Paul Suijkerbuijk is projectleider van data.overheid.nl, het open data-portaal van de Nederlandse overheid. In deze hoedanigheid overlegt hij met een groot aantal overheidsorganisaties en marktpartijen over het openen en publiceren van data ten behoeve van hergebruik door marktpartijen en overheden. Een gesprek over open data, open overheid en de veranderende rol van informatieprofessionals. ‘Als je naar open data kijkt, dan gaat tien procent over data en negentig procent over open. En dat moet de informatieprofessional van de toekomst ook zijn.’
Door: Pepijn Lemmens
Paul Suijkerbuijk is projectleider van data.overheid.nl, het open data-portaal van de Nederlandse overheid. In deze hoedanigheid overlegt hij met een groot aantal overheidsorganisaties en marktpartijen over het openen en publiceren van data ten behoeve van hergebruik door marktpartijen en overheden. Een gesprek over open data, open overheid en de veranderende rol van informatieprofessionals. ‘Als je naar open data kijkt, dan gaat tien procent over data en negentig procent over open. En dat moet de informatieprofessional van de toekomst ook zijn.’
‘Ik kreeg een vraag van iemand die alle locaties van de politiekantoren in Nederland wilde hebben. Vanuit het principe van open data wil ik dan niet vragen waarvoor die data gebruikt gaan worden, maar in dit geval kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en heb hem gezegd: “Hier zijn de data, doe ermee wat je wilt, en je hoeft geen antwoord te geven, maar wat ga je er nou mee dóén?” Wat blijkt: in ieder politiekantoor is een invalidentoilet aanwezig. Met het beschikbaar hebben van deze data kon hij in de app voor invaliden die hij had gemaakt ruim driehonderd extra locaties van invalidentoiletten toevoegen. Dat verzin je niet van tevoren. En dat is het briljante, dat er in data dingen blijken te zitten die je écht niet vermoedt,’ aldus Paul Suijkerbuijk.
We zijn nu ongeveer vijf jaar bezig met open data. Is er al iets van een richting zichtbaar?
Paul Suijkerbuijk: ‘Ik denk dat heel voorzichtig de eerste sporen van het belang van data zichtbaar worden. Dat merk je onder andere aan de aandacht voor dataincidenten. Zo’n bedrijf als Equens dat bedacht had dat ze hun pingegevens voor marketing wilden vrijgeven, daar vonden we allemaal wel wat van. En neem PRISM, daar vinden we ook allemaal wat van.’
‘Over vijf jaar is de datarevolutie in volle gang, dan hebben we een aantal flinke data-incidenten achter de rug en zal er veel meer bewustwording rondom data zijn en zal dat een grote rol spelen in hoe wij met elkaar omgaan. Ik verwacht dat over vijf jaar het gesprek over open data ook bij de telecombedrijven, banken, verzekeringsmaatschappijen en de grote instituten aan de gang zal zijn. Wij verwachten dan dezelfde transparantie van hen als wij nu in onderlinge gesprekken met elkaar hebben.’
‘Op dit moment zijn we nog volop aan het ontdekken wat we met die open data kunnen en moeten. Daar zijn per organisatie verschillen in, sterker nog, daar zijn per individu verschillen in. Open data zijn nog niet vast belegd bij (overheids-) organisaties. Als je nu een gemeente belt en vraagt om door te verbinden met de “functionaris open data”, krijg je niemand aan de lijn. De ene keer is het een archivaris die zich hiermee bezighoudt, de andere keer is het de wethouder, heel divers. Dat is kenmerkend voor een innovatie, dat het nog niet belegd is binnen organisaties. Het zijn echt de individuen, de innovatoren van de overheid die nu opstaan en zeggen: dit is een goed idee, dit levert wat op, dit gaan we dóén.’
Daarmee hangt het erg van personen af, die zo kunnen wegvallen door een andere baan, een reorganisatie, et cetera. Dat lijkt me geen wenselijke situatie.
‘Je ziet dat die individuen steeds meer de bestuurders worden, de politici. Kijk naar “mijn” minister, Plasterk. Die zegt ook: “Open data, tenzij.” Als op dat niveau dit soort uitspraken wordt gedaan, dan sijpelt dat wel door in de organisatie.’
