Door: Raymond Snijders
Het internet vergeet niets. Daar kwam de Spaanse vastgoedondernemer Mario Costeja González ook achter. Al googelend op zijn eigen naam ontdekte hij in 2010 dat de zoekmachine in de zoekresultaten verouderde informatie toonde. De Spaanse krant La Vanguardia vermeldde op 19 januari en 9 maart 1998 dat enkele van zijn gebouwen per opbod verkocht zouden worden. De reden: een terugvordering van belastingschulden. Hoewel deze kwestie al lang opgelost was, werd iedereen die González’ naam intikte hier twaalf jaar later nog altijd op gewezen. Had González niet het recht om in dezen door Google vergeten te worden?
Mario González deed een beroep op de Europese privacywetgeving. Hij diende bij de Spaanse toezichthouder een verzoek in om zowel de krant als Google te verplichten deze verouderde gegevens te verwijderen. De krant mocht de berichten laten staan, maar de toezichthouder ging mee in het verzoek om de zoekresultaten door Google Spanje te laten verwijderen. Google ging in beroep bij de Spaanse rechter die vervolgens in 2012 prejudiciële vragen – vragen van uitleg – stelde aan het Europese Hof van Justitie: hoe moet de Europese privacywetgeving nu exact geïnterpreteerd worden?
Deze aan het Hof voorgelegde kwestie leverde een fundamenteel vraagstuk op over privacy, een van de grondrechten van Europese burgers, dat van oudsher botst met een ander grondrecht: het recht op informatievrijheid van diezelfde burgers om informatie te kunnen vinden. Het Hof deed op 13 mei 2014 uitspraak en liet het recht op privacy duidelijk zwaarder wegen dan het recht op informatievrijheid. Om te beginnen oordeelt zij dat de Europese privacyrichtlijn
een hoog niveau van bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, en met name van hun privéleven, bij de verwerking van persoonsgegevens [beoogt] te waarborgen.
Het recht op een privéleven is bovendien een recht dat in het Handvest van de EU is opgenomen en alle burgers van de Europese lidstaten hebben het recht op
de rectificatie, de uitwissing of de afscherming van de gegevens waarvan de verwerking niet overeenstemt met de […] richtlijn, met name op grond van het onvolledige of onjuiste karakter van de gegevens.
Het Hof concludeert vervolgens dat het begrip verwerking van persoonsgegevens zo breed gedefinieerd is in de privacyrichtlijn dat het verzamelen, indexeren en tonen van zoekresultaten door een zoekmachine daar gewoon onder vallen. De rol die Google speelt in het wereldwijd verspreiden van deze persoonsgegevens en de bijbehorende risico’s op privacy-inbreuken worden hierbij nog eens benadrukt door het Hof.
Het Europees privacyrecht is daarmee ook integraal van toepassing op Google. Essentieel in deze uitspraak is dat het hier genoemde correctierecht, aldus het Hof, breder geïnterpreteerd moet worden dan alleen de correctie van onvolledige of onjuiste gegevens. Het geldt voor alle – ook feitelijk correcte – gegevens als deze ontoereikend, niet ter zake dienend of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking door de exploitant van de zoekmachine. Is dit het geval, dan moeten deze gegevens en de verwijzingen uit de zoekresultaten verwijderd worden.
Samengevat: burgers hebben het recht om zo’n verwijderingsverzoek in te dienen bij Google en niet de rechter maar Google is verantwoordelijk voor het maken van de afweging tussen de verschillende belangen. De gevoeligheid van de informatie en de impact op het privéleven van de burger versus de informatievrijheid. Hierover merkt het Hof nog op dat in die afweging privacy zwaarder moet tellen dan informatievrijheid, tenzij het over personen gaat die een zichtbare rol in het openbare leven hebben.
En met dit recht van burgers om vergeten te worden moet Google nu aan de slag in Europa. Eind mei lanceerde de zoekgigant een webformulier om een verwijderingsverzoek in te dienen. In de vijftig dagen daarna ontving het bedrijf ruim 250.000 verzoeken van 70.000 mensen die allemaal individueel beoordeeld moeten worden. De eerste zoekresultaten zijn inmiddels aangepast en Mario González wordt in Google niet meer geassocieerd met de twee krantenartikelen.
Toch is de kans klein dat het internet ooit zijn naam en voorgeschiedenis zal vergeten. Daar heeft deze rechtszaak onbedoeld wel voor gezorgd.
Raymond Snijders is senior informatiebemiddelaar bij Hogeschool Windesheim.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 6 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen