Joris van Hoboken promoveerde op het proefschrift ‘Search Engine Freedom’. InformatieProfessional sprak met hem over de vraag hoe de ontsluiting van het internet kan worden gereguleerd.
Door: Jos van Dijk
De maatschappelijke betekenis van zoekmachines is onmiskenbaar. Zoekmachines, met Google als grootste op de eerste plaats, bepalen tegenwoordig in hoge mate wat we weten en wat we niet weten. Ze zijn in veel situaties de eerste bron van informatie. Bij tal van beslissingen, zowel in de particuliere als in de publieke sfeer, maken mensen zich afhankelijk van de informatie die de zoekmachine levert. Google draagt daardoor een enorme maatschappelijke verantwoordelijkheid, zou je kunnen zeggen. Betekent dat nu ook dat zoekmachines onderworpen zouden moeten worden aan publieke regelgeving?
Joris van Hoboken van het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam onderzocht de regulering van zoekmachines en de rol van de overheid vanuit het perspectief van het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting.* Hij komt tot de conclusie dat zoekmachines vanuit die invalshoek zoveel mogelijk vrijgelaten zouden moeten worden door het recht.
Google voor de rechter
De vrijheid om informatie door te geven was in Nederland bijvoorbeeld aan de orde in een zaak uit 2007, waarin een publiek bekende persoon vond dat zij door een verwijzing (die overigens fake was) reputatieschade leed door de aard van Googles zoekresultaten. De rechter vond in dit geval dat Google als intermediair niet volledig verantwoordelijk was. Als de rechter de verantwoordelijkheid wel had erkend, zou dat een gevaar hebben opgeleverd voor de informatievrijheid. Google had dan met een strenger selectiebeleid veel rechtmatige publicaties ontoegankelijk moeten maken.
Een ander voorbeeld betrof ZoekMp3. De verwijzingen van deze site naar mp3- bestanden op het web werden in 2006 onrechtmatig bevonden vanwege het bijdragen aan de overtreding van auteursrechten. Een beroep op de vrijheid van meningsuiting mocht hier niet baten. En met dit oordeel werd ook de trend gezet voor uitspraken later over ‘piratensites’: het bewust faciliteren en profiteren van de uitwisseling van auteursrechtelijk beschermd materiaal is onrechtmatig.
‘Mijn proefschrift,’ zegt Van Hoboken, ‘is begonnen met de vraag naar de verantwoordelijkheid van de zoekmachineaanbieder in de toch redelijk anarchistische omgeving die het internet is. Kan een zoekmachine wel verplicht worden om die omgeving als het ware op te schonen van alles wat onrechtmatig is? Wat is de betekenis van de vrijheid van meningsuiting voor zoekmachines en welke grenzen vloeien daar dan uit voort?’
Optimalisatie
Die vragen speelden ook bij rechtszaken waarin Google werd aangeklaagd wegens een verandering in het rankingsysteem dat ten nadele van een bepaald bedrijf uitviel. Zeker bij die bedrijven die tegenwoordig helemaal afhankelijk zijn van het internet, zijn de belangen bij een goede ranking natuurlijk erg groot. Toch ging de Amerikaanse rechter in deze gevallen meestal mee met het verweer van Google dat er goede redenen waren om de gebruikers op deze manier van dienst te zijn. Er was ook geen sprake van verwijdering of ontoegankelijk maken. Je zou ook kunnen zeggen dat het vonnis de bedrijven tot verdere optimalisatie aanspoorde.
‘Juridisch is er weinig te doen aan schade door optimalisatie,’ meent Van Hoboken. ‘Google heeft dat ondertussen wel dichtgetimmerd.’ Ook van het onderzoek dat de Europese Commissie uitvoert naar eventueel machtsmisbruik van Google verwacht Van Hoboken geen oplossing voor individuele bedrijven die zich benadeeld voelen. Misschien levert het nog iets op voor Microsoft die in de onderlinge concurrentiestrijd erg heeft gelobbyd voor dit onderzoek.
Google Suggest
Google werd wel veroordeeld in Frankrijk vanwege Google Suggest. De rechter vond de suggesties die de zoekmachine gaf bij de naam van iemand die in het nieuws was geweest vanwege verkrachting schadelijk. De vraag die Van Hoboken zich gesteld heeft, is of het automatisme van dit soort faciliteiten ook juridische consequenties kan hebben. Kunnen de onbedoelde gevolgen van op zich nuttige middelen om informatie te vinden als onrechtmatig beschouwd worden? Zijn conclusie op dit punt is dat als je in de zoekalgoritmes zou proberen om alle scherpe kantjes er af te halen, de informatievrijheid geen dienst wordt bewezen. In een geval als Google Suggest moet je niet op voorhand alles willen dichttimmeren om geen enkel risico te lopen.
Overigens is het aantal rechtszaken tegen Google de laatste jaren in Nederland niet toegenomen. In het geval van auteursrechtschendingen handelt Google de zaak zelf af via de voorgeschreven procedure. Met als uitgangspunt de Amerikaanse wetgeving, die op dit punt overigens niet veel verschilt van de Europese. Je zult bij schending van het auteursrecht ook in Straatsburg niet ver komen met een beroep op de vrijheid van meningsuiting gezien de beperkende bepalingen van artikel 10 van het Europees Handvest voor de Rechten van de Mens over de informatievrijheid.
Verder probeert Google ook te voorkomen dat er rechtszaken worden gevoerd door te schikken of op voorhand maatregelen te nemen door de bepalingen in de ‘terms of use’. Daarmee kunnen ze het een klant van YouTube bijvoorbeeld erg lastig maken als die Googles beslissing om een filmpje te verwijderen zou willen betwisten. En in zo’n geval heeft de overheid weinig mogelijkheden tot interventie.
Zoekmachine is niet neutraal
Voor Van Hoboken is de zoekmachine niet eenvoudig een doorgeefluik. De zoekmachine werkt op basis van keuzes die gebruikers moeten leiden naar waardevolle informatie. ‘Het is tuinieren met algoritmes en de keuzes die daarbij worden gemaakt, zijn vergelijkbaar met andere manieren van ordening van informatie in andere media.’ Een zoekmachine levert dus een product dat niet neutraal genoemd kan worden of zuiver objectief. De lijst verwijzingen is niet vergelijkbaar met een telefoonboek, eerder met een geredigeerd medium als een krant of een geselecteerde collectie bronnen in een bibliotheek. En juist om die reden moet je de werking van de zoekmachine ook niet aan regels willen binden. Ook als selectieprocessen geautomatiseerd zijn, blijft het belang van de ongehinderde communicatie aan de orde. We missen hier nog wel een passende juridische benadering.
De eis van neutraliteit zoals die geldt voor de Internet Service Provider (ISP), die wel als doorgeefluik fungeert, kun je in het geval van zoekmachines niet stellen, volgens Van Hoboken. De waarde die gebruikers zoeken verdraagt zich niet met neutraal, zonder onderscheid aanbieden van alles wat gevonden wordt. Je moet mensen ook tegen spam beschermen. Maar verwachten gebruikers van zoekmachines dan niet dat de informatie die zij krijgen objectief, belangeloos is? En, dat ze, in tegenstelling tot geredigeerde media, de mogelijkheid hebben om zélf te selecteren?
Van Hoboken: ‘De waarde objectiviteit is bij zoekmachines inderdaad meer op de achtergrond geraakt ten gunste van marketingdoeleinden. Maar ik denk dat het voor gebruikers wel van belang is dat wat op één staat ook iets is waar ze werkelijk wat mee kunnen. Dat er geselecteerd is vanuit hun zoekvraag. En dat weggelaten wordt wat ze niet nodig hebben, dus dat is al niet meer neutraal dan.’
‘Het zal echter zeker zo zijn dat veel gebruikers, ook door het zichtbare onderscheid tussen gesponsorde links en andere links, een zekere mate van objectiviteit verwachten. En dat is in het geval van de commerciële informatieaanbieders meestal niet terecht. Je mag er immers van uitgaan dat degene die bovenaan staat daar extra moeite voor heeft gedaan (optimalisatie van de vindbaarheid), en dat wil nog niet zeggen dat die de beste kwaliteit biedt. Maar je hoeft je niet te laten leiden door de vangst. Als je kritisch genoeg bent en gaat doorzoeken, dan heb je wel veel controle. Je kunt er meer uithalen als je wilt. Gebruikers mogen wel wat kritischer zijn op de resultaten van zoekmachines.’
Personalisatie
Personalisatie is net als optimalisatie een mechanisme dat de zoekmachine minder neutraal en objectief maakt. In principe zou personalisatie mensen er ook attent op kunnen maken dat hun blikveld zich vernauwt. In die zin leidt het idee niet noodzakelijkerwijs tot Parisers ‘internet bubble’. Maar het huidige commerciële gebruik van personalisatie door zoekmachines is daar niet op gericht, erkent Van Hoboken. De schade daarvan wordt wel overdreven, vindt hij. Zo’n beperking van het blikveld is in feite ook niet nieuw. En er is nu toch veel meer informatie bereikbaar dan in een verzuilde samenleving. Mensen kiezen er ook zelf voor. In bepaalde contexten heeft de niche juist waarde voor mensen.
Van Hoboken vindt wel dat we bij personalisatie van Google meer transparantie mogen eisen. ‘Welke waarden liggen ten grondslag aan de keuzes die Google maakt in zijn zoekalgoritmes? Daarop mag de samenleving Google aanspreken. Laat maar eens zien hoeveel waarde jullie hechten aan diversiteit. Anders dan bij bibliotheken, waar veel gesproken wordt over selectiecriteria en objectiviteit, komen we bij Google niet eens aan een debat toe.’
‘Disintermediatie’ en kwaliteit
Het gaat allemaal over de spanning tussen universele toegankelijkheid en de gewenste kwaliteit van de zoekresultaten. In zijn proefschrift maakt Van Hoboken de vergelijking tussen pers en de bibliotheek aan de ene kant en de zoekmachines aan de andere kant in het ontsluiten van informatie. Pers en bibliotheek selecteren eerst wat van waarde wordt geacht en maken dit dan vervolgens toegankelijk. Internet beloofde ‘disintermediatie’, het afschaffen van de intermediairs. Voor de informatievrijheid zou dat winst betekenen. Maar als je van zoekmachines ook een zekere kwaliteit in de resultaten verwacht, of als je schadelijke informatie een beetje in de hand wilt houden, dan kom je toch uit bij een bepaalde vorm van selectie, een relatieve toegankelijkheid van alles wat er in theorie op het web te vinden is. En dat gebeurt dan ook.
In de ranking zit met name de kwaliteit. De vraag is of je dan als gebruiker niet toch weer wordt geleid door bepaalde belangen. Van Hoboken: ‘Dat klopt, die belangen spelen zeker een rol. Je zult dus als gebruiker steeds zelf resultaten moeten beoordelen. Die hebben in eerste instantie niet veel meer waarde dan een advertentie. Maar anders dan bij de oude media kun je met een zoekmachine veel verder gaan. Als je wilt. Als je alleen maar bevestigd wilt worden in een bepaalde richting, dan mag je geen correctie daarop verwachten van de zoekmachine.’
Hier ligt natuurlijk een belangrijk taak voor het onderwijs om mensen kritisch te maken ten opzichte van de informatie die zij voorgeschoteld krijgen. Inmenging van de overheid door regelgeving voor zoekmachines is echter even ongewenst als inmenging in het selectieproces van de media of bij de collectievorming van bibliotheken. Dat laten we over aan de professionals.
‘Monitoring’ van zoekmachines
Als gebruikers moeten we wel met die professionals in gesprek gaan, vindt Van Hoboken. Hij is dan ook voorstander van een soort ‘monitoring’ van zoekmachines waarbij gelet wordt op de manier waarop ze werken, op grond van welke waarden ze selecteren, et cetera. Hoe verhoudt dit zich tot de maatschappelijke rol van zoekmachines? En met die gegevens kun je ook met Google in gesprek gaan. En aanbevelingen doen.
Dat vereist wel meer openheid van het bedrijf. Tot nu toe reageert Google op reacties die spreken van machtsmisbruik voornamelijk strategisch, zegt Van Hoboken. Ze zouden best wat meer verantwoording kunnen afleggen over hun beleid.
Ook richting de overheid zouden gebruikers op basis van deze ‘monitoring’ best aanbevelingen kunnen doen over de ontsluiting van publieke informatie. In het overheidsbeleid domineert traditioneel de invalshoek van de productie van informatie. De ontsluiting daarvan, die intussen veel belangrijker is geworden, komt te weinig in beeld. Dat speelt bij de herziening van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). Meer investeren in zoekmachineoptimalisatie kan de toegankelijkheid van overheidsinformatie zeker bevorderen.
Overspannen verwachtingen
Een terugkerend probleem in de discussie over zoekmachines zit in de oorspronkelijk nogal overspannen verwachtingen van de nieuwe mogelijkheden die het internet biedt voor de informatievoorziening en de democratie. Iets wat je nu ook weer ziet gebeuren bij de sociale media. Van Hoboken: ‘Op dat punt vond ik sommige claims over bijvoorbeeld de bevordering van het publieke debat nogal onrealistisch. Dat is nu ook wel gebleken. Als je daarvan uit blijft gaan, kun je veel van wat er nu op internet werkelijk gebeurt negatief beoordelen. Ik wil zoiets als personalisatie meer van een positieve kant bekijken zonder de kritische blik te verliezen.’
Opslag van persoonsgegevens
Het opslaan van persoonsgegevens van gebruikers van zoekmachines raakt de privacy, of meer in het bijzonder de intellectuele vrijheid. Niemand hoeft te weten wat ik zoek of gevonden heb. Dat is een belangrijk aspect van mijn vrijheid om informatie te vergaren. In bibliotheken is daar meer respect voor dan bij de aanbieders van zoekmachines. Dat komt simpelweg omdat zoekmachines er van moeten leven. De gebruikers betalen met hun gegevens. Daar wordt in de concurrentiestrijd tussen de grote spelers op het internet om gevochten. En dat is ook de achtergrond van de wijzigingen die Google heeft aangebracht in het privacyreglement.
Die strijd gaat nog wel een tijdje duren, denkt Van Hoboken. ‘Toezichthouders moeten hier scherp op zijn en duidelijker aangeven waar de grenzen getrokken moeten worden. De privacy, en daarmee de intellectuele vrijheid, is op dit moment niet goed beschermd. Die verzameling van persoonsgegevens met als doel een soort “database of intentions” vind ik een heel problematische kant van zoekmachines.’ In de bibliotheekwereld zijn er terecht grote reserves ten aanzien van de versoepelde regels voor het opvragen en gebruiken van dergelijke gegevens door politie en justitie. Vanwege het belang van de intellectuele vrijheid mag er voor bibliotheken wel een uitzondering worden gemaakt, die dan ook voor zoekmachines zou moeten gelden. En ook al kunnen we niet voorkomen dat bijvoorbeeld de Amerikaanse Justitie bij Google aanklopt om persoonsgegevens te krijgen, voor onze eigen politie en justitie is het best mogelijk dit nationaal te regelen, aldus Van Hoboken.
Tot slot
Het is jammer, besluit Van Hoboken dit interview, dat er nog zo weinig is nagedacht en gediscussieerd over de standaarden die we zouden moeten hanteren om zoekmachines op hun maatschappelijke effecten te beoordelen. Als we die standaarden geformuleerd hebben is er, zo lezen we in de conclusies van zijn proefschrift, wel ruimte voor regelgeving. Maar dat zou dan niet een beperkende maar een positief faciliterende regelgeving moeten zijn. Het gaat dan om garanties van de staat ‘dat het geheel aan diensten, technologieën en maatschappelijke infrastructuur voor de ontsluiting van het internet ongehinderd, robuust en open kan zijn en blijven’.
*J.V.J. van Hoboken, ‘Search Engine Freedom: On the implications of the right to freedom of expression for the legal governance of Web search engines’, proefschrift, Instituut voor Informatierecht, Universiteit van Amsterdam, 2012.
Jos van Dijk is redacteur van InformatieProfessional.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 6 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen