Fundamenten voor de transitie naar OA: Open Access: trending topic 2014

Open Access is ontdaan van zijn idealistische retoriek en betekent nu simpelweg: vrije toegang tot wetenschappelijke output voor de wetenschap. Waar staan de betrokken uitgevers, wetenschappers, universiteiten, financiers en de politiek op dit moment? Astrid van Wesenbeeck schetst een beeld aan de hand van zes actuele topics. Wordt 2014 het jaar waarin de fundamenten voor een werkelijke transitie naar Open Access gelegd worden?

Door: Astrid van Wesenbeeck

Open Access zal vandaag de dag voor veel bibliotheekmedewerkers (in ieder geval voor alle medewerkers bij een universiteitsbibliotheek) een vrijwel geïnstitutionaliseerd begrip zijn, waarvan de idealistische elementen die er tien jaar geleden nog omheen hingen – democratisch, verbindend, revolutionair, eerlijk – zijn geëvolutioneerd tot realistische retoriek.

Van alle sentimenten ontdaan, Open Access betekent gewoon vrije toegang tot en gebruik van wetenschappelijke output (artikelen en data) ten behoeve van wetenschap, kennisdeling en ontwikkeling. Toegang en (her)gebruik vinden plaats onder de juiste voorwaarden, idealiter aangegeven door de auteur die de rechten niet meer heeft overgedragen aan de uitgever maar in plaats daarvan het werk heeft voorzien van een licentie.1

Sinds de lancering van de Berlin Declaration on Open Access to Knowledge in the Sciences and Humanities in 2003 – een gebeurtenis die leidde tot betrokkenheid van veel belanghebbenden – heeft de zogenaamde Open Access Movement de gemoederen in de academische wereld onafgebroken beziggehouden.

Het huidige Open Access-landschap in Nederland wordt gekenmerkt door de volgende thema’s:

Institutional Repositories – de groene route

Universiteitsbibliotheken over de hele wereld hebben massaal Institutional Repositories opgericht. Of anders gezegd: digitale archieven waarin wetenschappers hun (gepubliceerde) artikelen in kunnen plaatsen.2 Om de archieven ook echt gevuld te krijgen, is door veel universiteitsbibliotheken ingezet op Open Access-voorlichting aan de wetenschappelijke achterban. Voorlichting over de voordelen van vrije toegang tot en vrij gebruik van wetenschappelijke informatie en voordelen van het Institutional Repository; de plek die garant staat voor duurzame archivering van artikelen. De Institutional Repositories worden door de wetenschappers nog niet als een handig instrumentarium beschouwd en daarom groeien ze met mate.

Ondanks schaarse betrokkenheid van wetenschappers doen alle universiteiten en onderzoeksfinanciers in Nederland wel mee. Dat is een mijlpaal voor Open Access in Nederland en voor de OA Movement in zijn geheel, want Nederland is een grootproducent van wetenschappelijke artikelen. De infrastructuur ligt er, kunnen we zeggen. Dat is een belangrijke voorwaarde voor de rest. De inhoud van alle Nederlandse Institutional Repositories is doorzoekbaar via Narcis.

Uitgevers – de gouden route

Ook de uitgevers hebben niet stilgezeten. In 2008 verenigde een groep nieuwe spelers in het veld zich in de internationale Stichting OASPA: Open Access Scholarly Publishers Association. Alle Open Accessuitgevers die lid zijn van OASPA hebben de kwaliteit van het peer review-proces geborgd, publiceren onder een CC-BY- of CC-BY-NC-licentie en zijn transparant over de vergoeding die ze vragen voor het publiceren van een artikel, de APC: Article Processing Charge.

Het British Medical Journal (BMC-Springer), misschien wel het meest bekende en grootste Open Access-tijdschrift ter wereld, is een van de oprichters van OASPA. Ook het Utrechtse Igitur was bij de oprichting betrokken.

Niet alle Open Access-uitgevers zijn lid van OASPA. Om lid te worden moet een tijdschrift aan de hierboven genoemde criteria voldoen en een lidmaatschap kost geld. Uit het aantal registraties in de Directory of Open Access Journals (DOAJ) blijkt dat er veel meer Open Access-tijdschriften bestaan dan de circa 100 die lid zijn van OASPA: meer dan 9.000. En het aantal Open Access-tijdschriften groeit jaarlijks. Ook de DOAJ werkt met criteria die kwaliteit moeten borgen, maar registratie is kosteloos en tot voor kort was er onvoldoende controle en werden nieuwe tijdschriften te gemakkelijk toegelaten zonder kwaliteitstoets. Ook werden geregistreerde tijdschriften niet meer opnieuw gecontroleerd.

Na enkele schandalen in het Open Access publiceren is de DOAJ aan een opschoonactie begonnen en worden tijdschriften die niet aan de kwaliteitscriteria voldoen, verwijderd uit de DOAJ-database (zie kaders QOAM en Kwaliteit).

Goud of groen

In de Berlin Declaration worden de twee routes als ‘complementary’ omschreven, in de praktijk lijkt er een concurrentie tussen de twee routes te zijn ontstaan. Voorstanders van de groene route zijn bang dat de uitgevers het model onbetaalbaar maken als alleen op goud wordt ingezet, en voorstanders van de gouden route zien weinig heil in de werking van de Repositories vanwege de embargoperiodes en de ontbrekende prikkel voor wetenschappers om hun artikel te archiveren.

Het oorspronkelijke idee staat echter nog steeds als een paal boven water. Met de Institutional Repositories wordt duurzame opslag en toegang gegarandeerd, en met de Open Access-uitgevers wordt het peer review-proces, kwaliteit en wetenschappelijke integriteit gefaciliteerd. Veel onderzoekfinanciers die Open Access ondersteunen, moedigen beide modellen aan maar staan wel een keuze toe. Het zou het mooist zijn als beide strategieën altijd op elkaar moeten volgen.

Hybride uitgevers

De transitie naar Open Access van de tijdschriften van de gevestigde uitgevers verloopt niet in een sprint. Zolang abonnementen worden afgenomen, veelal via de Big Deals die met universiteitsbibliotheken worden gesloten, zullen gevestigde uitgevers geen werkelijke urgentie voelen om hun verdienmodel te wijzigen – om de transitie van Toll Access naar Open Access in te zetten. Daar komt bij dat juist deze traditionele uitgevers vaak de tijdschriften met de hoogste Impact Factors uitgeven, nog steeds het belangrijkste criterium voor een auteur bij het selecteren van een publicatiekanaal.

Steeds meer gevestigde uitgevers bieden de auteurs wel een Open Access-optie aan. Veel van deze opties zijn twee keer zo duur als de gemiddelde APC (1000 euro vs. 2000 euro).

Uitgevers die een Open Access-optie aanbieden en abonnementsgelden ontvangen, worden binnen de Open Access Movement ook wel hybride uitgevers genoemd. Je zou mogen verwachten dat de abonnementsprijs daalt zodra van de Open Access-optie gebruikt wordt gemaakt, maar dit valt in de praktijk ernstig tegen. Voor het dubbel ontvangen van geld, zowel voor de abonnementen als voor de Open Access-optie, wordt daarom de term double dipping gehanteerd.

Financiers van onderzoek

Brief van DekkerEen eerste succes werd in 2006 geboekt. De Wellcome Trust, een van de grootste onderzoekfinanciers ter wereld, stelde Open Access verplicht voor door hen gefinancierd onderzoek.

Ook de Europese Commissie stelt zich op als fervent Open Access-ondersteuner. In het zevende Research Framework worden de ontvangers van EC-grants binnen 25 wetenschappelijke disciplines verplicht gesteld hun artikel in een Institutional Repository te deponeren of in een Open Accesstijdschrift te publiceren. Voor de laatste mogelijkheid is een extra fonds ingericht. In het Horizon2020-programma, de opvolger van het 7e Frame Work Programme, worden wetenschappers binnen alle wetenschappelijke disciplines verplicht gesteld om aan de Open Access-criteria te voldoen. In Nederland speelt het NWO een aanjagende rol. Met een Open Access-Stimuleringsfonds worden wetenschappers aangemoedigd om hun publicaties in een Open Access-tijdschrift te publiceren. In navolging van het NWO hebben ook instituten als het Nederlands Kankerfonds en STW Open Access-clausules in hun subsidievoorwaarden opgenomen.

Brief van Dekker

Een belangrijke stap richting een Open Access-transitie in Nederland is gezet door staatssecretaris Sander Dekker (OCW) die in oktober 2013 in een brief aan de Tweede Kamer heeft laten weten dat hij in 2024 ‘de volledige omslag naar Open Access’ wil hebben gerealiseerd. Hierbij heeft hij een tussenstand van zestig procent Open Access-dekking in 2018 voor ogen.

Access-dekking in 2018 voor ogen. Dekker spreekt in de brief zijn voorkeur uit voor de gouden route, dus Open Access via de uitgevers, en hij geeft aan dat er geen extra financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Deze laatste richtlijn leidt in ieder geval tot de verwachting dat het gebruik van hybride tijdschriften wordt ontmoedigd mits de abonnementsgelden omlaaggaan, en dat er paal en perk aan de hoogte van de APC’s zal moeten worden gesteld. Zijn ambitie houdt ook in dat een cultuuromslag van de uitgevers wordt verwacht. De Nederlandse universiteiten hebben Dekker er daarom op gewezen dat er druk op de uitgevers moet worden uitgeoefend, maar ook dat de Institutional Repositories een belangrijke rol blijven spelen in de overgangsperiode.

Vrijblijvend is Dekkers ambitie overigens niet. De staatsecretaris kondigt wetgeving aan als de resultaten achterblijven bij de streefcijfers.

Vooruitblik

Beleid op papier veranderen of een ambitie aankondigen in een brief is een misschien noodzakelijke eerste stap, de cultuurverandering daadwerkelijk bewerkstelligen is pas de werkelijke opgave, de echte uitdaging. Een traject waarin vele kleine stapjes zullen moeten worden gezet.

Het initiatief van Dekker vormt een ultiem momentum om de koe bij de horens te vatten. Toch ligt er op dit moment nog geen successcenario klaar waar alle betrokken partijen, dus universiteiten, uitgevers, financiers en bibliotheken, zich in zullen kunnen vinden. De mogelijke scenario’s moeten gezamenlijk worden onderzocht en de verschillen in de belangen zijn groot (zie kader Finch).

Om tot een strategie te komen, vindt in de zomer op initiatief van Dekker een rondetafelconferentie met stakeholders plaats waar conclusies zullen worden getrokken over de wijze waarop Open Access in Nederland kan worden versneld. De rondetafelconferentie wordt voorbereid in een aantal werkconferenties die door OCW in samenwerking met SURF worden georganiseerd. Tegelijkertijd overlegt Dekker in EU-verband met zijn Europese collega’s over de mogelijkheden om internationaal samen op te trekken.

De volgende thema’s en ontwikkelingen zullen een rol gaan spelen in de gewenste transitie naar Open Access:

1. Big Deal-onderhandelingen

De verlengingen van de Big Deals waarover ook deze zomer zal worden onderhandeld, zullen zeker een rol gaan spelen in het traject dat nu door Dekker is ingezet. Zullen er bijvoorbeeld Open Access-scenario’s in de contractperiode worden afgesproken? In NRC Handelsblad van 1 maart 2014 staat een interessante column van Robbert Dijkgraaf – niet vrij toegankelijk te lezen helaas – over Open Access en Big Deals.

2. Open Access Infrastructuur

Met de pijlen gericht op de gouden route, kan een toename van APCtransacties worden verwacht. Gaan in de toekomst circa 33.000 auteurs eigenhandig een APC betalen, of worden er lidmaatschappen met Open Access-uitgevers overeengekomen? Of zal een intermediaire partij opstaan die in plaats van licentiebeheer aan APCbeheer gaat doen?

3. Auteursrecht

Zolang auteurs de rechten op hun artikelen overdragen aan uitgevers, blijven de uitgevers deze rechten als instrumenten gebruiken om restricties op toegang te implementeren en om hergebruik te verhinderen. Staat of valt een werkelijke cultuuromslag naar Open Access bij de manier waarop auteurs met hun rechten omgaan en zal eventuele toekomstige wetgeving hier gedrag gaan afdwingen?

4. Text mining

Text mining is de analyse van in natuurlijke taal geschreven ongestructureerde teksten met als doel gegevens uit die teksten te halen. Dit is een relatief nieuwe ontwikkeling waarvan succesvolle toepassing staat of valt bij open toegang tot grote databestanden. Als toepassing van tekst mining belangrijker wordt, zou deze nieuwe ontwikkeling zomaar de echte aanjager van Open Access kunnen worden in de toekomst.

Nieuw beleid, hardnekkige gewoontes en nieuwe technologische ontwikkelingen, spannend is en blijft het systeem van wetenschappelijke communicatie. We mogen best verwachten dat 2014 het jaar is waarin de fundamenten voor een werkelijke transitie naar Open Access gelegd zullen worden.

Noten

  1. De CC-BY-licentie wordt in de Open Access Movement als de meest geschikte licentie beschouwd.
  2. Alle Institutional Repositories zijn geregistreerd in ROAR: roar.eprints.org.

QOAM

In Nederland is in 2013 de service QOAM gelanceerd. QOAM richt zich op auteurs die op zoek zijn naar een betrouwbaar en goed Open Accesstijdschrift om in te publiceren. Auteurs, redacteurs en andere kenniswerkers kunnen zogenaamde Journal Score Cards invullen waarmee ze een tijdschrift beoordelen op een aantal criteria. Hierbij wordt geput uit informatie die de website van het tijdschrift biedt. QOAM wordt in de loop van 2014 internationaal uitgerold.


Finch

De Nederlandse situatie volgt op de Britse, waar de overheid in 2012 de adviezen uit het Finch Report heeft overgenomen. In dit rapport wordt aanbevolen om in te zetten op de gouden route vanwege de onmiddellijke beschikbaarheid van de artikelen. Deze strategie volgt uit het gegeven dat in de groene route de embargoperiodes domineren en er vaak niet werkelijk sprake is van ‘immediate’ Open Access; de embargoperiodes staan gemiddeld op zes tot twaalf maanden.

Implementatie van de aanbevelingen uit het Finch Report heeft echter geleid tot, zoals te verwachten, relatief hoge APC’s en extra kosten die de uitgevers vragen voor CC-BY-licenties, die hergebruik en data & tekst mining toestaan. Met andere woorden: de uitgevers wisten er weer ‘big business’ van te maken.

Vanwege de hoge kosten van dit scenario is in een beleidswijziging opgenomen dat auteurs zelf mogen kiezen of ze voor goud of groen gaan.


Kwaliteit

Kwaliteit is een terugkerend thema gebleken in de Open Access-discussie, waarin de begrippen ‘kwaliteit’ en ‘prestige’ aan elkaar worden gekoppeld. Wetenschappers voelen de druk om te publiceren in prestigieuze tijdschriften met een hoge impactfactor en dit zijn vaak de gevestigde tijdschriften die niet Open Access zijn. De Open Access-tijdschriften op hun beurt hebben vanwege hun jonge leeftijd vaak nog geen competitieve Impact Factor en daardoor zijn ze minder aantrekkelijk voor auteurs. Omdat gebruik van citaties die tot een Impact Factor moeten leiden niet vrij is van manipulaties, heeft het Open Access tijdschrift PloS de Article Level Metrics (ALM) ontwikkeld; een aantal alternatieve en meer objectieve indicatoren die informatie geven over gebruik en hergebruik.

Ook heeft een aantal schandalen de reputatie van Open Access-uitgevers ernstig aangetast. Een aantal malafide uitgevers heeft het Open Accessbusinessmodel gebruikt om zo veel mogelijk geld binnen te halen door artikelen te publiceren zonder enig beoordelingsproces. Het laatste schandaal was het zogenaamde Bohannon-affaire, waarin een artikel dat een fakeonderzoek beschreef is geaccepteerd voor publicatie door een aantal Open Access-uitgevers. Deze affaire heeft aangetoond dat niet alle Open Accesstijdschriften het peer review-proces zorgvuldig inrichten en borgen. Het artikel zegt echter niets over de werking van Toll Access-tijdschriften; het artikel was daar immers niet aangeboden.

De aanwezigheid van een peer reviewproces is overigens ook geen garantie voor betrouwbaarheid en kwaliteit; uiteindelijk staat of valt de kwaliteit van het proces bij de betrokkenheid en betrouwbaarheid van de wetenschappers die dat proces inhoudelijk op een degelijke en integere manier moeten uitvoeren. (Google op ‘peer review scandals’ en je wordt overladen met voorbeelden.)


Astrid van Wesenbeeck behaalde in 2000 haar master in de Moderne Nederlandse Letterkunde (UU). Daarna werkte zij voor de UB Utrecht onder andere als open access publishing consultant. In 2010 nam Astrid voor anderhalf jaar het leiderschap van SPARC Europe op zich, een organisatie die voor Europese UB-en lobbyt voor OA. Sinds oktober 2011 is zij Open Access Officer en projectmanager bij de Koninklijke Bibliotheek.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 3 / 2014. Het gehele nummer kun je hier lezen