en geldigheid van de scoringsrubriek. Mij is wel gevraagd of de focus op die klassieke kwaliteitscriteria van het beoordelingsinstrument niet te veel nadruk legt op het ‘summatieve’ gebruik ervan: het beoordelen van studentenwerk voor een cijfer. Er is inderdaad wel iets voor te zeggen dat betrouwbaarheid, de mate waarin twee beoordelaars het met elkaar eens zijn als ze hetzelfde werkstuk beoordelen, minder van belang is als er voor studenten geen consequenties aan vastzitten in de vorm van zakken of slagen. Bij vormen van self- en peer-assessment zit die consequentie er inderdaad vaak niet aan vast.
De belangrijkste functie van zo’n assessment is dat de student wordt geïnformeerd over de mate waarin hij of zij de uitvoering van de studietaak beheerst. Maar ook als de scoringsrubriek alleen daarvoor wordt gebruikt, is het nog steeds van belang dat de uitkomst klopt. En dat deze dus niet afhankelijk is van de beoordelaar die de scoringsrubriek toevallig gebruikt – het betrouwbaarheidsargument – of van geheel andere vaardigheden die er ook mee worden getoetst, het argument van geldigheid. Dat de scoringsrubriek, na uitgebreid onderzoek, een geldig en betrouwbaar beoordelingsinstrument blijkt te zijn, is dan ook een belangrijke conclusie die niet alleen het beoordelen van informatievaardigheden maar ook het onderwijs erin een belangrijke stimulans kan geven.
Breder toepasbaar
Een tweede kwestie is of de scoringsrubriek ook buiten het onderwijs kan worden gebruikt. Natuurlijk kan dat. In een van de onderzoeken die in het proefschrift worden beschreven, geven deeltijdstudenten van De Haagse Hogeschool aan dat ze de principes van de scoringsrubriek ook in hun eigen werk toepasten. Volgens onderwijskundige theorieën is de zogenaamde ‘hele taak’-benadering waarbij een studietaak vanaf het begin in zijn geheel wordt aangeboden en niet in opgesplitste deeltaken, bevorderlijk voor een dergelijke transfer naar andere studie- en werksituaties (Kirschner & Van Merrienboer, 2013). Ook de scoringsrubriek voor informatievaardigheden hanteert inderdaad het uitgangspunt van ‘hele taken’.
Informatievaardigheden kunnen worden beschouwd als een van de competenties die nodig zijn om goed te functioneren in de kennissamenleving (21st century skills; Voogt & Pareja Roblin, 2010). Opvallend is echter dat ze het best tot hun recht komen als ze binnen een specifieke context worden toegepast (Walraven, Brand-Gruwel en Boshuizen, 2013). Het geven van losse cursussen informatievaardigheden is daarom niet zo zinvol.
De scoringsrubriek voor informatievaardigheden is zo ontwikkeld dat ze eenvoudig kan worden aangepast om te worden gebruikt in bijvoorbeeld een opleiding tot leraar basisonderwijs (pabo), een opleiding verpleegkunde of een universitaire bachelor op het gebied van organisatiekunde. Een van de uitkomsten van het onderzoek was dat vakkennis op het domein waar de scoringsrubriek werd toegepast, bevorderlijk is voor de consistentie in het gebruik ervan.
Toepassing over vijf jaar
Ik hoop dat de scoringsrubriek tegen die tijd in verschillende opleidingen aan universiteiten en hogescholen wordt toegepast. Uiteraard niet omwille van het instrument zelf, maar in de hoop dat het de informatievaardigheden van studenten helpt verbeteren, zodat zij beter kunnen functioneren op hun latere werkplek.
Zoals gezegd zal daarvoor nodig zijn dat vakdocenten het instrument gaan omarmen. Informatieprofessionals kunnen daarbij de ambassadeurs zijn die het gebruik op de hogescholen en universiteiten bevorderen. Wat zou kunnen helpen is dat de scoringsrubriek wordt omgebouwd tot een zelf aan te passen digitale tool waarmee eenvoudig feedback kan worden gegeven en waarvan de rapportages makkelijk kunnen worden bewaard in een portfolio.
Jos van Helvoort is hogeschooldocent bij de faculteit IT&Design van De Haagse Hogeschool en onderzoeker bij het lectoraat Duurzame Talent Ontwikkeling.
Jos van Helvoort | Beoordelen van informatievaardigheden in het hoger onderwijs (Proefschrift Universiteit van Amsterdam) | 2016 | Te downloaden van dare.uva.nl/record/1/539501
Literatuur
- Helvoort, J. van (2009). Informatiegebruik bij studenten gemeten. InformatieProfessional, 2009 (10), 30-35.
- Kirschner, P. & Merriënboer, J. van (2013). Ten steps to complex learning: A systematic approach to fourcomponent instructional design. (2nd ed.). New York: Routledge.
- Voogt, J., & Pareja Roblin, N. (2010). 21st century skills: Discussienota. Enschede: Universiteit Twente.
- Walraven, A., Brand-Gruwel, S. & Boshuizen, H. (2013). Fostering students’ evaluation behaviour while searching the internet. Instructional science, 41 (1), 125-146.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 7 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.