Shock en hilariteit wisselden elkaar af in de artikelen die afgelopen april verschenen over een bliksemactie in de salon van het Britse kroonprinselijke echtpaar. Het gebeurde vlak voordat William en Kate met hun bezoek, niemand minder dan Barack Obama en echtgenote, de zitkamer wilden binnengaan. Een alerte lakei was opeens het tekstbordje opgevallen dat een levensgroot schilderij van Albert Cuyp vergezelde. Het prominent in de zitkamer hangende kunstwerk werd omschreven als: ‘The negro slave’. Razendsnel verdween het tekstbordje van de muur en een grote varen werd voor het schilderij geplaatst om de schroefgaatjes aan het oog te onttrekken. Natuurlijk praatte iemand zijn mond voorbij – en het verhaal kwam volop in de media.
Door: Andrea Langendoen
Je kunt het hypersensitief of politiek correct noemen, feit is dat bepaalde termen in onze tijd niet meer geaccepteerd worden omdat ze een te negatieve connotatie hebben of in sommige gevallen zelfs racistisch of discriminerend zijn. Zo zag begin dit jaar het Canadese kledingmerk Dsquared zich genoodzaakt publiekelijk excuses aan te bieden vanwege hun controversiële dameskledingcollectie getiteld Dsquaw (‘de term ‘squaw’ – een Amerikaans-Indiaans woord voor ‘vrouw’ – wordt tegenwoordig als zeer neerbuigend ervaren).
In de Verenigde Staten is het fenomeen political correctness (meestal kortweg PC) al enige decennia aan de orde, maar de afgelopen jaren wordt de PC-beweging zeker onder studenten steeds dwingender, en wordt hun ‘protective vindictiveness’ steeds meer gezien als een bedreiging van de vrijheid van meningsuiting. Immers, wat hou je nog over als alle woorden, ideeën en onderwerpen die mogelijk ‘kwetsend’ kunnen zijn worden verbannen?
Cultureel fenomeen
Een vergelijkbare trend signaleert de Britse commentator Claire Fox in haar onlangs verschenen boek I find that offensive. Veel, met name jonge, mensen, zei Fox afgelopen oktober in een interview in Trouw, gedragen zich als verwende kinderen die alle kritiek en ongemakkelijke ideeën uit de weg willen gaan. Door een beroep te doen op hun emoties proberen ze anderen de mond te snoeren. De neiging om kwetsende woorden uit te bannen is een cultureel fenomeen dat je steeds breder in de samenleving tegenkomt, aldus Fox. Ze snijdt daarmee een discussie aan die ook in Nederland op verschillende vlakken speelt. En dan hebben we het niet alleen over de Pieten-discussie.
Rijksmuseum
Ook binnen Nederlandse erfgoedinstellingen is het een onderwerp dat de afgelopen jaren steeds relevanter is geworden. De toenemende digitalisering van erfgoedmateriaal maakt collecties veel beter vindbaar en zichtbaar, nationaal en internationaal. Dat betekent ook dat er andere eisen worden gesteld aan de collectieomschrijvingen en metadata. Het Rijksmuseum heeft recent een duidelijke keuze gemaakt als het gaat om termen die (mogelijk) racistisch, discriminerend of kwetsend zijn (zie kader met interview). Het is daarmee het eerste museum dat op structurele wijze is begonnen met het doorzoeken van de collectie op kwetsende termen.
Geschiedvervalsing?
Een aantal instellingen in Nederland heeft zich daar sindsdien bij aangesloten. Maar lang niet iedere instelling heeft daarvoor beleid of ziet het als een taak om andere gezichtspunten te vertegenwoordigen of meer inclusief te gaan denken en werken. Critici zien het als een vorm van geschiedvervalsing, of van een poging om de niet al te rooskleurige feiten uit onze geschiedenis uit het collectieve geheugen te wissen, een poging om openlijke discussie te vermijden. Voorstanders zijn juist van mening dat tijden en inzichten veranderen en je je dus meer bewust moet zijn van hoe je bepaalde groepen of zaken omschrijft. Hoewel het Rijksmuseum-project eind vorig jaar tot in de internationale pers uitgebreid werd besproken en het besluit ook expliciet door de International Council of Museums werd toegejuicht, lijken vooralsnog niet veel instellingen op een vergelijkbare projectmatige retrospectieve wijze met hun collectie aan de slag te gaan.
