Iedere kenniswerker digitaal fit: ‘De moderne werkende is een eekhoorntje dat zijn eikeltjes niet meer kan terugvinden’

Door Martijn Aslander

Alleen al in Nederland hebben we zo’n vijf miljoen kennis- en schermwerkers die kenniswerken in een kennissamenleving en kenniseconomie, maar zijn we daar wel ‘digitaal fit’ genoeg voor? Kijk naar al die uren hannesen met de pc en zoeken naar de juiste informatie om dat werk te kunnen doen. Martijn Aslander vindt het tijd voor een andere koers.

Met de KNVI en UmaMedia mocht ik een aantal jaren geleden samenwerken aan een tweetal documentaires over de netwerk- en informatiesamenleving: Alles is informatie en Toegang. Mooie producties met een caleidoscopisch beeld van en op deze brede thematieken, met geweldige denkers als Maxim Februari, Brenno de Winter en Marleen Stikker. Ik broedde vervolgens op een thema voor een derde docu. Na flink wat belletjes, wandelingen en denkwerk was ik eruit: de volgende zou moeten gaan over kenniswerk.

Over kenniswerkers en het ritueel van de files op weg naar het kantoorgebouw, waar we vervolgens braaf met z’n allen van negen tot vijf aanwezig zijn. Het ritueel van papier, computers en eindeloze vergaderingen. Is dat nu allemaal wel zo’n goed idee? Wat als er een aantal cruciale weeffouten zit in die manier van werken? Een van de grote voordelen van spreken op congressen en evenementen is dat je vrij snel, vanaf een podium, allerlei zaken kunt checken en toetsen. Ik begon mijn verhalen dan ook steevast met de vraag: ‘Weet iemand wat kenniswerk is?’

‘Kenniswerk? Who cares!’

Ik kwam erachter dat die vraag zelfs bij de kennis- en schermwerkers zélf doorgaans onbeantwoord bleef. Nadat ik de vraag aan pakweg dertigduizend mensen had gesteld, begon ik met UmaMedia aan de nieuwe documentaire. We lieten de oud-HR-directeur van het rijk aan het woord, samen met een bonte mix van experts en ervaringsdeskundigen. We ondervroegen de hoogste ambtenaar van Binnenlandse Zaken, een hersenwetenschapper, een arts en een econoom over kenniswerk. Wat me vooral opviel, is dat kenniswerk typisch een onderwerp is waar je je schouders over kunt ophalen. Kenniswerk? Who cares, ik doe gewoon mijn ding en dat gaat prima!

De documentaire kwam uit in november 2019 op het KNVI-congres in de prachtige Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Een paar maanden later brak de corona-ellende uit en werd de wereld snoeihard geconfronteerd met de implicaties van kenniswerk. Voor mijzelf begon een lange periode van rust. Ik gedij goed in crises, en in dit geval was het een collectieve. Alle optredens werden afgezegd terwijl mijn kosten gewoon doorliepen. Ik had gelukkig nog genoeg geld voor boodschappen en durfde voor de overige noodzakelijke kosten tijdelijk aan te kloppen bij mijn netwerk. Ik zocht de rust op, in afwachting van het verloop van deze onwaarschijnlijke crisis.

Experimenteren met het begrip

Na een paar maanden werd ik benaderd voor het geven van wat gratis webinars door Haagse Beek. Enkele collega’s die ik hoog heb zitten, zoals Jaap Peters en Harold Janssen, waren daar ook al aan het experimenteren met de nieuwe online vorm van inspireren. Ik besloot te gaan klooien en experimenteren met verhalen en taal over kenniswerk. Over het ambacht van kenniswerk, over het werkgereedschap van de kenniswerker en nog meer. Ik viel van de ene verbazing in de andere en deelde die inzichten in mijn wekelijkse steeds beter bezochte webinars. Een van de beste vondsten was het achteraf delen van shownotes via een weblink, met daarin een donatieknop naar mijn bankrekening. Daar kon ik vervolgens weer mooi mijn boodschappen van betalen.

Ondertussen dook ik in de literatuur, ging ik wandelen met experts en werkte ik met Mark Meinema en Getting Things Done-trainer Arjan Broere aan een boek over kenniswerk. Op 22 februari 2022 rolde het eindelijk van de pers. We kozen als titel Ons werk is stuk, met als subtitel Tips en inzichten voor onderhoud en reparatie.

Over heel veel zaken rondom werk zijn boeken gemaakt. Het eerste boek over kenniswerkers werd geschreven door degene die het begrip kenniswerk muntte, Peter Drucker. Zijn boek Landmarks of Tomorrow uit 1959 is verrassend actueel. Wonderlijk genoeg zijn er over hoe je kenniswerk moet doen en hoe je daar goed in wordt, nog geen boeken geschreven, onderschrijft ook professor organisatiekunde Mathieu Weggeman. Dat is heel raar als je erover nadenkt: alleen in Nederland al hebben we zo’n vijf miljoen kennis- en schermwerkers die kenniswerken in een kennissamenleving en kenniseconomie.

Achterhaalde postindustriële mechanismen 

Tijdens het schrijfproces van ons boek leerde ik veel over de manier waarop burn-out, bore-out, werkstress, werkplezier, werkgeluk, duurzame inzetbaarheid, slagkracht én innovatie met elkaar verbonden zijn. Net als leren en psychologische veiligheid. Bedrijven die hameren op innovatie kijken zelden naar psychologische veiligheid en burn-outs die als gevolg daarvan op de loer liggen. Al deze thema’s zijn zo nauw met elkaar verbonden dat we ons werk volgens mij helemaal opnieuw onder de loep moeten nemen. Want het is georganiseerd en gecreëerd op basis van achterhaalde postindustriële mechanismen.

Dat was heel lang, te lang mijns inziens, geen probleem, maar de demografische mix van vergrijzing en ontgroening gooit flink roet in het eten. De war on talent is losgebarsten, en in de Verenigde Staten zijn nog nooit zo veel mensen geweest die hun baan opzegden omdat de werkomstandigheden niet langer aansluiten bij hun behoeften. Die trend zagen we in Nederland al eerder opkomen, want veel zzp’ers zijn in feite hiërarchische vluchtelingen die niet langer hun tijd en talent willen laten verkwisten door meetings en managers.

Komst van computers

Henry Ford rekende omstreeks 1906 uit dat als je mensen in shifts van acht uur laat werken, je precies drie ploegen dag en nacht de fabriek kunt laten draaien. Acht uur werken met je handen, met een paar korte breaks ertussen, is prima te doen, maar uit de hersenwetenschap weten we inmiddels dat je maar maximaal drie uur heel gefocust kunt werken met je hoofd. En dat 20 procent van de mensen daarbij het best functioneert in de avond en 20 procent juist in de ochtend. Voor de overige 60 procent maakt het dagdeel niet zo veel uit voor de productiviteit.

Peter Drucker schreef dat je kenniswerkers vooral niet moet managen. Dat is zinloos. Je moet workflows managen, niet mensen. Die moet je uitdagen, optillen, faciliteren en steunen, en heel soms een schop onder hun kont geven. Een hoop managers hebben die memo duidelijk gemist. Bovendien zijn sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw computers op het toneel verschenen. De belangrijkste computersoftware is vandaag de dag nog steeds gebaseerd op de jarenzeventigkantooromgeving, met spreadsheets en staande en liggende A4’tjes met twee gaatjes erin (voor de ordner). Ze domineren de werkvloer van de eenentwintigste eeuw in de vorm van .doc, .pdf, .ppt en .xls en vervuilen harde schijven, inboxen, mappen en submappen.

Veel geld naar ‘T’, weinig naar ‘I’

De moderne werkende is een eekhoorntje dat zijn eikeltjes niet meer kan terugvinden. We zijn 240 uur per jaar kwijt aan zoeken, 40 dagen per jaar aan het compenseren van wat we vergeten zijn (waardoor we het wiel steeds opnieuw moeten uitvinden) en tussen de 100 en 400 uur per jaar aan het gehannes met de computer. Geen wonder dat we het druk hebben.

De afgelopen veertig jaar is in Europa een paar 1000 miljard euro geïnvesteerd in IT, maar bijna al het geld is naar de ‘T’ (van technologie) gegaan, waardoor de ‘I’ (van informatie) er bekaaid vanaf kwam. Velen hebben de mond vol van mediawijsheid, fake nieuws, digitale geletterdheid en 21th century skills, terwijl de meeste mensen geen idee hebben waar en hoe ze hun informatie kunnen opslaan, beheren en terugvinden. De hype rondom hybride werken wordt gevolgd door het zoveelste digitaletransformatietraject. Wat bijna iedereen vergeet, is dat 65 procent van de mensen op de werkvloer mailtjes aan zichzelf stuurt en niet eens weet wat de sneltoets alt+tab doet en hoe je regels in Outlook kunt instellen.

Betere digitale hygiëne

Dat kan zo niet langer. Daarom richtte ik met Mark Meinema Digitale Fitheid op, relatietherapie tussen mens en technologie. Een helder, compact framework dat orde schept in de chaos van begrippen en benaderingen. De logica erachter is als volgt: er is een direct verband tussen fysieke fitheid en mentale fitheid, maar volgens ons bestaat er ook een verband tussen mentale fitheid en digitale fitheid. Althans, voor de kenniswerkers, die vijf miljoen mensen die dagelijks meer dan vijf uur naar een scherm kijken voor hun werk. Videobellen, notificaties, e-mail- en informatieoverload vormen naast micromanagers de grootste aanslag ooit op onze cognitieve kwaliteiten. Funest als je dat hoofd zo hard nodig hebt om je werk te kunnen doen. 

Digitale fitheid vergt aandacht én onderhoud. Tot op heden ging de aandacht bij digitalisering vooral naar knoppencursussen van Office-suites zoals die van Microsoft, maar dat is bij lange na niet genoeg. We pleiten voor een groter digitaal bewustzijn en betere digitale hygiëne. Pas daarna komen de digitale vaardigheden aan bod. Als dat op orde is, kom je toe aan persoonlijk kennismanagement, waarmee je je eigen informatiekapitaal beheert en laat groeien, zowel je persoonlijke als professionele informatie. En als dat ook op orde is, kun je technologie slim inzetten voor je eigen ontwikkeling en groei. 


Zelftest
Weten hoe digitaal fit jij bent? Doe de zelftest op zelftest.digitalefitheid.nl.

Gratis toegang voor IP-lezers
Als lezer van IP ontvang je drie weken gratis toegang tot de digitale omgeving van Digitale Fitheid, met informatie over het onderwerp en tips om snel digitaal fit(ter) te worden. Kijk hiervoor op https://bit.ly/IP-magazine-Kado. Onder de degenen die zich aanmelden, worden vijf exemplaren van het boek Ons werk is stuk verloot.

ONS WERK IS STUK | Tips en inzichten voor onderhoud en reparatie | Martijn Aslander, Arjan Broere en Mark Meinema | Publiek Denken | paperback 9789083020341 | € 24,99 | e-book 9789083020372 | € 18,64 | 220 pagina’s


Martijn Aslander is technologiefilosoof.

Deze bijdrage komt uit de papieren IP #2-2022. Het hele nummer kun je hieronder lezen of downloaden.