‘Er zijn steeds meer “believers”, maar een vervolgstap moet inderdaad wel zijn dat het ergens in een structuur gaat passen. Misschien is dat ook wel een opdracht aan de informatieprofessionals: pak je rol! Maak een structuur, zorg dat het breder gedragen wordt in de organisatie.’
Partijen zullen niet altijd direct zitten te wachten op het openstellen van hun data. Wat zijn je belangrijkste argumenten om dat toch te doen?
‘Het openmaken van data kent grofweg drie motivaties: één is transparantie. Als je data open zijn, ben je een controleerbare overheid. Er zijn onderwerpen die misschien nu niet van belang lijken, maar het kan best zijn dat daar over vijf jaar een parlementaire enquête over plaatsvindt, waarbij je al die data die nu vrijkomen graag zou willen hebben. Transparantie is dus altijd een goede reden om je data open te maken.’
‘De tweede motivatie voor het openen van data is effectiviteit. Gebruik van open data levert bij overheden onderling veel efficiencywinst op. Als we bijvoorbeeld een betere ordening maken van ons basiswettenbestand, dan wordt de herbruikbaarheid daarvan door andere overheden een stuk beter, en daarmee de kosten lager.’
‘Het derde aspect is hergebruik. Natuurlijk is het zo dat we liever zien dat de data die we openbaar maken worden hergebruikt, dat er iets mee gebeurt. Maar het is de vraag of dat stimuleren van hergebruik een taak van de overheid is. Uiteindelijk niet, het is aan de markt en aan de maatschappij om ermee aan de slag te gaan. Maar je moet er wel de startenergie in stoppen om het aan de gang te brengen. Marktpartijen zijn voor dat hergebruik belangrijk, dus die probeer je ook aan te haken op het hele traject. Voor hen is die zoektocht naar een businesscase op het gebied van open data ook nieuw, daar moet je ook het gesprek mee hebben.’
Een van de middelen die nu vaak worden toegepast om het hergebruik van open data te stimuleren zijn hackathons, bijeenkomsten van met name technische georiënteerde mensen (‘hackers’) die in korte tijd toepassingen maken op basis van open data. Bestaat bij hackathons niet heel erg het risico dat alleen sets met de ‘leuke data’ eruit worden gepikt en de saaie data blijven liggen? Hetzelfde geldt voor marktpartijen.
‘Cherry picking zit er zeker tussen. Maar ja, weet je, ik kan partijen moeilijk verplichten: jij moet iets met saaie data doen, dan gaat iemand heel sip in een hoekje zitten, dat wil je ook niet.’
‘Hackers komen vanuit technisch perspectief vaak echt tot heel mooie oplossingen, daar ligt het niet aan. Maar als je kijkt naar wat die oplossingen nu écht toevoegen aan de maatschappij, dan is dat niet altijd helemaal wat je wilt, uitzonderingen daargelaten: 10.000scholen.nl is een perfect voorbeeld van hoe overheidsdata goed hergebruikt kunnen worden, net als OmgevingsAlert, Buienradar, en zo zijn er nog een paar. Maar vanuit een technisch perspectief redeneren naar een oplossing die je kan brengen met open data, leidt in het algemeen tot apps waarvan de houdbaarheid en de duurzaamheid op lange termijn niet heel groot is.’
‘We zijn dat dus om gaan draaien. We stellen nu niet de vraag: wat kunnen technici ermee, maar wat kan de maatschappij ermee? We hebben daarbij achterstandswijken en krimpgebieden als thema genomen, waarbij we hebben gekozen voor de krimpregio Groningen. Ik heb daar gesprekken gevoerd met mensen uit bijvoorbeeld Pieterburen om een indruk te krijgen van wat zich daar aan vraagstukken afspeelt, en om een indruk te krijgen van hoe open data daarin een oplossing zouden kunnen bieden. Die gesprekken gingen veel over toerisme; er wonen iets meer dan driehonderd inwoners in Pieterburen en het merendeel daarvan is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het zijn allemaal ondernemers, kunstenaars, mensen die een Bed & Breakfast hebben.’
‘Vraagstukken die daar opkwamen waren bijvoorbeeld: hoe kunnen we een wandelroute uitzetten, van wie is de grond waarover die wandelroute loopt, wat voor cultureel erfgoed is er in de buurt en wat voor informatie is daarover beschikbaar? Maar ook: welke andere ondernemers zijn hier in de buurt waarmee we kunnen samenwerken, die we kunnen aanbevelen? Dat zijn concrete vragen die open data kunnen beantwoorden, waarbij een dataset als KvK-informatie ineens een belangrijke rol kan spelen. Zulke uitkomsten zijn ook de reden dat ik vanuit die maatschappelijke vraag ben gaan werken, dat ook saaie datasets ineens heel interessante data blijken te zijn als je een vraagstuk in zicht hebt. Dan zijn ze helemaal niet saai meer, maar juist heel effectief voor het brengen van een oplossing.’
‘Misschien dat data niet eens direct een rol gaan spelen in oplossingen die er in Pieterburen komen, maar het bij elkaar brengen van partijen, dat mechanisme in werking zien te krijgen, betekent ook een belangrijke verandering in de manier van werken tussen overheid en maatschappij. Soms leeft er tussen die twee wel eens het gevoel dat ze tegenover elkaar staan. Als ik dan tijdens zo’n bijeenkomst waar ondernemers en mensen van de gemeente bij elkaar zitten de warmte tussen de deelnemers zie ontstaan, dat er een gevoel ontstaat van: hé, wij kunnen samenwerken om een doel te realiseren, we kunnen samen een vraagstuk oplossen waar we mee zitten. Daar doe ik het voor. Dat burgers een gelijker en intelligenter gesprek kunnen voeren met de overheid, dat is mijn drijfveer. Dan praat je meer over open overheidsoplossingen, dan over open data-oplossingen.’
Wat zou je mensen die nu studeren voor informatieprofessional aanraden? Waar ligt de toekomst van hun vak?
‘Als je naar open data kijkt, dan gaat tien procent over data en negentig procent over open. En dat moet de informatieprofessional van de toekomst ook zijn. De data zelf gaan een klein deel van het gesprek zijn, het zal veel meer het metagesprek over de data zijn, de betekenis ervan, het effect ervan, de kosten ervan, de privacyaspecten ervan. Het gesprek schuift naar een hoger niveau, het verreist bijna een filosofische aanpak over het wezen en de betekenis en de rol van data.’
Bestaat je huidige baan over vijf jaar nog?
‘Ik hoop het niet! Ik hoop echt dat over vijf jaar open data voor overheidsorganisaties net zo normaal zijn als dat ze een website hebben, dat het gewoon een standaard onderdeel is van het werkproces, dat het behoort tot de basis gereedschapsset die een overheidsmedewerker inzet om zijn klus te klaren en dat het helemaal niet meer nodig is om zo’n kerel met een open data-trui rond te laten lopen, maar dat het een standaardonderdeel is van hoe de overheid werkt.’
Paul Suijkerbuijk (1965) heeft ruim twintig jaar ervaring met het toepassen van technologie om klantcontact te optimaliseren. Denk bijvoorbeeld aan informatiezuilen voor politie en ziekenhuizen en e-mailafhandeling voor de Tweede Kamer. De laatste jaren richt hij zich vooral op het domein van de publieke dienstverlening. Op dit moment werkt hij voor data.overheid.nl, het open-dataportaal van de Nederlandse overheid. Suijkerbuijk is een groot pleitbezorger van open data. Het is volgens hem een sleutel in het opbouwen van de vertrouwensrelatie tussen burger, overheid en bedrijf.
OmgevingsAlert
Met de OmgevingsAlert-app kunnen burgers zien welke vergunningaanvragen in hun buurt zijn ingediend of verleend. Zo kunnen ze makkelijk en snel op de hoogte blijven van ontwikkelingen in hun buurt. Of het nu gaat om bomen die gekapt worden, een buurman die een uitbouw gaat bouwen of het plaatsen van reclameborden, dakkapellen of zendmasten. Zodra er een vergunning wordt aangevraagd, krijgt de burger dat meteen te zien. De gebruiker ontvangt namelijk ook alerts als de app niet is ingeschakeld. De gratis app werkt in steeds meer Nederlandse gemeenten, zie www.OmgevingsAlert.nl voor een actueel overzicht.
Pepijn Lemmens is redacteur van InformatieProfessional.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 6/ 2013. Het gehele nummer kun je hier lezen