Naast je dagelijkse baan je in een heel andere beroepswereld onderdompelen als vrijwilliger. Het betekent niet alleen het nuttige met het aangename verenigen – iets terugdoen voor de gemeenschap –, ook is het verfrissend, blijkt uit de ervaringen van twee vrijwilligers.
Door: Ronald de Nijs
Truus van Dijken: ‘Een tevreden bibliotheekklant geeft mij een positief gevoel’
Truus van Dijken is auditor bij de gemeente Groningen. Vanuit die functie onderzoekt ze de bedrijfs- en ondersteunende processen van deze gemeente. Sinds eind 1992 werkt ze als vrijwilliger bij de openbare bibliotheek van Winsum, onderdeel van het netwerk van Biblionet Groningen.
‘Eind 1991 ben ik met mijn partner naar Winsum verhuisd. Hier ontmoette ik een oud-collega die uit het dorp vertrok. Zij werkte als vrijwilliger in de bibliotheek en vroeg me of ik haar werk wilde overnemen. Omdat ik in mijn vorige woonplaats ook vrijwilligerswerk deed en ik graag wat voor de lokale gemeenschap beteken, wilde ik haar plaats wel innemen.
24 jaar geleden ging het echt heel anders. Ik moest op sollicitatiegesprek komen en grappig vond ik dat het vooral over mijn plichten ging en of ik wel besefte dat vrijwilligerswerk niet vrijblijvend was en aan de kas komen mocht ik niet. De bibliothecaris wist dus ook niet dat ik jaren aan het loket van grote postkantoren had gewerkt, er werd toen met geen woord gerept over mijn werk- en vrijwilligerservaring.
In al die tijd dat ik nu bij de bibliotheek werkzaam ben, is de kern van het werk niet veranderd: de klant staat centraal. Dit betekent voor mij dat klanten professioneel geholpen worden en dat de bibliotheek er goed uitziet: opgeruimde kasten, objecten die op de juiste plaats staan en leestafels die er uitnodigend uitzien. De manier waarop we dit doen is wel veranderd door de toenemende informatisering, de maatschappelijke veranderingen, de beleidsveranderingen in het bibliotheekwezen en de bezuinigingen.
Wat me heeft verbaasd is dat er collega’s waren die het vrijwilligerswerk meer als een vrijetijdsbesteding zagen dan als werk. Professionaliteit stond toen op de tweede plaats.
In de beginjaren deden de vrijwilligers alleen de eenvoudige werkzaamheden; de toenmalige bibliothecaris gaf erg moeilijk zaken uit handen. Dit is gelukkig veranderd. Nu doen vrijwilligers bijvoorbeeld voorstellen voor de collectie.
Er is een duidelijk verschil tussen het werken in de bibliotheek Winsum en bij een grote organisatie (gemeente Groningen). In mijn baan heb ik veel meer taken en grotere bevoegdheden en verantwoordelijkheden dan in mijn vrijwilligerswerk. En veel meer contacten met verschillende in- en externe partijen. Voor mij is de overeenkomst dat ik beide professioneel oppak en aanspreekbaar ben op mijn resultaten.
In al die jaren in de bibliotheekwereld heb ik de nodige kennis over het beleidsveld opgedaan en heb ik geleerd met een ander automatiseringssysteem (VUBIS) te werken. Competenties als samenwerken en resultaatgerichtheid heb ik anders ingezet in de bibliotheek.
Maar vraag je me welke lessons learned ik uit mijn vrijwilligerswerk kan toepassen bij de gemeente Groningen, dan moet ik concluderen dat het eerder andersom is. Zelfstandigheid, efficiënt werken, resultaatgerichtheid zitten in mijn genen en dit heb ik voornamelijk in mijn betaalde banen geleerd.
Plannen om te stoppen heb ik nog niet. Wat voor mij een breekpunt zou zijn, is als de vrijwilligers niet meer kunnen samenwerken met betaalde professionele krachten. Ik hoop niet dat het zover zal komen, want ik vind de combinatie van mensen en boeken nog steeds leuk. Een tevreden klant geeft mij een positief gevoel. Verder vind ik de huidige ontwikkelingen in de sector een uitdaging: de bieb midden in de samenleving. Hier wil ik graag aan bijdragen.’
