Terug naar de 19e-eeuwse roots: bibliotheek Rijksmuseum nu zelf ontsloten

Op 13 april opent het verbouwde Rijksmuseum, naar een ontwerp van het Spaanse architectenbureau Cruz y Ortiz, na tien jaar zijn deuren. De befaamde negentiende-eeuwse bibliotheekruimte zou allerlei nieuwe functies krijgen, maar keert nu terug naar haar roots. Een interview met bibliothecaris Geert-Jan Koot.

Door: Marieke Kramer en Ronald de Nijs

Het is een ijskoude middag, eind januari, als we ons melden bij de beveiligers aan de Hobbemakade. Een besneeuwd pad leidt naar het nieuwe entreegebouw voor het Rijksmuseum-personeel. Ook hier veel beveiligingsmensen. Men is bezig de schilderijen en andere stukken terug te verhuizen uit het depot buiten de stad; de bibliotheekcollectie volgt een week later. In de zalen en gangen loopt eveneens beveiliging rond. Twee schilders witten een plafond, een paar schoonmakers dweilen vloeren. In het museum heerst verder een serene rust.

Fotograferen is uit den boze. Er mogen geen beelden van het verbouwde museum naar buiten komen. Museumdirecteur Wim Pijbes wil op 13 april openen met een ‘big bang’. Als we een paar weken later zouden zijn langsgekomen, had onze afspraak niet door kunnen gaan, zal bibliothecaris Geert-Jan Koot ons later vertellen. Tot de officiële openstelling is het gebouw een no-go area voor journalisten. De depots Via de dienstingang nemen we een trap naar beneden. We bevinden ons nu ondergronds, in een lange tunnel die naar het hoofdgebouw leidt. Links zien we gele deuren die leiden naar vier depots voor de prenten-, tekeningen- en fotocollectie van de bibliotheek.

De depots

Via de dienstingang nemen we een trap naar beneden. We bevinden ons nu ondergronds, in een lange tunnel die naar het hoofdgebouw leidt. Links zien we gele deuren die leiden naar vier depots voor de prenten-, tekeningen- en fotocollectie van de bibliotheek.

We lopen de route die de bibliotheekmedewerkers dagelijks zullen afleggen. De bibliotheek heeft als vrijwel enige ondersteunende dienst een plek in het hoofdgebouw. In de oorspronkelijke plannen kreeg het hoofdgebouw een publieksfunctie en kwamen de facilitaire diensten in de aanpalende gebouwen. Vier jaar geleden gingen die plannen op de schop (zie kader rechts) en kon Koot – tot zijn genoegen – met zijn staf terugkeren naar de oorspronkelijke bibliotheekruimtes.

Maar ondertussen waren de vier depots al gebouwd. ‘Logistiek gezien niet erg handig,’ zegt Koot. ‘Opgevraagde werken moeten nu een lange weg afleggen voordat ze in de studiezaal terechtkomen. Gelukkig speelt het vervoer zich achter de schermen af.’

‘Behalve deze depots hebben we ook een heel ruim boekendepot. Dat is te vinden op weer een andere plek: vlak onder de passage, ofwel de fietsdoorgang van het museum. Twaalf meter onder de grond bevindt zich een tunnelgebouw van twee verdiepingen, waar we het grootste deel van onze boekencollectie, zo’n 4,5 kilometer, kwijt kunnen,’ aldus Koot. ‘Over enkele dagen komen de boeken terug. Dan resteert ons nog 1 kilometer aan lege plankruimte. Die ruimte voor groei is nodig. Slechts een handvol wetenschappelijke en tijdschrifttitels op kunstgebied komt uit in digitale vorm, het grootste deel verschijnt nog altijd op papier.’

Reserveroom

Aan het eind van de tunnel nemen we een trap omhoog en bereiken we het atrium, het nieuwe hart van het museum. Vanuit de (fiets)passage komen bezoekers straks via het atrium het gebouw binnen. Deze imposante binnenplaats combineert beige natuursteen met muren van rode baksteen en de monumentale decoraties van het negentiende-eeuwse gebouw van architect Pierre Cuypers. Na een korte wandeling belanden we in de westvleugel van het hoofdgebouw, waar zich zowel de bibliotheek als de bijbehorende backoffices bevinden.

