CBS-onderzoek: economische waarde creatieve sector vergelijkbaar met die van de bouw

De bijdrage van cultuur en media aan de Nederlandse economie (bbp) bedraagt 3,7 procent, vergelijkbaar met het aandeel van de bouwsector. Huishoudens consumeren voor 14,1 miljard euro aan cultuur- en mediaproducten, zo blijkt uit de eerste satellietrekening cultuur en media die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft samengesteld voor het jaar 2015.

De CBS-onderzoekers stellen in de inleiding bij het rapport, getiteld De bijdrage van cultuur en media aan de Nederlandse economie (pdf): ‘Cultuur en media kosten niet alleen maar geld maar dragen ook bij aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid. Het ontbrak echter aan een goed en betrouwbaar instrument om deze economische betekenis in macro-economisch perspectief zichtbaar te kunnen maken. Een satellietrekening is zo’n instrument. (…) In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is daarom door het CBS een eerste satellietrekening cultuur en media samengesteld.’

In de Satellietrekening cultuur en media 2015 is gekeken naar economische variabelen als productie, consumptie, toegevoegde waarde, werkgelegenheid en dergelijke. Voorbeelden van primaire cultuur- en mediaproducten zijn museum- en bibliotheekdiensten, boeken, architectuurdiensten, reclame-uitingen, radio- en tv-programma’s, theatervoorstellingen, online games en fotografie. Voorbeelden van ondersteunende cultuur- en mediaproducten zijn muziekinstrumenten, fototoestellen, radio- en tv-toestellen en boekbind- en drukmachines.

Uit de CBS-cijfers blijkt dat de toegevoegde waarde uit de productie van cultuur- en mediaproducten in 2015 25,5 miljard euro bedroeg en daarmee goed was voor 3,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De arbeidsinzet voor deze productie was 320.000 arbeidsjaren, 4,5 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland. De bijdrage van cultuur en media aan het bbp is hiermee iets kleiner dan die van de bouwnijverheid (4,1 procent) maar ruim tweemaal zo groot als die van landbouw, bosbouw en visserij (1,6 procent). Ter vergelijking: de bijdrage van het toerisme aan de totale Nederlandse economie is 4 procent.

Bij de CBS-cijfers moet worden aangetekend dat ook de reclamebranche tot de creatieve sector wordt gerekend. Het totale aanbod van cultuur- en mediaproducten bedroeg in 2016 58,1 miljard euro (15,2 miljard euro daarvan geïmporteerd), waarvan het aanbod van reclame met 17,4 miljard euro (30 procent) het grootste is, gevolgd door het domein audiovisueel (radio, tv, film e.d.) met 14,2 miljard euro (24 procent). Daarna volgen de domeinen Letteren met 8,8 miljard, Podiumkunsten met 4,64 miljard, Architectuur en ontwerp met 4,2 miljard, Beeldende kunst met 3,22 miljard en Erfgoed met 2,5 miljard.

Van alle cultuur- en mediaproducten wordt 21 procent geconsumeerd door huishoudens (verder wordt onder andere 48 procent, met name in het domein reclame, gebruikt om andere (eind)producten mee te maken (intermediair verbruik) en 21 procent uitgevoerd naar het buitenland). Bij de consumptieve bestedingen van huishoudens zijn de uitgaven aan cultuur- en mediaproducten in het domein audiovisueel met 5,1 miljard euro (40 procent) het grootste. Gevolgd door letteren (20 procent), podiumkunsten (16 procent) en erfgoed cq musea (12 procent).

De inzet van vrijwilligers wordt door het CBS niet als een bijdrage aan de werkgelegenheid gezien en de cijfers dienaangaande worden in het onderzoek dan ook niet meegenomen, maar wel stellen de onderzoekers vast dat in delen van de cultuur- en mediasector de arbeidsinzet van vrijwilligers substantieel is.

‘47 procent van het aantal werkzame personen in de podiumkunsten bestond in 2017 uit vrijwilligers/stagiaires, 70 procent van het aantal werkzame personen bij de musea bestond uit vrijwilligers en twee derde van het aantal werkzame personen bij de bibliotheken. Uitgedrukt in arbeidsjaren is het aandeel van vrijwilligers weliswaar fors lager, maar zonder de arbeidsinzet van deze vrijwilligers of door het “marktconform” gaan belonen van deze vrijwilligers, zou het “businessmodel” van genoemde sectoren binnen de cultuur- en mediasector onder druk komen te staan,’ aldus het rapport. Verder wordt gesproken van zestien- à achttienduizend vrijwilligers die in 2017 gemiddeld twee à vier uur per week werk verrichten in de bibliotheken in Nederland.

Overigens worden de bibliotheken in de Satellietrekening nergens specifiek uitgewerkt; zij worden gerangschikt binnen het subdomein ‘boeken’ (dat behoort tot het domein ‘Letteren’).

(Bron: Bibliotheekblad, foto: pixabay / MabelAmber)