Een informatieprofessional vraagt: ‘De kerkbibliotheek van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is ook leenvergoeding verschuldigd aan de Stichting Leenrecht, oordeelde de rechter recentelijk. Wat betekent dit voor de “bibliotheken” met door vrijwilligers ingezamelde boeken die opkomen in plaatsen waar bibliotheken wegbezuinigd zijn?’
Raymond Snijders antwoordt: De laatste jaren is er veel te doen rondom het leenrecht en, nog belangrijker, in welke situaties bibliotheken vrijgesteld zijn van de verplichting om leenvergoeding te betalen aan de Stichting Leenrecht. Het leenrecht maakt deel uit van de Auteurswet en regelt dat er een vergoeding betaald moet worden aan de rechthebbenden als hun boeken uitgeleend worden door voor het publiek toegankelijke instellingen. In de praktijk zijn dat de openbare bibliotheken in Nederland en zij dragen daarom leenvergoedingen af.
Een uitzondering op die verplichting wordt echter in artikel 15c lid 2 van de Auteurswet gemaakt. Onderwijsbibliotheken en bibliotheken die aan onderzoeksinstellingen verbonden zijn, zijn – evenals de Koninklijke Bibliotheek – vrijgesteld van het betalen van leenrechtvergoedingen. Dat leidde al diverse keren tot stevige discussies (en onbegrip) tussen onder andere kinderboekenauteurs en bibliotheken aangezien – mede ingegeven door bezuinigingen – bibliotheekfilialen opgeheven werden en de kinderboekencollecties bij scholen in de buurt werden geplaatst. Doordat schoolbibliotheken geen leenvergoedingen hoeven af te dragen, zouden auteurs onredelijk benadeeld worden: een deel van hun inkomsten valt immers weg.
In het geval van de kerkbibliotheek van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) ging het echter om een andere veronderstelde ‘uitzondering’. De kerkbibliotheek was van mening dat door haar besloten karakter deze niet als ‘voor het publiek toegankelijk’ kon worden gezien. GGiN-leden moeten namelijk apart lid worden van deze bibliotheek. En dan zou het ook niet nodig zijn om leenvergoedingen te betalen.
Daar dacht de Stichting Leenrecht heel anders over en deze maakte de zaak aanhangig bij de rechter.
De definitie en koppeling van ‘uitlening’ en ‘voor het publiek toegankelijk’ is afkomstig uit de Europese richtlijn 92/100/EEG. Aan de hand van diverse uitspraken van het Europese Hof komt de Rechtbank Den Haag al snel tot de conclusie dat de definitie ruim moet worden uitgelegd in het voordeel van rechthebbenden. Ook de kerkbibliotheek van de GGiN is daarmee een voor het publiek toegankelijke instelling en is leenvergoeding verschuldigd aan de Stichting Leenrecht.
Die uitspraak is eveneens van toepassing op andere bibliotheken die onder vergelijkbare omstandigheden boeken uitlenen. In diverse plaatsen in Nederland (zoals Meeden en Gouda) zijn bibliotheken en filialen gesloten en ontstonden er buurt- en ruilbibliotheken, gerund door vrijwilligers. Er zijn vaak boeken ingezameld van particulieren – of zelfs overgenomen uit voormalige bibliotheekcollecties – die vervolgens uitgeleend worden aan buurtbewoners. Soms kun je van dit soort buurtbibliotheken zelfs lid worden.
Hoewel de scheidslijn tussen een reguliere openbare bibliotheek en een uitgebreide ruilboekenkast lang niet altijd even duidelijk zal zijn, zullen dergelijke initiatieven rekening moeten houden met het afdragen van leenvergoedingen zodra er sprake is van uitleningen.
Raymond Snijders is senior informatiebemiddelaar bij Hogeschool Windesheim.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 8 / 2017. Het gehele nummer kun je hier lezen.