Gevolgen van recht op vergetelheid: Google Edit voor People Search?

De uitspraak van het Europese Hof over het recht op vergetelheid heeft problematische gevolgen voor het College bescherming persoonsgegevens (CBP), de uiteindelijke uitvoerder, stelt Joris van Hoboken. Een fundamenteel punt van kritiek is dat de uitspraak onvoldoende rekening houdt met de vrije toegang tot en de ontsluiting van informatie via zoekmachines. Met alle gevolgen van dien voor de vrijheid van meningsuiting.

Door: Joris van Hoboken

Er is volop debat over de verwijdering van informatie uit zoekresultaten op internet, kortweg een recht op vergetelheid. Wat is er gebeurd? Een uitspraak van het Europese Hof in Luxemburg heeft een juridische knoop doorgehakt of beter gezegd afgehakt.1 Op grond van de bescherming van persoonsgegevens zijn zoekmachines nu verplicht om verzoeken tot verwijdering van persoonsgegevens te beoordelen. Als de gegevens over een bepaalde persoon niet ter zake doen, ontoereikend, onjuist, onnauwkeurig of onvolledig zijn en het geen publiek persoon betreft, moet de zoekmachine in de regel de gegevens verwijderen. De verwijdering moet gebeuren voor zoekopdrachten op de naam van deze persoon.

Hieronder bespreek ik een aantal problematische gevolgen van deze uitspraak in de praktijk en de rol van de toezichthouder in Nederland, het College bescherming persoonsgegevens (CBP), in de uiteindelijke uitvoering. Een fundamenteel punt van kritiek is dat de uitspraak onvoldoende rekening houdt met de vrije toegang tot en de ontsluiting van informatie via zoekmachines. Het Hof komt uit op een ondoordachte vaststelling van juridische verantwoordelijkheden voor de zoekfunctie voor het web, die slecht te verenigen is met de vrijheid van meningsuiting.2 Het is daarom belangrijk te kijken naar de ruimte die deze uitspraak biedt om deze gevolgen te beperken en te zoeken naar alternatieven.

Achterliggende conflict

Dat een rechter vragen heeft gekregen over de juridische verplichtingen van zoekmachines omtrent de bescherming van privacy zal niet verbazen. Zoekmachines zijn een brandpunt van publiciteit in de digitale omgeving. Zoeken naar personen is een populaire toepassing van zoekmachines. Maar wie is er helemaal blij met alle zoekresultaten als je je eigen naam in Google intikt? Betekent dit dat je een recht zou moeten hebben om dingen verwijderd te krijgen? De vraag of de zoekmachine zelf daar op aangesproken kon worden is zowel in Nederland als in Europa eigenlijk nooit heel erg duidelijk beantwoord. Het kwam er meestal op neer dat mensen zich zouden moeten richten tot de bron van de betreffende informatie.

Positie van CBP

Tot het moment van de uitspraak van het Hof was dit ook de lijn van het College bescherming persoonsgegevens (CBP): spreek eerst de bron aan. Alleen wanneer het ging om de publicatie van bijzondere gegevens zoals een burgerservicenummer – gegevens waarvan de publicatie op internet eigenlijk per definitie niet goed te rechtvaardigen is – vond het CBP dat de zoekmachine zelf aangesproken kon en moest worden.3

Het CBP heeft ondertussen zijn antwoord aangepast. Het stelt nu: ‘[U kunt] verwijderverzoeken rechtstreeks aan zoekmachines […] richten. Dat kan als het gaat om zoekresultaten op uw eigen naam en de getoonde vermeldingen onjuist zijn, onvolledig, verouderd, bovenmatig of niet relevant. Dit geldt ook voor publicaties op internet die op zichzelf rechtmatig zijn, zoals journalistieke publicaties. De zoekmachine mag uw verzoek alleen weigeren als het publieke belang om de resultaten te tonen zwaarder weegt dan uw recht op privacy, bijvoorbeeld vanwege de rol die u in het openbare leven speelt. […] Los van het verzoek aan zoekmachines, adviseert het CBP u ook altijd contact op te nemen met de eigenaar van de website waarop de voor u schadelijke informatie staat gepubliceerd.’4

Het CBP is momenteel betrokken bij het interpreteren van de uitspraak in het Europese samenwerkingsverband van privacytoezichthouders, de zogenaamde Artikel 29 Werkgroep. Welke interpretatie het CBP zal volgen, is van groot belang voor de praktijk. Als een zoekmachine een verzoek niet naar tevredenheid behandelt, staat namelijk een klachtenprocedure open bij het CBP. En de beslissing van het CBP kan weer worden aangevochten bij de Nederlandse rechter.

Tot nu toe heeft de coördinatie vooral een hoop vragen aan Google en andere zoekmachines opgeleverd, maar richtlijnen zijn aangekondigd voor dit najaar.5 Er is voor het CBP in elk geval werk aan de winkel. Volgens Google kwamen er vanaf het openstellen van het klachtenformulier in juni tot eind juli 2014 meer dan 91.000 verzoeken binnen (voor 328.000 URLs). Daarvan kwamen er 5.500 verzoeken uit Nederland (voor 21.000 URLs).6 Google heeft een heuse adviesraad ingericht voor de implementatie van de uitspraak, een campagne die ook bedoeld lijkt om deskundigheid tegen de uitspraak te mobiliseren.7

Kortom, de problematiek voor het CBP is niet nieuw, de verhoogde verplichtingen voor zoekmachines daarentegen wel. Datzelfde geldt voor andere mensen en organisaties die in de loop der jaren tegen de scherpe randjes van publiciteit via zoekmachines zijn aangelopen.

Gevolgen voor klagers

Personen wier verzoeken om verwijdering eerder geweigerd waren bij de bron, kunnen het nu opnieuw proberen bij Google. Zo’n nieuw verzoek is op grond van de uitspraak helemaal niet kansloos. Er is namelijk uitdrukkelijk vastgesteld dat je ook een recht op verwijdering kan hebben als achterliggende informatie rechtmatig online staat. Deze verzoeken krijgen van het Hof een tweede kans.

Gevolgen voor informatiebronnen

Voor de websites van bijvoorbeeld archieven en de pers zijn de problemen in zoekmachines zeker niet nieuw. Al jaren zijn veel verzoeken tot verwijdering op internet bij de bron ingegeven door het feit dat de informatie toegankelijk wordt in Google, de zoekmachine die in Nederland praktisch alle zoekopdrachten afhandelt.

Ikzelf heb ook wel eens zo’n verzoek ingediend bij een discussieforum, waar iemand zonder erg goede reden met naam en toenaam mijn mobiele nummer had gepost. Dat werd toen netjes op mijn verzoek verwijderd. Natuurlijk gaat het soms om veel problematischer informatie. De beoordeling of verwijdering bij de bron redelijk is, is in veel gevallen ook een stuk lastiger.

Online archieven, waaronder die van de schrijvende pers, zien zich regelmatig geconfronteerd met dat soort lastige verzoeken tot verwijdering in verband met verdere verspreiding in zoekmachines. Dit is voor de pers het gevolg van de nieuwsarchieffunctie die hun sites tegenwoordig vervullen. Ze hebben daar, zo lijkt het, ook een steeds beter doordacht beleid voor.

Annieke Kranenberg, ombudsvrouw bij de Volkskrant, schreef er vlak voor de uitspraak van het Hof een mooie bijdrage over: ‘Nu vrijwel alle serieuze media een online archief hebben, nemen de verzoeken om stukken, foto’s of alleen namen te verwijderen wereldwijd toe. Vaak hebben mensen niet zozeer bezwaar tegen archivering, maar wel tegen het feit dat het artikel tot het einde der tijden zichtbaar blijft via zoekmachines als Google.’

Volgens Kranenberg zijn er gevallen waarin er wel verwijderd wordt, maar zijn kranten erg terughoudend met verwijderen, gezien het belang van de integriteit van het nieuwsarchief. Zo zal duidelijk moeten zijn dat de klager ‘onredelijk veel last ondervindt van zijn naamsvermelding’ en ‘niet kon overzien dat het artikel makkelijk via internet vindbaar zou kunnen zijn’.

In geval van (in de ogen van de betrokkene) te strikte maatstaven bij de bron, staat de weg bij Google nu dus gewoon open. Indien Google het verzoek inwilligt, is het probleem voor de klager meteen opgelost. Voor diegenen die rekenen op ontsluiting van informatie via zoekmachines, zoals gedigitaliseerde archieven of de schrijvende pers zelf, is dit een wat gekke ‘oplossing’. Als je na wikken en wegen hebt besloten dat de informatie terecht op internet te vinden is, bestaat er opeens de kans dat via een omweg de informatie een stuk minder vindbaar wordt. Dat is nogal problematisch. ‘Wat via Google niet te vinden is, bestaat niet,’ zo geldt een klassieker van het internet.

Gevolgen voor overheidsinformatie

Een vergelijkbaar probleem speelt bij de openbaarmaking van overheidsinformatie, het soort publieke informatie dat ten grondslag lag aan de uitspraak van het Hof. Het conflict draaide namelijk om de vraag of Google verplicht kon worden een verwijzing te verwijderen naar een in opdracht van de overheid gepubliceerde mededeling over de heer Costeja in een Spaanse krant op internet. Alleen is dit in Nederland ondertussen al een stuk slimmer geregeld dan in Spanje, zo lijkt het.

In Nederland is het bijvoorbeeld de praktijk, mede ingegeven door de scherpe randjes van ontsluiting via zoekmachines, dat persoonsgebonden bekendmakingen in de Staatscourant alleen de eerste vier maanden doorzoekbaar zijn. Daarna wordt de doorzoekbare informatie vervangen door een niet op naam doorzoekbare pdf.9

Het zijn dit soort pragmatische en meer op maat gesneden oplossingen die een stuk duurzamer lijken dan de gevolgde lijn van het Hof. Ik vraag me overigens wel af of er bij dit soort beleid soms niet te veel nadruk wordt gelegd op het voorkomen van conflicten. Terughoudendheid met doorzoekbaarheid is niet steeds de juiste oplossing. Aan openbaarheid mag immers best een scherp randje zitten. Het gaat om het vinden van een juiste balans.

Gevolgen voor gebruikers

De gewone internetgebruiker zal er niet zo gek veel van merken als Google op verzoek informatie heeft verwijderd. Wie weet bijvoorbeeld dat Google op basis van de Amerikaanse wet miljoenen resultaten weghaalt? Hoogstens wordt de wereld door de uitspraak van het Hof een klein beetje rooskleuriger; bovendien blijft er nog genoeg over om naartoe te surfen.

Het is niet de bedoeling dat gebruikers te specifieke informatie over eventuele verwijderingen krijgen. Dat zou niet stroken met de strekking van de uitspraak, zo hebben de toezichthouders laten doorschemeren. Google lost dat ondertussen op het voor het bedrijf typerende technocentrische wijze, met de toepassing van algoritmes, op. Als de algoritmes bepalen dat een zoekopdracht een naam is, maar niet van een bekendheid of publiek persoon, vermeldt Google onder aan de zoekresultatenlijst: ‘Some results may have been removed under data protection law in Europe’.10

Dit brengt ons bij de enige duidelijke aanwijzing die het Hof heeft gegeven over de afweging die een zoekmachine in specifieke gevallen moet maken. Van belang is welke rol de betreffende persoon in het openbare leven speelt. Het Hof laat hier wel de deuren wijd openstaan voor het schoonpoetsen van de online reputatie van aankomende beroemdheden en publieke personen. En bovenal blijft het de vraag of we deze afweging door Google zouden moeten laten maken.

Geen garanties

Dáár zit de kern van de problemen van de uitspraak. Er wordt een heel lastige afweging bij de zoekmachine gelegd zonder waarborgen dat deze daar op de goede wijze mee om zal gaan. En de afweging wordt – zonder goed argument – weggehaald bij de bron, terwijl de afgelopen jaren is gebleken dat die afweging daar vaak best zorgvuldig plaatsvindt. Wat veel commentatoren daarnaast niet goed begrepen hebben, is dat er juridisch maar weinig te doen valt aan een onterechte beslissing van Google om wel te verwijderen. Er hebben ondertussen wat ogenschijnlijke een-tweetjes plaatsgevonden tussen bekende nieuwsorganisaties en Google over problematische verwijderingen naar online nieuwsarchieven.11 Dat heeft geleid tot het herstellen van de zoekresultaten in Google. Het is de vraag of voor alle onterechte verwijderingen evenveel aandacht is.

De grote hoeveelheid verzoeken stemt wat dat betreft niet hoopvol. De brief van de Nederlandse staatssecretaris Teeven stelt evenmin gerust: ‘Het is vanwege de enorme hoeveelheid gegevens echt de vraag of van de exploitant in redelijkheid kan worden gevergd die verplichtingen volledig na te komen.’12 Afgezien van het kleine aantal gevallen waar Google de komende tijd wat publiciteit uit kan halen, is het voor zoekmachines economisch aantrekkelijk om standaard te verwijderen bij voldoende gespecificeerde verzoeken van niet-publieke personen. Dan zijn ze van het gedoe en de bijkomende kosten af. Ik denk overigens dat dit helemaal zal gelden voor zoekmachines met een verwaarloosbaar marktaandeel in Nederland.

Vertrouwen op het CBP?

De champagne is bij sommige toezichthouders vast opengegaan nu Google door het Hof getemd is. Toch is er ook voor de toezichthouder reden tot ongerustheid. Het CBP is namelijk niet goed toegerust om toezicht te houden op deze vergaande nieuwe verplichtingen over de verspreiding van publieke informatie. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) biedt maar weinig houvast voor het maken van een afweging tussen het recht op bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid van meningsuiting.

Het weinige houvast dat de Wbp wel biedt, is de regel dat voor publicaties met een uitsluitend journalistiek doel het toezicht van het CBP niet van toepassing is.13 De conclusie van het Hof over die zogenaamde journalistieke uitzondering is eigenlijk nogal paradoxaal. De journalistieke uitzondering is volgens het Hof niet van toepassing op zoekmachines. Toch worden zoekmachines nu wel verplicht tot mogelijke redactie van de zoekresultaten. En bij die redactie wordt verwacht dat de zoekmachine nadenkt over het belang voor het publiek om toegang te hebben tot de betreffende informatie. Daarom wordt de rol van zoekmachines alleen maar journalistieker en een beroep op de uitzondering dus alleen maar zinniger.14

Het is te hopen dat Google én toezichthouders de complexe afweging tussen het belang van betrokkenen op eventuele verwijdering en het belang van het publiek op het vinden van informatie op internet zullen onderkennen. Hoe het CBP de vrijheid van meningsuiting precies zal gaan wegen, en waar het de deskundigheid en het draagvlak vandaan gaat halen om daar uitspraak over te doen, zal de komende jaren moeten blijken.15 Laat het zich verleiden tot een strakke Europese norm, dan kan dat een klap zijn voor de vrije informatievoorziening in Nederland. Ik ben er totdat het tegendeel bewezen is, in elk geval nog niet gerust op dat het CBP deze nieuwe taak is toevertrouwd.

Noten

  1. Zie HvJEU 13 mei 2014, C-131/12 (Google Spain), tinyurl.com/lwzbx7y.
  2. Voor een uitgebreide behandeling van zoekmachines vanuit het perspectief van de vrijheid van meningsuiting, zie Joris van Hoboken, ‘Search engine freedom: On the implications of the Right to Freedom of Expression for the Legal Governance of Web Search Engines’, Information Law Series 27, Alphen a/d Rijn: Kluwer Law International, 2012.
  3. Zie de gearchiveerde versie van mijnprivacy.nl (van 5 december 2013) in het Internet Archive: tinyurl.com/m98dgmx.
  4. Zie mijnprivacy.nl, tinyurl.com/ldtyryu.
  5. Zie CBP, Europese privacytoezichthouders spreken met zoekmachines over ‘recht om vergeten te worden’, Persbericht 25 juli 2014, tinyurl.com/qjk34zx.
  6. Zie de brief van Google’s Global Privacy Council, Peter Fleischer, aan de Artikel 29 Werkgroep van 31 juli 2014.
  7. Zie website Google Advisory Council, tinyurl.com/p8jjcov. De samenstelling van de raad is indrukwekkend te noemen. Er zullen in het najaar van 2014 een aantal bijeenkomsten plaatsvinden in Europese hoofdsteden die ook live zullen worden gestreamd via deze website.
  8. Zie Annieke Kranenberg (Ombudsvrouw van de Volkskrant), ‘Wie heeft het recht vergeten te worden?’, 10 mei 2014.
  9. Zie Teeven, Onderwerp arrest Hof van Justitie EU van 13 mei 2014 inzake Google/AEPD, 2 juli 2014. Het CBP heeft ook gedetailleerde richtlijnen voor de actieve openbaarmaking van persoonsgegevens door overheden, die rekening houden met eventuele problemen in zoekmachines.
  10. Dit gebeurt alleen in de Europese versies van Google. Google verwijdert tot nog toe alleen daaruit eventueel resultaten.
  11. Zie bijvoorbeeld Samuel Gibbs, Google hauled in by Europe over ‘right to be forgotten’ reaction, 24 juli 2014, tinyurl.com/omvh525.
  12. Zie brief van staatssecretaris Teeven, Onderwerp arrest Hof van Justitie EU van 13 mei 2014 inzake Google/AEPD, 2 juli 2014.
  13. Er is het nodige debat geweest in Nederland over deze exceptie en de rol van het CBP, bijvoorbeeld in het kader van de Richtsnoeren van het CBP over Publicatie Persoonsgegevens op Internet van 2008. Voor een bespreking, zie Wouter Hins, De journalistieke exceptie en de bescherming van persoonsgegevens. Laveren tussen twee grondrechten. Mediaforum 2013-4.
  14. Prof. Natali Helberger wees me in een mail op deze paradox waarvoor dank.
  15. De CBP richtsnoeren publicatie persoonsgegevens op internet uit 2008 geven mogelijk wat richting, maar zijn geschreven met het idee dat zoekmachines in beginsel niet zelf aan te spreken zijn.

Joris van Hoboken is onderzoeker aan het Information Law Institute van New York University en gastonderzoeker aan het Instituut voor Informatierecht (IViR) in Amsterdam.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 7 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen