Gerard Meijer: ‘Met de CC-BY licentie loopt Duitsland nu voorop’

Dit jaar is in Duitsland voor het eerst op nationaal niveau een contract afgesloten met een grote uitgever gebaseerd op open access. IP sprak met Gerard Meijer, die zowel in Nederland als nu in Duitsland een voortrekkersrol speelt bij de transitie naar open access.

Door: Matthijs van Otegem

Hoe staat Nederland ervoor als het gaat om open access?

‘Nederland is een van de voorlopers in Europa: er werden veel eerder deals gesloten zoals deze in Duitsland. De situatie is ook eenvoudiger: er zijn dertien universiteiten die zeer op elkaar lijken, en deze zijn goed georganiseerd in de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU). Een Kamerbrief van staatssecretaris Sander Dekker zette in 2013 open access op de bestuurlijke agenda. De Colleges van Bestuur zagen in dat deze transitie naar open access het snelste kon plaatsvinden door in de onderhandelingen met uitgevers de verlenging van de traditionele licenties te koppelen aan concrete afspraken over open access. De universiteitsbestuurders gingen zich er persoonlijk mee bemoeien en toen ging het hard. Eenzelfde patroon zie je in andere, kleinere landen: Oostenrijk, Finland en Zweden.’

Waarom verliep dit anders in Duitsland?

‘In Duitsland is het onderwijslandschap complexer. Er zijn zestien deelstaten en elke deelstaat heeft een eigen verantwoordelijkheid voor de universiteiten. Sommige deelstaten hadden contracten met de uitgevers voor alle universiteiten in die deelstaat, maar veel van de grote universiteiten hadden hun eigen contract. Daarnaast zijn er in Duitsland meerdere buitenuniversitaire onderzoeksorganisaties die ook elk hun eigen contract hadden. De onderlinge verschillen tussen de contracten waren groot. Het was dan ook een reuzenstap om al deze instellingen te verenigen in één alliantie, met als doel nationale contracten af te sluiten: DEAL (DEutsche Allianz Lizenzen). Dit was nog nooit vertoond. Uiteindelijk is het consortium veel meeromvattend dan in Nederland.’

Hoe verlopen de licentieonderhandelingen in Nederland en Duitsland?

‘Toen ik in 2017 van Nederland naar Duitsland verhuisde en daar ook ging deelnemen aan de licentieonderhandelingen, viel me op dat van de kant van de uitgevers gewoon weer dezelfde mensen aan tafel zaten. Dit was een eyeopener. Universiteiten stellen – meestal via de bibliotheken – delegaties ad hoc samen uit goedwillende collega’s die de onderhandelingen “erbij” doen. Maar de uitgevers hebben teams van professionals die de hele wereld rondreizen en niets anders doen. In elk land beweren ze de beste deal weg te geven, maar je kunt het nooit controleren. Elk contract bevat een “non-disclosure”-clausule, die bepaalt dat de inhoud geheim moet blijven. Dit moet anders. In mei van het afgelopen jaar heb ik daarom teams van onderhandelaars uit verschillende Europese landen voor het eerst met elkaar om de tafel gebracht. Inmiddels ontmoeten de hoofdonderhandelaars uit verschillende landen elkaar op regelmatige basis via de European University Association. We hebben gezamenlijk afgesproken dat we geen “non-disclosure”-clausules meer zullen accepteren. De overeenkomst met uitgeverij Wiley, die we begin dit jaar hebben afgesloten, is afgelopen februari, dertig dagen na ondertekening, volledig online gekomen.’

Waarom is het nu gelukt om met Wiley afspraken te maken over open access?

‘Als je van een businessmodel gebaseerd op lezen wilt overstappen naar een model gebaseerd op publiceren, dan moet er op de eerste plaats van beide kanten de overtuiging zijn dat dit een juiste en duurzame verandering is. Van de kant van de wetenschappers werd hier al langer op aangedrongen, en het nieuwe topmanagement van Wiley is hier ook van overtuigd. Realistisch gezien, is een dergelijke verandering alleen te verwezenlijken als deze nagenoeg budgetneutraal gebeurt: bibliotheken willen en kunnen niet veel meer betalen, en uitgevers willen geen gat in hun omzet. Wiley is bereid hierin mee te gaan. In plaats van betalen voor een reeks abonnementen, betaalt Duitsland nu per gepubliceerd artikel en krijgt daarnaast het recht om de volledige tijdschriften ook te lezen – inclusief toegang tot alle archieven – in de zogenaamde “publish & read”-overeenkomst.’

Aan wat voor kosten per artikel moeten we dan denken?