Christian van der Ven: ‘Proeven van hoe de museumwereld in elkaar steekt’
In zijn dagelijkse werk houdt Christian van der Ven zich bij het Brabants Historisch Informatie Centrum vooral bezig met digitale dienstverlening. Als vrijwilliger bij Museum Slager in ’s-Hertogenbosch verkent hij de museale wereld.
‘Al vanaf mijn tienerjaren doe ik her en der vrijwilligerswerk, veel gerelateerd aan verenigingen waar ik al bij betrokken was. Ook veel vrijwilligerswerk in mijn eigen archiefwezen natuurlijk, maar dat zie ik eerder als onderdeel van het vakgenoot en professional zijn. Sinds een jaar of twee ben ik daarnaast vrijwilliger bij Museum Slager in ’s-Hertogenbosch. Dat is een klein museum in mijn stad vlak bij de Sint-Janskathedraal: acht schilders in drie generaties van één familie, de familie Slager; portretten, landschappen, stadsgezichten en bloemstillevens, van romantiek tot impressionisme. Het vrijwilligerswerk is voor mij het nuttige met het aangename verenigen; ik vind het belangrijk om op deze manier mijn steentje bij te dragen aan een omgeving waarin het fijn wonen en werken is, maar het is ook gewoon leuk om te doen.
Dit vrijwilligerswerk ben ik mede gaan doen om van nabij te proeven van hoe de museumwereld in elkaar steekt. Op het Brabants Historisch Informatie Centrum houd ik me bovendien vooral bezig met digitale dienstverlening. Het is dan heerlijk afwisselend om op een andere plek bijvoorbeeld lekker ouderwets bezoekers rond te leiden. Inmiddels ben ik ook betrokken bij de communicatie en promotie van het museum. De website wordt weer goed bijgehouden, de digitale nieuwsbrief heeft een tweede leven gekregen, we zijn te vinden op Facebook, ik heb een artikel over het museum op Wikipedia gezet et cetera.
En over digitaal gesproken: wat me in de museumwereld blijft verwonderen is de vrijwel exclusieve gerichtheid op een bezoek aan het gebouw, enkele prachtige digitale uitzonderingen daargelaten. Natuurlijk is het “product”, de “dienst” of “beleving” die een museum biedt moeilijk te vertalen naar het digitale domein – nog even los van hoe de financiering van musea is georganiseerd – maar het valt me als veelvuldig museumbezoeker ook op dat digitale mogelijkheden ogenschijnlijk niet echt zorgen voor een totaal andere museumbeleving of een andere manier van bezoek. Als ik dat vergelijk met de omslag die nu in het archiefwezen gaande is, van fysiek naar digitaal, dan mis ik in de regel zo’n zelfde omslag in de museumwereld. Aan de andere kant zijn de Nederlandse musea erg succesvol, dus is die omslag van analoog naar digitaal misschien helemaal niet nodig. Of misschien heeft er een omslag plaats op een vlak dat ik niet herken; ik kijk er mogelijk te veel als archivaris vanuit mijn eigen wereldje tegenaan. Dat alleen is al een goede reden om elders vrijwilligerswerk te zoeken!
In die paar jaar bij Museum Slager heb ik veel geleerd over de kunsten in ’s-Hertogenbosch, niet alleen over die ene familie Slager, maar stadsbreed. Door me te verdiepen in de geschiedenis van ons monumentale pand leer je ook weer bij over architectuur in de stad en je leert natuurlijk over het reilen en zeilen in een museum. Bovendien maakt elke samenwerking met andere mensen je weer rijker aan ervaring en inzicht. Dat neem je vanuit ieder vrijwilligerswerk mee.
Maar als je me nu vraagt wat ik er morgen op mijn eigenlijke werk concreet mee kan doen, dan blijf ik je het antwoord schuldig. De museumwereld is ook achter de schermen een boeiende wereld en ik zie me er best nog eens in werken. Maar ik ben ook weer bevestigd in het gegeven dat vooralsnog het werken met mensen in combinatie met archieven toch echt mijn hart heeft gestolen.’
Ronald de Nijs is eindredacteur van IP.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 6 / 2016. Het gehele nummer kun je hier lezen.