We stappen de reserveroom binnen. Geert-Jan Koot: ‘Boeken, prenten, foto’s en tekeningen die vanuit de bibliotheek of de studiezaal worden aangevraagd, kunnen we hier voorsorteren. Vaak betreft het materiaal dat onderzoekers voor langere tijd willen bestuderen. Dat gaat dan niet terug naar de depots, maar krijgt hier zolang een plek. Omdat de reserveroom ook als depot fungeert, is zij zowel beveiligd als geklimatiseerd.’

De bibliotheek

De bibliotheek ligt een verdieping hoger. We zien een boekerij, geen publieksinformatiecentrum of sterrenrestaurant, zoals ooit de bedoeling was. Drie gaanderijen met houten kasten torenen hoog boven ons uit. De kleurrijke, grotendeels gereconstrueerde muurversieringen vallen in de lege ruimte extra op. De kasten zijn gerestaureerd, het groene vilt langs de planken en de terrazzovloer zijn vernieuwd. ‘Cuypers, zo hebben we recent ontdekt, is erg bezig geweest met deze ruimte. Hij heeft destijds in Parijs verschillende bibliotheken bezocht en enkele ervan in schetsboekjes gedetailleerd nagetekend. We hebben ook een schetsboekje gevonden met het ontwerp voor de inrichting van de Rijksmuseum-bibliotheek, inclusief bijbehorende stoelen en tafels.’

Bij de toegangsdeur komt een tafel (‘geen balie!’) waaraan twee informatiespecialisten zullen plaatsnemen. Koot: ‘Aan hen kunnen museumbezoekers hun vragen over de collectie stellen. Deze informatiefunctie vinden we heel belangrijk.’

‘De kasten herbergen straks de meest recente nummers van een honderdtal tijdschriften. Deze selectie uit onze zeshonderd tijdschriftabonnementen is geschikt voor een breed publiek. Ook komt er een handbibliotheek die de museumindeling volgt; je hebt dus straks bijvoorbeeld een kast met boeken over de Middeleeuwen en de Renaissance. Nieuwe aanwinsten en recente veilingcatalogi krijgen hier eveneens een plaats.’

De moderne tijd

‘We blijven deze ruimte “bibliotheek” noemen, omdat zij zo’n krachtige negentiende-eeuwse bibliotheekuitstraling heeft. We kunnen de authenticiteit van de ruimte voor 99 procent nastreven. Dat maakt haar tot een parel binnen het Rijksmuseum,’ zegt Koot. Om de ruimte zo authentiek mogelijk te houden, komen er op de grote leestafels géén computers te staan. Koot: ‘Dat is het spanningsveld waar we hier mee te maken hebben. Om diezelfde reden bevinden de scanner, kopieermachine en andere apparatuur zich in een aparte ruimte, naast de reserveroom.

‘We stellen iPads aan onze bezoekers beschikbaar; onze nieuwe website en webcatalogus zijn daarom ook vormgegeven op tabletformaat. Ook kan men een eigen laptop meenemen; er komen wel stopcontacten bij de leestafels,’ aldus Koot.

Studiezaal

Via de bibliotheek kom je in de studiezaal waar je op aanvraag de collectie kunt raadplegen. Het is er tijdens ons bezoek verre van warm. Dat komt niet alleen door het barre weer en het ‘proefdraaien’ van de verwarming, maar ook omdat in het monumentale gebouw geen ramen van dubbelglas geplaatst mogen worden. Het daglicht komt vanuit het noordwesten. ‘Ideaal om prenten en dergelijke bij te bestuderen.’

De strakke zaal oogt nu nog kaal, maar straks staan er rondom hoge boekenkasten voor de naslagwerken over het Prentenkabinet. Bezoekers kunnen hier voor vragen terecht bij zowel een vaste informatieprofessional als een van de conservatoren die in de studiezaal aan een tafel zullen werken.

Werkruimtes

Boven de studiezaal bevinden zich drie verdiepingen met backoffices van de bibliotheek. Op de eerste verdieping huist de bibliotheekadministratie, op de tweede de afdeling Collectie Informatie. En op de derde bevinden zich de objectgebonden documentatie en de flexplekken, bestemd voor zowel de projectmedewerkers van de bibliotheek als de conservatoren.

Koot: ‘Voor de bibliotheekformatie, die bestaat uit twaalf vaste plaatsen, twee vrijwilligers en twee fulltime projectmedewerkers, hebben we meer kantoorruimte gekregen.’ Een ding betreurt hij: ‘We kunnen niet meer vanuit de kantoren direct doorstappen naar de gaanderijen. Op last van de brandweer zijn de deuren dichtgemaakt.’

Collectie-informatie

De bibliotheek en de afdeling Collectie Informatie zijn een nauwe samenwerking aangegaan. ‘We zitten nu fysiek bij elkaar en bij het bedienen van het publiek, de informatiedienstverlening in de leeszaal en de studiezaal werken we samen. Overigens zal de bibliotheek voortaan zeven dagen per week geopend zijn; de studiezaal van dinsdag tot en met zaterdag.’

‘Collectie Informatie gaat vanaf 2013 ook in ons opensourcebibliotheeksysteem KOHA catalogiseren. Alle mappen met objectgebonden informatie worden nu in dit systeem beschreven. Ons voorbeeld was de Frick Art Reference Library in New York; zij namen artists files op in hun op MARC 21 gebaseerde bibliotheeksysteem.’

Ook de digitalisering wordt door Collectie Informatie opgepakt.* ‘Zij maken de keuze wat te digitaliseren en wat te beschrijven. Er wordt begonnen met de schilderijen; daar is de meeste vraag naar,’ aldus Koot.

Kunstbibliotheken

Kort na zijn aantreden opperde Wim Pijbes in Het Parool het samengaan van alle grote kunstbibliotheken. Koot: ‘Die gedachte komt om de tien jaar bovendrijven. Voor de externe gebruiker zou het een godsgeschenk zijn als je de collecties van het Stedelijk, Van Gogh en het Rijks in één gebouw zou kunnen onderbrengen. Maar dat is nu niet realistisch. Ik zoek het meer in het gemeenschappelijk gebruik van collecties. Daarom zou het ook zo mooi zijn als het Van Gogh en het Stedelijk zouden deelnemen aan AdamNet, het netwerk van Amsterdamse bibliotheken.’

‘AdamNet heeft een groepscatalogus die gebaseerd is op Worldcat. Omdat het Stedelijk en het Van Gogh niet in Worldcat zitten, komen zij niet in die catalogus voor. Binnen de groepscatalogus zou je een themacatalogus kunnen raadplegen, bijvoorbeeld van de museumbibliotheken in Amsterdam. Dan ben je weer een stap verder. Daar moeten we in de toekomst maar weer eens met elkaar over gaan praten.’

De vernieuwing

In de nieuwe situatie hebben zowel de bibliotheekcollecties als de medewerkers meer ruimte gekregen. ‘Maar,’ zegt Koot, ‘er is vooral meer ruimte en aandacht voor de bezoeker. De bibliotheek is nu echt ontsloten voor de museumbezoeker. Vroeger had de bibliotheek een aparte ingang, in de Jan Luykenstraat. Bevond je je in het museum, dan moest je eerst het pand verlaten, omlopen en dan pas kwam je bij onze toegangsdeur. Nu kom je binnen via de hoofdingang van het museum.’ De ingang van de bibliotheek zit op een gunstige plek: in de toekomst komen bezoekers, op weg naar de Philipsvleugel (die al die jaren open is geweest en nu gerenoveerd zal worden), langs de bibliotheekingang. Koot: ‘Aangezien in de Philipsvleugel straks alle grote tentoonstellingen komen, verwachten we dat een klein deel van deze mensenstroom ook de bibliotheek zal aandoen.’

‘Het ontsluiten van deze ruimte, niet alleen als een magistraal mooi vertrek, maar ook als functionele leeszaal annex informatiecentrum – want het is heel nadrukkelijk de bedoeling er informatie over de collectie te geven – dat is dé grote vernieuwing.’

En dan volgt de grootste verrassing van onze tour door het museum. Koot: ‘De meeste museumbezoekers beperken zich tot de zalen met De Nachtwacht en andere zeventiende-eeuwse kunst. Aan het eind van een van die zalen worden de bezoekers geconfronteerd met een schitterend uitzicht: door glazen deuren zien ze de bovenste gaanderij van de bibliotheek. Betreedt men het balkon, dat jarenlang schuilging achter een muur, dan heeft men van bovenaf een prachtig uitzicht over de bibliotheek. De bibliotheek als verborgen schat in dit grote gebouw, als bezienswaardigheid. En daarmee zichtbaar.’


Naar de toren en weer terug

 In 2003 presenteert het Spaanse architectenbureau Cruz y Ortiz zijn voorstel voor het herontwerp van het Rijksmuseum. In die plannen komen alle publieksfuncties in het hoofdgebouw, de bibliotheek krijgt een eigen, nog te bouwen toren van negen verdiepingen (twee onder, zeven boven de grond) aan de Museumpleinkant. De oude bibliotheek in het hoofdgebouw zal worden gerestaureerd en zal dienen als restaurant, later als publieksinformatiecentrum. Wat vond GeertJan Koot van die plannen?

‘De “toren” kwam uit de koker van toenmalig museumdirecteur Ronald de Leeuw, een grote visionaire geest. Hij stelde dat de bibliotheek veel beter vanuit een state of the art gebouw kon werken. Boven in de toren zou de bibliotheek komen, onder de grond de depots. Een geweldig plan.’

‘Tegelijkertijd vonden we de transformatie van de voormalige bibliotheek tot horecaruimte heel erg jammer. Nederland kent nog maar heel weinig authentieke negentiende-eeuwse bibliotheken. Op de planken van de bibliotheekgalerijen zouden dan boeken – bij wijze van decorstukken – komen te staan. Voor mij was dat restaurant in de bibliotheek eerlijk gezegd wel een spanningsveld.’

In 2006 wijst de Commissie Welstand en Monumenten van Amsterdam het ontwerp voor de twintig meter hoge toren af. Het uiteindelijke ontwerp telt nog negen meter en twee verdiepingen boven- en twee ondergronds; het krijgt een functie als entreegebouw voor het personeel. Voor de bibliotheek wordt ruimte gevonden in de voormalige Teekenschool er vlak naast.

Als in 2008 Wim Pijbes als museumdirecteur aantreedt, ziet Koot zijn kans schoon: ‘Wim Pijbes denkt heel erg vanuit het publiek. Ik heb hem voorgelegd dat het gebouw van de Teekenschool zich goed leent voor een educatief centrum. Op dat idee reageerde hij enthousiast. Volgens het bestek was dat gebouw echter al toegewezen aan de bibliotheek. Dat is opgelost door de bibliotheek terug te laten keren naar de plek waar die hoort te zijn: hier, in de negentiende-eeuwse bibliotheekruimte. In 2009 kregen deze plannen hun beslag.’

‘Tijdens de verbouwing van het museum heeft de bibliotheek negen jaar in een pand in de Frans van Mierisstraat gezeten. Begin 2013 zijn we weer in het Rijksmuseum getrokken. Al die tijd hebben we de terugkeer naar onze oude stek in de media stil weten te houden. Voor het verrassingseffect.’


Geen museumcampus

 ‘In de oorspronkelijke visie van oud-museumdirecteur Ronald de Leeuw zouden de losstaande gebouwen – het Ateliergebouw, het Bureau, de Villa, de Teekenschool en de Bibliotheektoren – samen een Rijksmuseumcampus vormen,’ zegt Geert-Jan Koot. ‘Een buitengewoon goed idee. De Leeuw wilde op die manier de onderlinge communicatie verbeteren. Nu zit de bibliotheek als vrijwel enige dienst in het hoofdgebouw. Dat ga ik natuurlijk wel voelen, want ik heb heel veel contact met zowel de conservatoren als de restauratoren, om de collectievorming af te stemmen op hun behoeften.


*Zie ook: René Blekman, ‘Van analoog naar digitaal. Rijksmuseum Amsterdam opent zijn collecties’, in: InformatieProfessional 3/2010, p. 24-28.

Marieke Kramer is redacteur van InformatieProfessional.

Ronald de Nijs is eindredacteur van InformatieProfessional.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 3 / 2013. Het gehele nummer kun je hier lezen