Enkele Utrechtse en Leidse rechtsgeleerden bundelden de reflecties van hun collega’s over het Wilders-proces in een boek. Zijn de grenzen van de vrijheid van meningsuiting nu duidelijker getrokken?
Door: Jos van Dijk
Twee jaar geleden bepaalde het Amsterdamse Gerechtshof dat Geert Wilders alsnog vervolgd moest worden voor een reeks van uitspraken en zijn film over de islam. De twijfel over de juistheid van deze beslissing was met name onder rechtsgeleerden van meet af aan groot. De vraag was of het strafrecht hier ingezet zou moeten worden voor een beperking van het publieke debat. Voorstanders van een proces brachten daar tegen in dat er nu maar eens duidelijke grenzen gesteld zouden moeten worden. De vrijheid van meningsuiting is tenslotte ook in Nederland niet absoluut. De groeiende ergernis over de in veler ogen onbeschofte uitspraken van Wilders gaf voeding aan het verlangen naar een duidelijke uitspraak van de rechter. Mag dat nu allemaal wel, wat die man zegt?
Vorig jaar juni kwam dan uiteindelijk het antwoord van de Amsterdamse rechtbank. Wilders werd op alle fronten vrijgesproken. Maar zijn met deze uitspraak nu de grenzen van de uitingsvrijheid duidelijker getrokken?
Grens trekken
Enkele Utrechtse en Leidse rechtsgeleerden bundelden de reflecties van hun collega’s over het Wilders-proces in het boek Mag ik dit zeggen? Beschouwingen over de vrijheid van meningsuiting. De samenstellers Ellian, Molier en Zwart maken in hun inleiding direct al een voorbehoud. Een concreet antwoord op deze vraag mag van hen niet verwacht worden. Uit meerdere bijdragen blijkt verder dat de Amsterdamse rechter het in het proces Wilders ook niet makkelijker heeft gemaakt. Wilders zat met zijn uitspraken een enkele keer op de grens, maar ging er – gegeven de context van het publieke debat althans – nooit overheen. Maar waar die grens nu precies getrokken zou moeten worden, bleef ook na de uitspraak in dit proces onduidelijk.
Van alle beschouwingen in deze bundel, die van de lezer wel enige tolerantie vereist voor academisch-juridisch taalgebruik en het vaak herhalen van enkele bekende cases, komt die van Gelijn Molier nog het dichtst bij een antwoord op de prangende vraag uit de titel. Molier verbindt het grondwetsartikel nadrukkelijk aan het voortbestaan van de liberaal-democratische rechtsstaat. Alleen als de grondslagen van de rechtsstaat in gevaar komen, moet er een grens getrokken worden. Dat betekent volgens Molier dat oproepen tot discriminatie en geweld wel, maar groepsbelediging en aanzetten tot haat niet in aanmerking komen voor vervolging.
Mag ik dit zeggen? Beschouwingen over de vrijheid van meningsuiting | Afshin Ellian, Gelijn Molier en Tom Zwart | Den Haag: Boom Juridische uitgevers | 2011 | ISBN 9789089745941 | 380 p. | € 29,00 | Waardering: ●●●○○
Deze bijdrage komt uit IP nr. 3 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen