NWO-subsidie voor onderzoek naar trends in jongerentaal

Taalonderzoeker Kristel Doreleijers ontvangt een NWO Veni-subsidie voor onderzoek naar taalgebruik onder jongeren. De centrale vraag die ze stelt is in hoeverre jongeren bewust grammaticale ‘fouten’ maken bij het vormen van hun eigen jongerentaal. De resultaten van het onderzoek worden vertaald naar een nieuw lespakket over taalvariatie voor het vak Nederlands.

Jongeren staan erom bekend dat zij creatieve, eigen jongerentalen ontwikkelen, die vaak afwijken van de standaardtaal. Ze gebruiken bijvoorbeeld leenwoorden, zelfverzonnen afkortingen (‘afko’s’) of opvallende accenten. Dit taalgebruik heeft een sociale functie. Het stelt jongeren in staat hun eigen identiteit uit te drukken en een gevoel van verbondenheid te creëren. Maar de rol van grammaticale afwijkingen – ook wel ‘anti-grammatica’ – in dit proces is nog nauwelijks onderzocht. Bekende voorbeelden zijn weglatingen van lidwoorden en voorzetsels, zoals in ‘ik ga stad’, of opvallende zinsconstructies als ‘beter bestellen we pizza’.
 
Doreleijers – postdoctoraal onderzoeker aan het Meertens Instituut, foto – onderzoekt hoe zulke grammaticale taaltrends ontstaan en hoe ze zich verspreiden via bijvoorbeeld sociale media. Ook bekijkt ze welke sociale betekenissen ze met zich meedragen.

Co-creatie met jongeren

Voor het onderzoek staat co-creatie centraal. Jongeren (16-18 jaar) worden actief bij het onderzoek betrokken via een jongerenpanel, opgezet in samenwerking met docenten. Zo’n vierhonderd jongeren doen mee. Er worden zowel kwantitatieve technieken (zoals vragenlijsten in de klas) als kwalitatieve technieken (gespreksanalyses, focusgroepen) ingezet.
 
Het project sluit aan bij actuele ontwikkelingen in het onderwijs. In het nieuwe curriculum (SLO, 2024) voor het vak Nederlands is taalvariatie voor het eerst opgenomen in de kerndoelen en eindtermen.