Tegenover het succes van de grote publiekstrekkers knokken vele kleinere musea in de regio voor lijfsbehoud. De Raad voor Cultuur trekt aan de bel: verbeter de zorg voor de collecties bij deze musea en verhelp hun wankele financiële situatie. De Nederlandse museumsector moet zich optimaal voorbereiden op de toekomst.
Op het eerste gezicht signaleert de raad in zijn advies ‘In wankel evenwicht’ een succesvolle en creatieve museumsector. Nederland is een uniek museumland, rijk aan vele musea met prachtige collecties. De musea hebben in 2017 opnieuw meer publiek getrokken en de tentoonstellingen zijn van een hoog niveau. Daarnaast opende een aantal nieuwe particuliere musea zijn deuren en is de Collectie Nederland de afgelopen jaren met mooie aanwinsten verrijkt.
Maar achter dit zonnige beeld schuilt een minder zichtbare, zorgwekkende situatie. Het positieve plaatje van de sector wordt gekleurd door het succes van een handvol, vooral grotere, musea. Grote delen van de sector zijn echter financieel kwetsbaar. Musea kampen met oplopende tekorten: de publieksinkomsten zijn weliswaar gestegen, maar dat weegt niet op tegen dalende subsidies en stijgende tentoonstellingskosten. Zo is het aandeel subsidies van het Rijk, provincies en gemeenten tussen 2011 en 2016 gedaald van bijna 514 miljoen euro naar ruim 500 miljoen euro, en zijn de tentoonstellingskosten van iets meer dan 53 miljoen euro in 2011 (6 procent van de totale kosten) gestegen naar 91 miljoen euro in 2016 (9 procent van de totale kosten).
Beheer en behoud collecties
Onder maatschappelijke druk is er een zwaar accent op grote tentoonstellingen en bezoekcijfers komen te liggen. Hierdoor verdwijnen taken op het gebied van beheer en behoud naar de achtergrond en dreigt er een sluipend verval. De raad adviseert de zorg voor de collecties te verbeteren, onder meer door een goede kennisborging en -overdracht aan nieuwe generaties conservatoren. De raad dringt erop aan dat decentrale overheden, in navolging van het Rijk, het beheer en behoud van gemeentelijke/provinciale collecties via langjarige financiering borgen. De raad adviseert hierover duidelijke afspraken te maken met stedelijke cultuurregio’s en ziet dit als een zaak van nationaal belang.
Nieuwe publieksgroepen
Een museum kan bij uitstek een plek zijn waar bezoekers van verschillende leeftijden, achtergronden en opleidingsniveaus elkaar kunnen ontmoeten. Toch gebeurt dat nog te weinig. De raad adviseert de musea daarom de collecties vanuit verschillende perspectieven te tonen, verbindingen aan te gaan met maatschappelijke organisaties en personen of groepen met een andere culturele achtergrond uit te nodigen. Overheden zouden op hun beurt musea meer de ruimte moeten geven om nieuwe publieksgroepen te bereiken, ook als dat geen stijgende bezoekersaantallen oplevert. De raad adviseert om toepassing van de Code Culturele Diversiteit als beoordelingscriterium voor subsidies op te nemen.
Kostbare objecten
Goed beheer betekent onder andere dat musea hun collecties regelmatig kunnen verrijken met nieuwe voorwerpen. Ondanks de publieke en private fondsen die hiervoor beschikbaar zijn, vindt de raad dat er te weinig financiële middelen zijn voor de aankoop van kostbare objecten. De raad vindt het zeer bemoedigend dat minister Van Engelshoven (OCW) een storting in het Nationaal Aankoopfonds heeft aangekondigd. Hij adviseert dat het Mondriaan Fonds financiële ruimte maakt voor de aankoop van belangrijke objecten voor de regio.
Ook adviseert de raad het internationale bruikleenverkeer in financieel opzicht te verruimen. Hij stelt voor om, in navolging van andere landen, voor de garantstelling binnen de Indemniteitsregeling geen maximumbedrag meer te hanteren voor aanvragen voor een bruikleen uit het buitenland. De raad concludeert daarnaast dat digitalisering veel mogelijkheden biedt om de zichtbaarheid en toegankelijkheid van omvangrijke (depot)collecties te vergroten. De maatschappelijke roep hierom kan op deze manier worden ingevuld. Geef digitalisering daarom alle ruimte, is de boodschap.
Over digitalisering:
“Naast het fysieke beheren en tonen van collecties is de digitalisering ervan een integraal onderdeel van het beleid van musea. De mogelijkheden van de digitale media werken door in alle activiteiten en zijn haast oneindig. Collecties worden geregistreerd in databases, musea ontsluiten collecties online voor het publiek en zetten digitale technieken in tijdens tentoonstellingen. Online content biedt verdieping tijdens het fysieke bezoek. Daarnaast kan het ingezet worden voor sociale 33 media, die van groot belang zijn voor de marketing van musea. Online beschikbaarheid zorgt voor de toegankelijkheid van originele kennisbronnen. In de huidige samenleving dreigen meningen regelmatig te prevaleren en staat de status van feiten ter discussie. Musea en archieven kunnen tegenwicht bieden aan een devaluatie van onomstotelijke waarheden, omdat zij beschikken over de originele kennisbronnen die ‘alternatieve feiten’ kunnen ontzenuwen.”
Over informatie- en onderzoeksfunctie
“Naast zichtbaarheid heeft digitalisering een belangrijke informatie- en onderzoeksfunctie. Digitalisering is belangrijk voor het onderwijs, namelijk voor de toegang tot de voorbereidende lesstof, en een digitale omgeving is bij uitstek geschikt om specialistische kennis te delen en (vergeten) verhalen te vertellen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de website van het Nederlands Openluchtmuseum. Een voorbeeld van de internationale uitwisseling van kennis is de waarop niet alleen collecties van verschillende musea te zien zijn, maar die ook dient als een platform voor wetenschappelijke publicaties over de grote schilder.”