Door: Mark Jansen
Veel uitgevers nemen een bijzondere positie in op de markt waarop zij actief zijn (handel in kennis). Op een normale markt zijn vaak zowel meerdere aanbieders, afnemers als tussenpersonen actief. De meeste kennismarkten onderscheiden zich daarvan doordat er weliswaar ook veel aanbieders (schrijvers) en afnemers (lezers) actief zijn, maar het aantal tussenpersonen (uitgevers) is vaak erg klein. Mede hierdoor is de macht van de uitgevers vaak relatief groot. Is hier niet iets aan te doen?
Contractsvrijheid en partijautonomie zijn leidende beginselen van het Nederlandse recht. Niemand kan – uitzonderingen daargelaten – worden gedwongen tot het sluiten van een contract. En wie een product te duur vindt, of de contractsvoorwaarden van een dienst onredelijk, moet simpelweg niet akkoord gaan met het aanbod. Via onderhandelingen tussen autonome partijen komt vanzelf een overeenkomst tot stand waar beide partijen zich in kunnen vinden. Zo luidt althans de theorie.
Dat klinkt allemaal simpel en overzichtelijk, maar de praktijk is natuurlijk weerbarstiger. De voorwaarden voor diverse producten en diensten zijn in het geheel niet onderhandelbaar, bijvoorbeeld omdat de leverancier niets wil toegeven op zijn standaardvoorwaarden. Met name wanneer de leverancier een veel grotere (machts)positie heeft dan de afnemer, komt dat vaak voor. Ook wanneer er weinig tot geen concurrentie is tussen leveranciers, zal de leverancier zich al snel zo opstellen.
Hier komt het mededingingsrecht om de hoek kijken. Op grond van het mededingingsrecht is het onder meer verboden om misbruik te maken van een economische machtspositie. Er is van een economische machtspositie sprake wanneer, kort samengevat, een onderneming zich in belangrijke mate onafhankelijk kan gedragen ten opzichte van de concurrenten en afnemers. Misschien hebben veel uitgevers wel zo’n machtspositie. Zij beschikken immers, mede dankzij de bescherming die het intellectuele eigendomsrecht biedt, over unieke content die niet elders op de markt te krijgen is.
Dat wil echter nog niet zeggen dat er ook sprake is van misbruik van die economische machtspositie door de uitgevers. Op grond van Europese rechtspraak vormt namelijk het uitoefenen van de exclusieve rechten die het intellectuele eigendomsrecht biedt, op zichzelf nog geen misbruik van een economische machtspositie. Dat is ook wel logisch, omdat anders het intellectuele eigendomsrecht (op bepaalde markten) net zo goed zou kunnen worden afgeschaft. Er moet volgens het Europese Hof van Justitie altijd sprake zijn van bijkomende omstandigheden, wil er sprake zijn van misbruik. De drempel voor die bijkomende omstandigheden ligt op zichzelf vrij hoog. Ook dat is wel logisch, want het mededingingsrecht is bedoeld om in te grijpen op de excessen en niet op iedere alledaagse transactie.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat het best denkbaar is dat onder omstandigheden geconcludeerd zou moeten worden dat er uitgevers zijn die misbruik maken van hun economische machtspositie. Dat vergt in feite altijd nader onderzoek. Er zal namelijk eerst moeten worden bepaald hoe de markt eigenlijk is afgebakend, zowel qua product als geografisch, voordat überhaupt kan worden geconcludeerd of er sprake is van een machtspositie of zelfs van misbruik van die machtspositie.
Dergelijk onderzoek wordt door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) uitgevoerd, hetzij op eigen initiatief, hetzij na ontvangst van een tip of klacht. Het staat eenieder vrij om bij de NMa – al dan niet anoniem of na tussenkomst van een advocaat of notaris (die hebben immers verschoningsrecht) – een tip in te dienen. Indien de tip voldoende is onderbouwd en deze past binnen het handhavingsbeleid van de NMa, is de kans zeer reëel dat de NMa hier ook daadwerkelijk wat mee zal gaan doen. Op de website van de NMa staat een formulier voor het indienen van een (anonieme) tip, dus wie de behoefte voelt…
Mark Jansen is advocaat IT-recht en Intellectuele Eigendom bij Dirkzwager advocaten & notarissen.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 11 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen