Geodata: een introductie: gegevens met een XYZ-factor

Ruimtelijke gegevens, gegevens met een locatie, zijn overal aanwezig. Multinationals, fabrieken, scholen, ziekenhuizen, banken en vele andere organisaties maken er veelal gebruik van zonder zich er bewust van te zijn. Nederland loopt voorop in het gebruik en het toepassen van geo-informatie. Wat dienen informatieprofessionals van dit onderwerp te weten? Een introductie.

Door: Jochem Mollema

Gegevens die aan een locatie gerelateerd zijn – vaak ten onrechte ook geo-informatie genoemd – zijn dagelijks in het nieuws terug te vinden. Een greep uit de zaterdagkrant van 15 maart jl.: de zoektocht naar de verdwenen Boeing, afgesloten wegen in Den Haag voor de Nuclear Security Summit, een overzicht van ondervoeding in Azië, archeologische vondsten bij Fort Utrecht, verspreiding vogelpest in Nederland en laadpunten van elektrische auto’s… Geodata is echt overal te vinden. En we maken er vaak gebruik van zonder erbij stil te staan. Zo is de locatie van mobiele telefoons bekend bij de providers, wordt het in- en uitchecken met de OV-chipkaart bijgehouden door de NS en andere vervoersbedrijven en registreren speciale camera’s kentekens van auto’s. Voorbeelden te over, maar waarin verschilt geo-informatie van andere informatie?

Wat zijn geodata?

Geodata is een verzamelnaam  voor alle gegevens (virtueel of fysiek) die aan een plek op de aardbol gerelateerd zijn; het gaat hier om de locatie van deze gegevens vastgelegd in coördinaten. In Nederland legt het Rijksdriehoekstelsel de locatie vast in een X- en in een Y-coördinaat. De hoogte (de Z-waarde) wordt daarbij nog vastgelegd ten opzichte van het Algemeen Nederlands Peil (ANP).

Geodata kent een aantal verschijningsvormen: de kaart, de objecten op een kaart, uchtfoto’s, records in een database, et cetera. Van objecten wordt ook de geometrie (punt, lijn of vlak) vastgelegd als attributen van het object. Deze attributen worden niet in een conventionele database, maar in een geodatabase of als een specifiek geobestand opgeslagen omwille van de performance bij netwerkanalyses, geografische analyses en visualisatie.

Geodata en geo-informatie worden vaak als synoniemen van elkaar gezien. Het betreft echter twee verschillende grootheden; data is immers ook niet gelijk aan informatie. Geodata wordt pas geo-informatie wanneer de geodata een betekenis krijgt en de gebruiker die kan interpreteren. De ervaringsregel is dat tachtig procent van alle informatie een ruimtelijke component heeft. Geo-informatie is ook synoniem voor een bedrijfstak waar in Nederland meer dan tienduizend mensen werkzaam zijn; het leeuwendeel daarvan werkt bij de overheid.

Zonder metadata geen informatie

Metadata zijn gegevens over de data of dataset, zoals herkomst en kwaliteit. Het is belangrijk om direct metadata vast te leggen, bijvoorbeeld wie de data verzameld heeft, waar, wanneer, soort data en onderwerpen. Wie zijn data wil delen met anderen en er later zelf ook eenvoudig in wil kunnen zoeken of vergelijken met nieuwe data, doet er goed aan om deze gegevens op gestandaardiseerde wijze vast te leggen (bron: DANS / Data Archiving and Networked Services).

De standaard voor metadata voor geo-informatie is het metadataprofiel, dat door Geonovum (zie verderop) wordt beheerd. Er is een metadataprofiel voor datasets (geografie) en een metadataprofiel voor (geo)services. Geo-informatie is alleen bruikbaar voor professioneel gebruik, bijvoorbeeld voor analyse en beleid, wanneer de volgende vragen beantwoord kunnen worden:

  • Wat is de actualiteit van de dataset? Wordt de set dagelijks bijgewerkt of is er bijvoorbeeld sprake van een mutatiefrequentie van meer dan een jaar?
  • Wat is de volledigheid? Zijn objecten op de kaart voor het gehele gebied van de dataset beschikbaar of slechts voor een deel van de dataset?
  • Wie is de eigenaar van de gegevens? Als er onjuistheden geconstateerd worden, wie kan daar dan op aangesproken worden?
  • Wat is de nauwkeurigheid van de dataset? Zijn de gegevens met een nauwkeurigheid van enkele millimeters ingewonnen of zijn de gegevens handmatig met een (on)nauwkeurigheid van enkele meters geplaatst?

Nationale programma’s

De overheid en diverse kennisorganisaties ondersteunen het gebruik van geo-informatie actief. Een van deze organisaties is Geonovum. Geonovum heeft als doelstelling om geo-informatie voor de overheid toegankelijk te maken ten einde de overheid beter te laten presteren.

Het belangrijkste instrument van deze organisatie is standaardisatie; zij heeft een groot aantal informatiemodellen gemaakt in ongeveer twintig disciplines. Geonovum is ook de beheerder van deze standaarden en heeft voor een brede borging van geoinformatie binnen Nederland ook een adviserende rol.

Bovendien werkt zij mee aan het vaststellen van landelijk beleid. Al deze activiteiten op geogebied zijn vergelijkbaar met die van andere kennisorganisaties, zoals DANS voor de bevordering van de duurzame toegang tot digitale onderzoeksgegevens.

Basisregistratie grootschalige topografie

De overheid is bezig met het borgen van het stelsel van basisregistraties, de gegevensverzamelingen met de basisgegevens. Overheden moeten deze registraties verplicht beheren en gebruiken. Enkelvoudige opslag en meervoudig gebruik is hierbij het credo. Geo-Nederland is in de ban van de basisregistratie grootschalige topografie (BGT). Op 1 januari 2016 moet er een landsdekkend gegevensbestand beschikbaar zijn. Op een gedetailleerde digitale kaart van Nederland moeten objecten zoals gebouwen, wegen, water, spoorlijnen en groen op een eenduidige manier zijn vastgelegd.

Voor veel bedrijven die werkzaam zijn in de geobranche is de komst van de BGT een zegen, zonder zouden deze bedrijven de crisis niet overleven. De overheid houdt de hand op de knip, maar omdat de basisregistratie grootschalige topografie een verplichting is, investeert de overheid toch in duurzame oplossingen. Voor afnemers is de BGT ook een zegen: topografie van hoge kwaliteit die vrij beschikbaar komt via open data. Voor een dergelijke rijke dataset moesten vroeger astronomische bedragen betaald worden. De BGT is niet de enige set die als open data beschikbaar komt. Gemeenten, provincies en andere overheden stellen een enorm aantal geodatasets beschikbaar als open data.

Open (geo) data

Openbaar, vrij verkrijgbaar, vrij voor hergebruik en betaald met het geld van belastingbetalers – het zijn de kenmerken van open data. Met het beschikbaar stellen van deze data stimuleert de overheid het bedrijfsleven; grote investeringen voor basisgegevens zijn niet langer nodig. Gemeenten anticiperen met het vrijgeven van de data op vragen van burgers. Gemeenten krijgen steeds vaker WOB-verzoeken (Wet Openbaarheid Bestuur). Het afhandelen van deze verzoeken, onder andere voor databestanden, kost veel tijd en geld. Meer inzicht in de gemeentelijke gegevens en processen bevordert de participatie.

Een groot deel van de open data is geodata. De productie hiervan komt hoofdzakelijk voor rekening van de overheid. Via de distributeurs, de eigenaren van de verdeelstations, wordt de open data voor een breder publiek vrijgegeven. Portalen zoals het Nationaal Georegister (NGR) en Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK) (zie artikel verderop in dit nummer) beschrijven de datasets van de producenten en leggen aan de gebruikers uit hoe zij de open datasets op de servers van de producenten kunnen benaderen. Het grote voordeel van open geodata is naast de beschikbaarheid en actualiteit de opmaak van de kaarten. Kenners weten dat er in een goed kaart uren handwerk zit. Via de landelijke loketten kunnen de gebruikers deze geodata prima gebruiken voor zeer uiteenlopende doeleinden.

Geo-informatiemanagement

Geo-informatiemanagement is de combinatie van geo-informatie en informatiemanagement, de informatievoorziening van gegevens met een ruimtelijke component. In de praktijk betekent dit: implementeren, configureren, beleid maken, advies geven, aanbestedingen begeleiden, ICT-problemen oplossen met een grote geofactor en ervoor zorgen dat de ruimtelijke gegevens in een organisatie goed beheerd worden.

Stel dat een grote onderzoeksinstelling voor haar onderzoeken veel geodata nodig heeft. Meerdere onderzoekers zijn los van elkaar op zoek naar dezelfde gegevens. Voor elk project moet de data opnieuw verzameld worden. Dat is kostbaar, omslachtig en niet erg efficiënt. Aan functioneel beheer, werken met open data, opbouwen van basisbestanden en data vastleggen in een gegevenscatalogus heeft de organisatie niet gedacht.

Of denk aan een vooraanstaand ingenieursbureau dat elk jaar verantwoordelijk is voor grote veranderingen in de stad. In duizenden tekeningen worden deze veranderingen minutieus vastgelegd. Beheerders in de stad willen deze waardevolle gegevens graag gebruiken. Hoe kun je het ontwerpproces zo aanpassen dat de gegevens in de ontwerpen direct herbruikbaar zijn?

En tot slot: een aantal gemeenten werkt samen op ICT-gebied. Men wil het aantal applicaties verminderen en de ICT-omgeving structureren. Na een kort onderzoek blijken er niet twee maar vier omgevingen te zijn waarin getekend wordt en ruimtelijke objecten beheerd worden. Tevens blijkt uit het onderzoek dat het functioneel beheer van de geo-omgeving niet of nauwelijks aanwezig is. Welke route moet dan uitgestippeld worden?

Al deze voorbeelden vragen om een nieuwe aanpak. De geospecialist en de informatiemanager hebben hulp nodig van de geo-informatiemanager die zowel de taal van de geospecialist als van de informatiemanager spreekt. Wanneer ben je geo-informatiemanager? Het is geen exacte wetenschap. Elke geo-informatiemanager heeft zijn/haar eigen aanpak en een eigen rugzak met kennis en ervaring. Het fundament van de geo-informatiemanager staat op drie pijlers:

  • kennis van de bedrijfsprocessen in de markt waar hij/zij werkzaam is;
  • kennis van geo-informatie, op de voet volgen van de laatste ontwikkelingen en deze toe kunnen passen;
  • kennis van informatievoorziening: weten, begrijpen en kunnen toepassen van verschillende informatiemanagementmodellen.

Objectgericht werken

Geodata is meer dan een kaart, meer dan een afbeelding op het scherm die als referentie gebruikt kan worden. Denk maar aan de kaart die tevoorschijn komt als er in Google (Maps) een adres gezocht wordt. Een kaart is opgebouwd uit een groot aantal objecten die allemaal unieke eigenschappen bezitten. Deze objecten hebben een locatie (waar bevindt het object zich?) en een vorm (de geometrie, zo ziet het object eruit). Vorm en locatie zijn beide eigenschappen van een object die als attributen van een object in een ruimtelijke database vastgelegd worden.

De ruimtelijke attributen zijn onlosmakelijk verbonden met de administratieve attributen. Zo wordt van een boom niet alleen de locatie vastgelegd (de zogenaamde XYZ-coördinaten), maar ook de boomsoort, plantjaar, kroonhoogte, et cetera. Samen vormen deze attributen het object. Het object staat centraal.

Objectgericht werken vormt ook de basis voor het opzetten van een 3D-omgeving. Van veel objecten kan gemakkelijk een 3Dmodel gemaakt worden. De stap naar een 3D-omgeving is voor veel organisaties het einddoel, deze omgeving benadert immers zoveel mogelijk de werkelijke situatie. De route ernaartoe verschilt, evenals het tempo waarin zo’n omgeving gerealiseerd kan worden.

Een voorbeeld van een objectgerichte aanpak is de integrale beheeromgeving van de gemeente Den Haag, waar meer dan een miljoen Haagse objecten in beheerd worden. Integraal beheer in Den Haag Een gemeente beheert een groot aantal objecten in de openbare ruimte. De objecttypes, van boom tot afvalbak, van lichtmast tot ecologische zone, van rioolstreng tot wipkip, verschillen allemaal sterk van elkaar, maar ze hebben allemaal een locatie (XYZ) en een verschijningsvorm (geometrie). De gemeente Den Haag is goed voor ruim 650 objecttypes die binnen één integrale omgeving beheerd worden. Zonder geo-informatie kan deze omgeving niet bestaan. Bijzonder in de integrale beheeromgeving is het hergebruik van objecten. Verschillende beheerprocessen maken gebruik van dezelfde objecten binnen één database; dit in plaats van één omgeving per beheerproces. Van het plannen tot aan het publiceren staat het object centraal.

Cruciaal is het gebruik van de intelligente ontwerpen. Objecten worden niet alleen getekend, maar ook voorzien van extra gegevens. Op basis van deze extra gegevens, zoals boomsoort, leeftijd van een boom en de wijze van plaatsen, kan het ingenieursbureau gemakkelijker bestekken maken. Jaarlijks produceert het ingenieursbureau van de gemeente Den Haag duizenden tekeningen met waardevolle informatie van de objecten die ontworpen zijn en die door de beheerders meteen gebruikt kunnen worden. Wanneer de ontwerpen van de gemeente niet intelligent gemaakt worden, is hergebruik van de objecten niet mogelijk. Een groot team van informatiespecialisten binnen de Dienst Stadsbeheer (projectleiders, functioneel beheerders, architecten en adviseurs) is bezig om deze integrale beheeromgeving te realiseren. Het integrale beheerproces wordt in de figuur op pagina 16 voor het objecttype ‘boom’ geïllustreerd. Met het integraal beheer van gegevens wordt bedoeld dat meerdere beheerprocessen gebruik maken van dezelfde gegevens en deze gegevens door verschillende processen gebruikt worden. Integraal beheer van gegevens komt binnen de gemeente vooral voor bij het beheren van de openbare ruimte. Beheerprocessen in de openbare ruimte zijn bijvoorbeeld het beheer van bomen, wegen, speelterreinen, groenvoorzieningen, afvalbakken, openbare verlichting, et cetera.

Het voorbeeld van de gemeente is een van de vele terreinen waar ruimtelijke gegevens een primaire rol vervullen. Informatiemodellen Organisaties profiteren van de Nederlandse en wereldwijde standaarden op geogebied. Leveranciers van applicaties hebben er samen met kennisinstituten en brancheorganisaties voor gezorgd dat er informatiemodellen en standaarden voor het uitwisselen van gegevens via berichtenverkeer werden ontwikkeld. Met berichtenverkeer wordt hier bedoeld de communicatie tussen systemen conform een servicegerichte architectuur waarbij de berichten qua opbouw gestandaardiseerd zijn. Per discipline, bijvoorbeeld voor het vaststellen van bestemmingsplannen of het in kaart brengen van de ondergrond, worden gegevens gemodelleerd en vastgelegd in een informatiemodel. Deze modellen worden één op één verwerkt in applicaties en vormen het hart van het datamodel van de applicatie.

Het wiel hoeft hier gelukkig maar één keer uitgevonden te worden. Binnen de integrale beheeromgeving van de gemeente Den Haag wordt er rekening gehouden met zeven informatiemodellen, waarvan sommige nog in ontwikkeling zijn: een model voor de geografie (IMGeo), een model voor de registratie van kabels en leidingen (IMKL), een model voor het beheer van de openbare ruimte (IMBOR) en nog vier andere standaarden.

Informatiespecialisten hebben in Den Haag hun handen vol aan het laten praten van het eigen model met de Haagse Objecten (voor elk objecttype een eigen plek) en de landelijke modellen. Omdat de landelijke standaarden de grootste gemene deler bevatten, moet een organisatie ook nog de ruimte hebben voor eigen objecten met eigen definities. Het is een dynamisch werkveld.

Tot slot

Kennis van geo-informatie behoort tot de noodzakelijke uitrusting van de informatieprofessional. Dit zijn de vijf belangrijkste zaken die een informatiespecialist moet weten over geo-informatie:

  1. Elke organisatie heeft ruimtelijke gegevens.
  2. Metadata is onmisbaar, zonder metadata geen geo-informatie.
  3. Geodata is vrij beschikbaar. De overheid stimuleert het vrijgeven van rijke datasets in de vorm van open data.
  4. Geo-informatiemanagement is een nieuwe tak van sport met veel mogelijkheden. Geo-informatie zorgt voor de verbinding.
  5. Geodata is meer dan een kaart, objectgericht werken is een belangrijke ontwikkeling.

Nieuwsgierig geworden naar de wereld van geo-informatie? Breng dan eens een bezoek aan het GeoFort in Herwijnen in de Betuwe. GeoFort is een educatieve attractie op het gebied van cartografie en navigatie.


Jochem Mollema is zelfstandig adviseur geo-informatiemanagement bij Unafact en gastdocent aan de Haagse Hogeschool.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 4 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen