René Spork (1955), werkzaam bij het Stadsarchief Rotterdam, is de nieuwe hoofdredacteur van het Archievenblad. Hij werkte eerder als redacteur bij dit vaktijdschrift.
Hoe ben je hoofdredacteur geworden?
Het is een bijna logische opeenschakeling. Sinds 2008 ben ik redacteur. En schrijven voor het Archievenblad deed ik ‘altijd’ al, sinds mijn intrede in de archiefwereld begin jaren tachtig. De redactie vond mij een geschikte opvolger van Hans Berende – en de ledenvergadering van de KVAN heeft mijn benoeming niet tegengehouden.
Is het een fulltime functie?
De redactie van het Archievenblad bestaat uit vrijwilligers. Ik doe het dus naast mijn gewone, soms buitengewone, werk bij het Stadsarchief Rotterdam. Bij het Stadsarchief werk ik als projectmanager, onder meer voor het project ‘Het verhaal van de stad’.
Ga je de formule veranderen?
Eerlijk gezegd is het Archievenblad al een tijd aan veranderingen onderhevig. Nog onder hoofdredacteur Roelof Braad zijn rond 2008 ingrijpende wijzigingen ingezet wat betreft de vormgeving. Inhoudelijk hebben de artikelen onder Hans Berende meer diepgang gekregen. Die koers zal ik voortzetten. Achteraf zal wel blijken hoe ik mijn stempel heb gedrukt.
De belangrijkste thema’s op dit moment?
Digitaal geboren (en gedigitaliseerde) informatie stelt ons vakgebied voor enorme uitdagingen, en dat brengt volop kansen met zich mee. Tegenover 1.000 studiezaalbezoekers staan 100.000 virtuele bezoekers. Dat stelt eisen aan digitale toegankelijkheid, duurzaamheid en digitale dienstverlening. In de kern gaat het nog steeds om acquisitie, beheer, behoud en beschikbaarstelling van informatie.
Om wat voor uitdagingen gaat het?
Onderzoekers willen beschikken over open data. De overheid wil veiligheid en zet informatie achter firewalls. Opslag van digitale informatie in een e-depot dwingt – vanwege de kosten – tot samenwerking of taakverdeling. Niet elke archiefdienst kan zelf een e-depot bouwen. Het archiefwezen wil ondertussen regie over de informatiehuishouding en schuift op naar de voorkant van de informatieketen. Wat betekent dat voor het archief? Dat betekent dat je steeds belangrijker wordt voor de bedrijfsvoering van de overheid. Je gaat diensten verlenen aan burgers en aan ambtenaren, groepen die niet per se dezelfde belangen hebben. Boven deze op zich spannende ontwikkelingen hangen hier en daar bijzonder zware bezuinigingswolken. Onweer zal niet uitblijven.
Hoe kijk je aan tegen de steeds vagere scheidslijnen tussen verschillende subgebieden in de erfgoedsector: archief, documentatie, bibliotheek, museum?
Het onderscheid tussen een ‘archiefstuk’ en een ‘object’ is iets uit de fysieke wereld. Bij digitaal geboren archieven zal je bijvoorbeeld in een bouwarchief een 3D-maquette aantreffen van een gebouw, onlosmakelijk verbonden met dat archief. Als fysiek object werd een maquette door archiefinstellingen vroeger vaak overgedragen aan een museum. Ik ben overigens niet bijzonder gecharmeerd van het begrip ‘erfgoed’. Ik verkies de meer neutrale noemer ‘informatie’. De gebruiker bepaalt welk etiket hij of zij daar opplakt. Beide termen, ‘erfgoed’ en ‘informatie’, zijn containerbegrippen die suggereren dat je alles op een hoop kunt gooien. Dat kan alleen indien je informatie voorziet van de juiste metadata en met respect voor de context. In Rotterdam spreken we van de ‘collectie Rotterdam’ en dan bedoelen we de ‘Rotterdamse’ archieven, documentatie, bibliotheken, archeologische voorwerpen en musea. De instellingen die deze zaken beheren trekken nu meer op om ‘het verhaal van de stad’ te vertellen. Dat lijkt me een prima ontwikkeling met het publiek als winnaar.
Welke studie heb je gedaan?
Ik heb geschiedenis gestudeerd aan de School voor Taal en Letterkunde in Den Haag. Daarna heb ik de Archiefschool gedaan.
Je allereerste baan?
Mijn geschiedenisstudie betrof een parttime studie. Zeven jaar lang heb ik – met uitzondering van de vakanties – op zaterdag plaatsgenomen in de collegebanken. Daarnaast werkte ik in deeltijd bij de directie buitenland van Nationale Nederlanden.
Welke vakbladen zijn het belangrijkst voor je?
Het Archievenblad, InformatieProfessional, OD, Faro, Binnenlands Bestuur, Comma, tal van digitale nieuwsbrieven (bijvoorbeeld DEN) en uiteraard het forum Archief 2.0.
Wat is je favoriete site of weblog?
eBay voor een zoektocht naar een bijzondere plaat, boek enzovoort.
En je favoriete literaire werk?
De boeken van W.F. Hermans, Louis-Ferdinand Céline, Michel Houellebecq, Arnon Grunberg en Willem Elsschot. Welk ebook las je het laatst? Ik heb geen ereader en ik vind sowieso het lezen van een boek prettiger. Wel heb ik belangstelling voor de mogelijkheden die ebooks bieden anders dan het gewone boek.
Heeft het papieren boek nog toekomst?
Iedereen kent de Fokke & Sukke-cartoon van twee monniken die, geconfronteerd met boekdrukkunst, stellen dat er altijd behoefte zal blijven aan handgeschreven boeken. Het papieren boek zal zwaar terrein verliezen aan het elektronische boek. Vakantieboeken (thrillers) kun je ook wel op een ereader lezen. Het sjouwen met een tas vol schoolboeken zal ook tot het verleden gaan behoren. Daarnaast zijn er nog wel tal van boeken waarbij vorm en inhoud onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, bijvoorbeeld fraai opgemaakte kunstboeken. De digitale versie daarvan is nog geen ebook. Ebooks moeten een eigen vorm vinden, bij ebooks voor kinderen zie je dat al ontstaan. Misschien worden papieren boeken wel een luxe product. Aandoenlijk vind ik de tussenvorm uit een recent verleden: boeken met een cd’tje erbij.
De beste app?
De apps van Whatsapp, NU.nl en BBC News gebruik ik het meest.
Je favoriete vrijetijdsbesteding?
Mijn gezin, familie, vrienden, lezen (literatuur, geschiedenis), schrijven, fietsen (doen), voetbal (kijken), luisteren naar muziek (bijvoorbeeld de Rolling Stones).
Wat had je willen zijn als…?
Antiquaar, uitgever van tegendraadse literatuur, zoiets dergelijks.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 9 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen