I.M. Lourense Das: een serenade

Op 21 februari overleed Lourense Das. Zij is werkzaam geweest als schoolmediathecaris en heeft zich altijd ingezet voor het onderwijsbibliotheekwerk in Nederland. Oud-collega Jan van der Burg schreef een in memoriam.

Door: Jan van der Burg

Afgelopen zaterdag is mijn hartsvriendin en oud-collega Lourense Das gecremeerd. Voorafgaand daaraan hebben we tijdens een herinneringsbijeenkomst haar leven gevierd: toespraken, muziek, film en foto’s … Bloedstollend mooi en tegelijkertijd huiveringwekkend triest. Beelden van volle bloei en van ontluisterende teloorgang, sprekers wier stem brak en liedjes met soms Lourenses voetnoten: “lekker hard” en “ook deze moet lekker hard”.

Ach Lourense. Dasje! Wij spoelden tegen elkaar aan in 2001! Ik was, na jarenlang verblijf in Frankrijk en diverse Verweggistans, terug in Nederland en werkzaam als directeur van wat toen NVB heette, de beroepsvereniging van bibliothecarissen, documentalisten en informatiespecialisten. Ik had daarbij sterk het gevoel in het verkeerde weiland te zijn geparachuteerd. Evident te flamboyant, te uitgesproken voor het gros van dat beroepsveld, en dat is zacht uitgedrukt; omstreden dekt de lading beter. En daar stapte op een dag Dasje mijn kantoor in Utrecht binnen om namens de LWSVO, waarin de schoolmediathecarissen zich hadden verenigd, te praten over mogelijke samenwerking.

Daar kwam niet zomaar iemand binnen: opvallend gekleed – een boetiek in Steenwijk vernam ik later – met een duidelijke mening en visie, en niet schromend die met de nodige felheid te ventileren. En ja, daardoor was ook zíj omstreden bij háár leden. Binnen no-time zaten we onze ervaringen, problemen en fricties met wat ik dan maar het behoudend deel der natie – kuttekoppen, dixit Dasje; uitgeknepen theezakjes, dixit ondergetekende – uit te wisselen: we bleken beiden slagers van het type u vraagt een onsje maar wij snijden een kilo af, en dat gaf nogal eens commotie. Maar aan duidelijkheid ontbrak het niet: men wist precies wat men aan ons had. We hadden meteen een klik en die klik leidde tot vriendschap voor het leven: Seelenverwandtschaft. En… er bleek sprake van de actie twee halen, één betalen, want ik kreeg er een cadeau bij: haar man, Albert Dohmen, ook zo’n authentiek, puur en transparant karakter.

Vrij snel – beroepsverenigingen bloeiden toen nog, het ledental van de NVB naderde de 4000 – nam ik haar in dienst als beleidsmedewerker. Nooit heb ik zo fantastisch met iemand samengewerkt; zo realiseerden we zeer spraakmakende jaarcongressen met 1200 bezoekers en op de beursvloer ca. 70 stands. Aan een half woord hadden we genoeg, we hoefden maar naar elkaars kop te kijken. Je kon er donder opzeggen dat als de één drie keer met zijn pink op de tafel roffelde, de ander als de sodemieter die in de mouw verborgen 5e aas in het spel bracht of op de knop van het valluik drukte. The glove and the fist! Zo herinner ik me nog een pittig onderhoud met de directie van de RAI wegens ondermaats presteren. Bingo, het leverde ons een bedrag van 20.000 euro op.

Zoals ik zei: vriendschap voor het leven, onvoorwaardelijk, ook in tijden van honger, oorlog en ellende! In 2007 verklaarde het verenigingsbestuur – tenslotte mijn werkgever – mij de oorlog, ik verloor veldslag na veldslag en juist toen mijn einde nabij leek was daar Dasje: “Jan, we gaan die droplullen aanpakken en ik ga je daarbij helpen”. In no-time werden vrienden gemobiliseerd, er kwam een wiki in de lucht. En zoals dat gaat in de goede western: het laatste gevecht vindt altijd plaats voor de saloon in de hoofdstraat en… there’s always a faster gun in town. Tijdens een memorabele ledenvergadering werd het bestuur uit het zadel geschoten. Zonder Dasje had ik het niet gered. Wat een kanjer, wat een dijk van een wijf, wat een ballen! Een karakter zo waarachtig, zo sierlijk, zo zeldzaam zuiver, zuiver als het wit van zwanen, waarover Sylvia Plath dichtte: “The swans are gone, still the river remembers how white they were”.

Mijn lieve hartsvriendin is vertrokken op die eindeloze reis zonder tussenstop en bagage. “Ik reis Albert achterna,” zei ze, toen ik haar één dag voor haar sterven bezocht. Die was twee jaar eerder, 60 jaar oud en geveld door alvleesklierkanker, óók al vertrokken zonder koffers! Lourense is nauwelijks de tijd gegund te rouwen: Alberts bedrijf moest worden opgedoekt, en dat was bepaald geen sinecure. En toen dát allemaal zo’n beetje op orde leek, werd er aangebeld en stond Kanker wéér voor de deur. Hartverscheurend triest en schofterig onrechtvaardig!

Een kroniek van een aangekondigde dood, een afscheid van de wapenen! Met onthutsende directheid bracht zij ons vanaf begin juni op de hoogte van het verdict terminaal, de door de oncologen geschatte levensverwachting en haar besluit tot aan het einde toe zelf de regie te blijven voeren: Helaas heb ik opnieuw niet zo goed nieuws te horen gekregen, het is definitief darmkanker met uitzaaiingen in de lever en de rechterlong. Het vermoeden bestaat dat de lymfeklieren rondom de lever en de longen ook zijn aangedaan. … Ik heb ook gevraagd naar mijn levensverwachting: zonder kuren ca. 6 maanden; als de kuren aanslaan kan dat oplopen tot 2,5 jaar. Ik ga natuurlijk voor dat laatste .”

Eind augustus meldde ze te zijn gestopt met de chemotherapie vanwege de enorme bijwerkingen: ze werd er hondsziek van, viel enorm af, er was geen sprake van kwaliteit van leven: Ik weet dat ik doodga aan de kanker, maar ik wil niet doodgaan aan de chemo”… en even verder: Ik hoop dat jullie allemaal een fijne zomer hebben gehad en weer helemaal fris en fruitig aan het nieuwe seizoen kunnen beginnen. Heel veel succes en plezier daarbij. En, zorg goed voor jezelf en voor elkaar.”

Dat stoppen met de chemo, althans overgaan op pillen i.p.v. de heftige infusen, deed haar opleven, ze had weer eetlust, maakte weer plannen en ondernam van alles:“Genieten en pakken wat ik pakken kan is nu het devies, schreef ze in september. Ze vloog naar Portugal voor een reünie met haar internationale vriendinnen en ging naar Texel met haar pleegzoon, zus en zwager en de honden.

Maar die vervloekte klok tikte door en in november belandde ze weer in het ziekenhuis: bloed niet in orde, slecht functionerende nieren, toenemende pijn: “Bij de oncoloog suggereerde ik cannabisolie; hij vond dat wel een goed idee al is het afwachten of dit middel het gewenste effect heeft. Anders wordt het misschien toch meer ‘moses kriebel’ van Koos Koets en gaan deze schrijfsels er heel anders uit zien  ‘ Ondertussen probeer ik toch wel stiekem plannetjes te maken voor de nabije toekomst. Zaterdag 8 december ga ik in ieder geval gezellig Sinterklaas vieren bij mijn vrienden in Dronten zoals Albert en ik dat de afgelopen 18 jaar al hebben gedaan. Gisteren alle gedichten geschreven en zelfs dat gaat niet meer zo makkelijk als eerst. Gelukkig zijn er rijmwoordenboeken.

Heftig: driekwart jaar lang sinds het verdict terminaal, hebben we om de drie dagen gebeld om te lachen en te praten over van alles en over niets. Nog steeds die robuuste humor en die honger om te weten hoe het er in de buitenwereld aan toeging, nog immer de droplullen van de wereld vervloekend. De laatste weken werden de gesprekken gesprekjes, haar stem een stemmetje, alles werd dunner. Het was op, over, uit. Ik kan het niet verwoorden, Gerrit Achterberg wel:

Afscheid

Ik zag haar klein geworden schreden in de verte;

nog een kwartier en zij is aan de wateren;

ik kan het nu niet meer beletten.

 

Dwalende zal ik haar nagaan als de verten

haar hebben ingeademd uit mijn ogen;

de weg ligt van een heengaan overtogen;

 

wij zagen het onzichtbaar wenken.