Door: Raymond Snijders
Begin dit jaar kwam econometrist, hoogleraar en veelpubliceerder Peter Nijkamp in een kwaad daglicht te staan omdat hij teksten uit zijn eerdere publicaties hergebruikt had zonder hierbij te verwijzen naar de oorspronkelijke bron. Had hij dat wel netjes gedaan had, dan was het zelfcitatie geweest. Maar nu bestempelde een speciaal hiervoor ingestelde onderzoekscommisie het als plagiaat. Zelfplagiaat om precies te zijn.
te zijn. In het academische systeem worden prestaties onder andere afgemeten aan het aantal geproduceerde artikelen, maar ook aan het aantal keren dat deze artikelen geciteerd worden in andere wetenschappelijke publicaties. Vandaar dat wetenschappers zich dienen te houden aan de regels voor bronvermelding en overname van teksten die in een Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening zijn vastgelegd. En dan is het niet de bedoeling dat je jezelf citeert zonder daarbij de bron te vermelden. Helemaal al niet als je die artikelen samen met anderen geschreven hebt. Dat je ook jezelf kunt plagiëren, leidde buiten de academische wereld tot flink wat commentaar. Plagiaat wordt geassocieerd met het namaken of overschrijven van andermans werk en je voordoen als bedenker van dat werk. En dan lijkt het vreemd dat je ook aan plagiaat doet als je niet andermans werk maar juist je eigen werk hergebruikt en daar niet bij vermeldt waar je dat oorspronkelijk gepubliceerd hebt.
Ook al kun je zelfplagiaat beschouwen als een typisch fenomeen uit de wetenschappelijke wereld, het gegeven dat je onder bepaalde voorwaarden mag citeren uit het werk van anderen – zonder daarvoor toestemming te hebben – heeft zijn basis in het auteursrecht. Het citaatrecht is een uitzondering in de Auteurswet die stelt dat je geen inbreuk maakt op iemands auteursrecht als je een relevant stukje citeert of parafraseert ten behoeve van een aankondiging, beoordeling, polemiek, wetenschappelijke verhandeling of een uiting met een vergelijkbaar doel. Dat doel moet bij overname van een stukje duidelijk aanwijsbaar zijn, je mag niet meer overnemen dan redelijkerwijs nodig is en het moet altijd vergezeld gaan van een bronvermelding.
Deze voorwaarden zijn zeer algemeen in artikel 15a Aw opgenomen. Welke ‘vergelijkbare’ doelen naast de expliciet genoemde doelen toegestaan zijn blijft open voor interpretatie, net zoals dat er geen harde grenzen aangegeven worden hoeveel woorden of zinnen je mag overnemen of hoe je precies aan bronvermelding moet doen. Het staat weliswaar niet in het wetsartikel zelf, maar een overgenomen stukje tekst moet in elk geval wel duidelijk als zodanig herkenbaar zijn. Inclusief een bijbehorende bronvermelding. Citeer of parafraseer je bestaande stukken teksten in je nieuwe werk zonder dat duidelijk aan te geven, dan is dat minimaal een inbreuk op het auteursrecht van die ander en kun je het als plagiaat beschouwen als je de indruk wekt dat de overgenomen teksten door jezelf geschreven zijn.
Nijkamp reageerde op de beschuldigingen van plagiaat met het auteursrechtelijk argument dat het intellectuele eigendom van teksten bij de auteurs berust die ze ook vervaardigd hebben. En dat het daarom niet nodig is jezelf te citeren, laat staan dat je plagiaat pleegt als je je eigen teksten hergebruikt. Hem zou waarschijnlijk niets te verwijten zijn als je alleen naar het auteursrecht zou kijken. Maar zo zwart-wit is het natuurlijk niet. Juist in een wetenschappelijke verhandeling is het belangrijk om aan te geven waar je gebruik hebt gemaakt van bestaande kennis en inzichten. Zelfs als het je eigen kennis en inzichten betreft. Zodat iedereen kan zien wat je eerst zelf bedacht hebt en toen goed hebt gejat.
Raymond Snijders is senior informatiebemiddelaar bij Hogeschool Windesheim.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 2 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen