Een jonge vrouw loopt met een smartphone in haar hand over straat. Ze glimlacht krampachtig naar iedereen die ze tegenkomt op weg naar het koffiekraampje. Zodra ze een foto van haar perfecte uitziende cappuccino op Instagram heeft gepost, stromen de likes binnen. Ze neemt een slokje van de koffie. Het smaakt verschrikkelijk, haar glimlach verstart – een luttele seconde. Met deze scène opent ‘Nosedive’, waarmee het derde seizoen van de Britse televisieserie Black Mirror aftrapt. Centraal in deze aflevering staat een toekomstbeeld waarin iedere menselijke interactie direct gevolgd wordt door een wederzijdse rating. Hoe meer sterren je van de ander krijgt, hoe meer kans op een goede baan en hoe meer zicht op een luxe appartement. Iedereen liket zich een slag in de rondte.
Door: Dafne Jansen
Terwijl ik deze tekst voorbereid, observeer ik mensen in het openbaar vervoer, in koffietentjes en restaurantjes, in de supermarkt, in vergaderingen. Voortdurend zie ik smartphones, tablets en laptops uit zakken en tassen verschijnen. Er wordt driftig gescrold, geswipet, getypt. Ontmoetingen worden vastgelegd in selfies, maaltijden worden gefotografeerd. Ik hoor iemand bellen in de trein: ‘Ik zag dat je op Facebook zo’n verdrietige emoticon gebruikte. Hoe gaat het met je?’
Uit het rapport Media:tijd 2015, van het Sociaal Cultureel Planbureau in samenwerking met mediaonderzoeksbureaus, blijkt dat we per dag ruim een derde van de tijd met media in de weer zijn. Van die acht uur besteden we er twee en een kwart op mobiele apparaten. Dit excessieve gebruik zou voor problemen zorgen: nek-, schouder- en oogklachten, hoofdpijn, slechte nachtrust, paniekaanvallen, geheugenverlies. Toch ‘bestaat’ smartphoneverslaving officieel niet, en er wordt weinig degelijk wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de gevolgen ervan.
Tijdens de 2016-editie van Festival De Beschaving, een festival met muziek, cultuur en wetenschap, werd wél een grootschalig offline experiment uitgevoerd door een onderzoeksteam van Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Er waren meer dan duizend deelnemers. Je kon je bij binnenkomst aanmelden en vervolgens werd je gevraagd je telefoon op vliegtuigmodus te zetten en werd je scherm afgeplakt. De proef zou drie uur duren, maar de eerste deelnemers stonden na een half uur alweer bij de balie om de sticker van hun dierbare scherm te laten verwijderen. Na afloop bleek dat de offliners het festival hoger waardeerden dan de onliners, wat de onderzoekers onder andere toeschreven aan hun contact met andere festivalgangers.
Het vrijwillig offline gaan, door je device in te leveren, naar een white spot te gaan waar simpelweg geen ontvangst is, of jezelf op een digitaal dieet te zetten, wint aan populariteit. Google op ‘offline retreat’ en ‘digital detox’ en je hebt keuze genoeg: lekker op het platteland tot jezelf komen zonder telefoon, in een AA-achtige setting je digitale zonden overdenken met lotgenoten, of – hoe ironisch – een app installeren die je smartphonegebruik monitort en controleert. Ook op de werkvloer is de trend doorgedrongen: steeds meer bedrijven experimenteren met een verbod op mailen na zes uur ’s avonds, of ze introduceren een e-mailvrije ochtend. Is het realistisch om te denken dat een paar uur niet mailen het verschil maakt? De aflevering ‘Nosedive’ suggereert dat er heel wat meer nodig is om te genezen van je fear of missing out… maar dat het de moeite waard is.
Dafne Jansen is redacteur van IP en projectmanager bij de Universiteit Utrecht.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 9 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.