Black Archives
Overigens gaat het dekoloniseren van erfgoedinstellingen verder dan alleen het aanpassen van je teksten. Ook de collecties zelf zijn opgebouwd vanuit ‘eurocentrisch perspectief’ en vertonen zo een, volgens sommigen, grotendeels wit perspectief op de (koloniale) geschiedenis. Vanuit dat idee is een aantal oud-studenten (antropologen en historici) van de VU begonnen met de oprichting van de ‘Black Archives’: een bibliotheek van voornamelijk zwarte schrijvers over het koloniale verleden, de slavernij, racisme en emancipatie.
In een artikel in NRC van eind september (‘Hoe dekoloniseer je de bibliotheek?’) leggen de initiatiefnemers uit hoe deze Black Archives, bestaande uit titels die bijna zonder uitzondering in geen enkele andere bibliotheek te vinden zijn, het hiaat moeten dichten in de kennis over het koloniale verleden. De basis van de bibliotheek wordt gevormd door de collectie van de Surinaams-Amsterdamse sociaal wetenschapper Waldo Heilbron, die al in de jaren tachtig de geschiedschrijving en sociale wetenschap wilde dekoloniseren.
Queering
Maar met het dekoloniseren van je collectie of je metadata alleen ben je er nog niet. Vorig jaar schreef Lonneke van den Hoonaard, directeur van IHLIA (het internationaal archief en documentatiecentrum op het gebied van homo- en biseksualiteit en transgender), in IP een artikel over het project ‘Queering the collections’. ‘Queeren’ is het onderzoeken, beschrijven, presenteren en ontsluiten van de queer-aspecten en betekenis van erfgoedcollecties. Het project is erop gericht inclusiviteit en diversiteit bij collectievorming, ontsluiting en presentatie van erfgoed onder de aandacht te brengen bij erfgoedinstellingen in Nederland. Bijvoorbeeld door omschrijvingen in catalogi. Of door aandacht te besteden aan ‘queer’ thema’s door middel van tentoonstellingen, speciaal ingerichte boekenkasten et cetera. Het is dus heel specifiek de doelstelling van het project dat niet alleen een specifiek rondom het thema gespecialiseerde instelling als IHLIA aandacht aan het onderwerp besteedt maar dat juist ook andere instellingen zorgen dat de ‘queer’ kant van hun collectie naar boven komt.
Andere thema’s
Inmiddels hebben zich al verschillende erfgoedinstellingen aangesloten bij het project, vertelt Van den Hoonaard. ‘We zien dat steeds meer organisaties zich bewust worden hun eigen rol. We zijn nu gestart met een meer gestructureerde aanpak, waarvoor we een vijfjarenplan gaan schrijven. Tot nu toe gaan de projecten vooral om “queering” bij het tonen van collecties. Voor het ontsluiten van archieven ligt het een stuk lastiger, daar spelen heel andere issues, bijvoorbeeld als het gaat om neutraliteit en de overheidstaken van archieven.’ Wat voor ‘queer’ geldt geldt natuurlijk eveneens voor andere thema’s. Zo kun je je voorstellen dat er een initiatief ontstaat bij andere instellingen dan Atria | Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis om thema’s als emancipatie en de rol van de vrouw een structurele rol in hun collectiebeleid en ontsluiting te geven.
Verandering
Hoewel je niet kunt spreken van aardverschuivingen laten bovenstaande voorbeelden zien dat er veranderingen plaatsvinden binnen de erfgoed- en informatiesector, die met name tot stand zijn gekomen onder de invloed van maatschappelijke thema’s. Zeker in de VS verschijnen steeds meer publicaties die een aanzet willen gegeven voor het samenbrengen van onderwerpen als etniciteit, inclusiviteit, gender, seksualiteit binnen de informatiewetenschappen. Onderzoeksaspecten die nog vaak over het hoofd worden gezien in bibliotheken, archieven en musea.
Andrea Langendoen is redacteur van IP en werkzaam bij Koninklijke Bibliotheek.
Rijksmuseum kijkt kritisch naar gebruikte termen
Het Rijksmuseum is in 2015 begonnen met het project ‘Adjustment of Colonial terminology’. Eveline Sint Nicolaas, conservator Geschiedenis van het Rijksmuseum, vertelt over de laatste stand van zaken. ‘Het is een langzaam maar zorgvuldig proces’.
Door: Eveline Sint Nicolaas
Waarom zijn jullie dit project gestart?
‘Sinds het voorjaar van 2015 kijkt een werkgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van de conservatoren, de afdeling Collectie Informatie en de afdeling Publiek en Educatie, kritisch naar de gebruikte terminologie in het museum. Het Rijksmuseum is er voor alle Nederlanders en voor een groot, internationaal publiek en vindt het daarom belangrijk om in alle publieksuitingen, zoals tentoonstellingen, publicaties, de website en audiotours, de taal van deze tijd gebruiken.’
‘Taal leeft en woorden die decennia geleden gangbaar en acceptabel waren, zijn dat nu niet meer en dat heeft ook zijn weerslag op de beschrijving van de collectie van het museum in het digitale registratiesysteem. Soms is er sprake van verouderd taalgebruik dat in een aantal gevallen ook als kwetsend wordt ervaren. En in sommige beschrijvingen klinkt een eurocentrisch perspectief door, die de geschiedenis beschrijft vanuit een puur westers standpunt. Daar willen we verandering in brengen en de werkgroep neemt hierin het voortouw.’
Hebben jullie dat samen met andere musea/erfgoedinstellingen gedaan? En hebben zich andere musea (in Nederland of erbuiten) bij jullie aangesloten?
‘Het is een project waar het Rijksmuseum zelf mee is gestart, maar wij zijn natuurlijk niet het enige museum of de enige erfgoedinstelling die tegen deze kwestie aanloopt. Na de aandacht in de media december vorig jaar hebben we met verschillende musea in binnen- en buitenland contact gehad, maar ook met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en bijvoorbeeld Iconclass (een iconografisch classificatiesysteem dat wereldwijd wordt gebruikt voor de beschrijving van afbeeldingen).’
‘Over het algemeen zijn musea en erfgoedinstellingen positief over deze ontwikkelingen en ziet iedereen in dat het tijd is om kritisch naar oude beschrijvingen van de collectie te kijken. Het is wel vaak makkelijker om te bepalen welke termen we niet meer willen gebruiken dan om vast te stellen wat goede alternatieve termen zijn. Het is daarom heel zinnig om ervaringen uit te wisselen en niet te proberen op verschillende plekken het wiel opnieuw uit te vinden. Zo is er bij de Musea voor Wereldculturen gespecialiseerde kennis in huis over de verschillende etnografische benamingen, terwijl Museum Catharijneconvent in Utrecht weer goed thuis is in terminologie die samenhangt met religie. Uitwisseling van die kennis en expertise is heel belangrijk.’
Hoe wordt hiernaar gekeken door andere partijen in de erfgoedwereld en door de bezoekers zelf?
We hebben veel positieve reacties gekregen naar aanleiding van de aandacht in de media december vorig jaar, maar zeker ook negatieve reacties. Sommige mensen zijn bang dat we met het vervangen van termen als “neger” en “Eskimo” de geschiedenis “wegpoetsen”. Dat is zeker niet het geval. Als een titel of een beschrijving in ons registratiesysteem Adlib wordt aangepast, gebeurt dit altijd in een nieuw veld. De oude titel en beschrijving blijven ook in de database bewaard, zodat toekomstige generaties en ook museummedewerkers zelf, kunnen zien hoe de beschrijvingen in de loop der tijd zijn gewijzigd.’
‘Mensen van buiten het museum die via de website onze collectie raadplegen hebben toegang tot een beperkt aantal velden van Adlib, maar de zoekmachine neemt wel alle velden uit Adlib mee. Dat betekent dat wie onderzoek doet naar voorwerpen met in de beschrijving het woord “neger’, via de website nog steeds alle voorwerpen vindt die daaraan voldoen. Alleen de bewuste term is niet meer opgenomen in de voorkeurstitel of beschrijving en daarom ook niet zichtbaar op de website. Maar in Adlib blijft alles bewaard en ook raadpleegbaar voor onderzoekers.’‘Tot slot wordt in alle aangepaste records verwezen naar het project Terminologie. Van wegpoetsen is dus geen sprake.’
Hoever zijn jullie met het project?
‘De werkgroep werkt gestaag aan het project door. We bespreken term voor term, verdiepen ons in alternatieve termen, zoeken contact met specialisten en vertegenwoordigers van belangengroepen buiten het museum en stellen vervolgens de verschillende conservatoren in het museum ons alternatief voor.’
‘Het is een langzaam maar zorgvuldig proces waarbij we steeds weer constateren dat bijna iedere aanpassing maatwerk is en niet met een simpele “zoek-en-vervang-actie” kan worden gedaan. En we zullen ook nooit klaar zijn. Dat is inherent aan het feit dat taal leeft en de termen waarvan we nu denken dat die een goed alternatief zijn, misschien over een paar jaar weer een heel andere lading hebben gekregen. Dat is ook niet erg, zo is het altijd gegaan. Onze voorgangers in het museum hebben ook nieuwe titels en beschrijvingen gemaakt, die wij nu weer kritisch bekijken.’
Er spelen naast deze kwestie ook andere vormen van modernisering van collecties (zowel qua collectievorming als bijvoorbeeld omschrijving/metadatering), zijn dat ook initiatieven waar jullie aan meedoen? En tegelijkertijd, er komen natuurlijk steeds nieuwe thema’s op waar je iets mee zou moeten doen. Hoe kun je als museum blijven meegaan met die veranderingen, zonder dat je je eigen identiteit verliest?
‘Ik denk niet dat het museum zijn identiteit verliest door mee te gaan met de veranderingen in de samenleving. Integendeel, het is nooit anders gegaan. De collectie en de manier van presenteren zijn altijd beïnvloed door wat er speelt in de wereld om ons heen. Zo heeft de Tweede Wereldoorlog invloed gehad op de presentatie van de geschiedenis in het museum (zo min mogelijk wapens in de opstelling) en werd er in de tijd van Apartheid geen aandacht besteed aan de gezamenlijke geschiedenis met Zuid-Afrika. Het museum, de collectie en de manier van presenteren worden altijd beïnvloed door de ontwikkelingen in de samenleving.’
‘We zijn ons de laatste jaren meer bewust van het feit dat de collectie en de presentatie van het Rijksmuseum zijn gevormd vanuit een westers perspectief. Dat perspectief heeft alles te maken met de oorsprong van het Rijksmuseum als nationaal museum waar onder andere de stadhouderlijke verzamelingen een plek kregen. Maar het betekent niet dat we niet met andere ogen naar dezelfde collectie kunnen kijken.’
‘Een ander tekstbordje bij hetzelfde object kan de bezoeker bewust maken van dat perspectief. En in de multimediatour Koloniaal Verleden kunnen we nog dieper ingaan op de gelaagdheid van objecten en de bezoeker laten ervaren dat hetzelfde voorwerp voor verschillende personen een andere betekenis heeft. Het Rijksmuseum verliest daarmee niet zijn identiteit, want er is nooit één verhaal, één waarheid. Het is de taak van het museum om de collectie te tonen, de historische context te schetsen, open te staan voor andere perspectieven en ruimte te geven aan de discussie daarover.’
‘Die openheid blijkt ook uit ons beleid ten aanzien van het openstellen van onze collectie en data via de website. Dat doen we zonder voorwoorden of richtlijnen, juist omdat wij weten dat er buiten de muren van het museum meer of andere kennis is en er andere invalshoeken en andere standpunten zijn. Onze collectie wordt (mede) hierdoor bijvoorbeeld veelvuldig gebruikt in Wikipediapagina’s in vele talen waarin het verhaal over het object niet noodzakelijkerwijs het (kunst)historische verhaal is dat het Rijksmuseum vertelt. Het Rijksmuseum is er niet alleen binnen de muren, maar ook daarbuiten.’
Deze bijdrage komt uit IP nr. 9 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.