‘In Duitsland gaat het bij Wiley om ongeveer 10.000 artikelen per jaar, voor een bedrag van 2.750 euro per artikel. Dit lijkt in vergelijking met de bedragen die er in Nederland betaald worden veel, maar dit is het directe gevolg van de budgetneutrale overgang. In het abonnementsmodel is de prijs voor lezen ruwweg gerelateerd aan het aantal inwoners per land: in Duitsland vijf keer zoveel als in Nederland. Het aantal publicaties in Duitsland ligt echter slechts drie keer hoger dan in Nederland. Als je in beide landen budgetneutraal overstapt, zal de prijs per artikel in Duitsland dus 5/3 hoger liggen dan in Nederland. Deze 2.750 euro in Duitsland is dus te vergelijken met 1.650 euro per artikel in Nederland. De hoogte van de prijs per artikel zegt niet direct iets over de “kwaliteit” van de overeenkomst; je moet net iets verder kijken.’

Wat kan Nederland leren van deze Duitse deal met Wiley?

‘Een cruciaal element in de nieuwe overeenkomst is dat de wetenschapper het volledige auteursrecht behoudt. Het was tot nu toe standaard dat uitgevers de rechten opeisten en de auteur slechts een licentie gaven om het eigen werk te gebruiken in bijvoorbeeld het onderwijs. In Duitsland behouden de auteurs nu de volle rechten, volgens een Creative Commons BY-licentie. Dit is een essentiële stap. Het zijn de copyrights die de uitgevers in het verleden een monopoliepositie over de lezers hebben gegeven. Het zal nog niet eenvoudig zijn om in Nederland in een onderhandeling eenzelfde resultaat te boeken, want het is in vergelijking met Duitsland een kleinere speler en legt daarmee minder gewicht in de schaal.’

Wat is de rol van bibliotheken in deze onderhandelingen?

‘De rol van bibliotheken is onmiskenbaar sterk aan het veranderen. De tijd dat de bibliotheek haar positie ontleende aan het collectiebudget is verleden tijd. Het geld verschuift van abonneren naar publiceren en de bibliotheekmanagers hebben aan de onderhandelingstafel plaatsgemaakt voor hun bestuurders. Niet elke bibliotheek staat daarom te springen om deze ontwikkeling te steunen, want ze verliezen gedeeltelijk hun machtspositie. Niettemin zie ik wel degelijk een belangrijke rol voor bibliotheken weggelegd. In deze onderhandelingen is het van groot belang om de juiste informatie te hebben. In Duitsland beschikken we met de Max Planck Digital Library over een van de beste data analytics-teams in Europa. Zij leveren de data-analyse voor de onderhandelingen met de uitgevers; dit is bij uitstek een rol voor bibliotheken van de toekomst.’

Wat kunnen bibliotheken nog meer doen om open access te stimuleren?

‘Bibliotheken zouden hun onderzoekers beter moeten ondersteunen bij publiceren in open access. Sommige onderzoekers betalen de publicatiekosten nu uit hun eigen onderzoeksbudgetten. Het gevolg is dat universiteiten geen flauw idee hebben wat ze voor wetenschappelijk publiceren betalen. Ze betalen via de bibliotheek en via het onderzoeksbudget. Schattingen lopen inmiddels op tot zo’n vijftien procent extra kosten boven op de huidige licentieprijzen. Allemaal extra inkomsten voor de uitgever. Bibliotheken moeten opkomen voor hun onderzoekers!’

Onderzoekers lijken zich niet zo bewust te zijn hoe de markt voor publiceren werkt…

‘Inderdaad, onderzoekers dragen hun auteursrechten vaak zomaar over aan de uitgever. Onlangs klaagde een grote uitgever de piratensite SciHub aan voor inbreuk op het auteursrecht van honderd artikelen en kreeg daarvoor een schadevergoeding toegewezen van 15 miljoen dollar. Blijkbaar zijn de copyrights dus 150.000 dollar per artikel waard. En dat geven we met elkaar gewoon weg! Tegelijkertijd zie je aan SciHub en ResearchGate dat er nu echt iets aan het veranderen is. Dit soort sites komen voort uit onvrede met het systeem. De foto-, film- en de muziekindustrie hebben aan den lijve ondervonden wat er gebeurt als je je klanten niet serieus neemt. Dit dreigt nu ook te gebeuren voor de grote uitgevers van wetenschappelijke artikelen. Samen hebben we nu een unieke kans om het systeem daadwerkelijk te veranderen.’


Gerard Meijer

Gerard Meijer (1962) is professor in de experimentele natuurkunde en directeur van het Fritz-Haber-Institut van de Max-Planck-Gesellschaft in Berlijn. Van september 2012 tot januari 2017 was hij voorzitter van het College van Bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen. In Nederland leidde hij in 2015 de licentieonderhandelingen met Elsevier. In Duitsland maakt hij deel uit van het onderhandelingsteam van DEAL: een nationaal consortium om de traditionele abonnementen om te zetten naar open access ‘publish & read’-overeenkomsten.


Matthijs van Otegem is redacteur van IP en directeur van de Universiteitsbibliotheek van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Deze bijdrage komt uit IP nr. 2 / 2019. Het gehele nummer kun je hier lezen.