Ethiek voor de informatieprofessional: ‘Beroepsethiek versterkt onze maatschappelijke positie’

Vier jaar geleden publiceerde InformatieProfessional de resultaten van een onderzoek naar het privacybeleid van bibliotheken.1 Daar bleek toen nog van alles aan te ontbreken. In veel organisaties werd de leenhistorie van individuele gebruikers standaard vastgelegd, en bij een klein deel was het zelfs technisch onmogelijk dat niet te doen. Slechts een minderheid vroeg – zoals de wet vereist – vooraf toestemming aan de gebruiker. Hadden de andere bibliotheken er wel voldoende over nagedacht, vraag je je dan af. Hebben ze zich bij het in gebruik nemen van hun krachtige en functionele informatiesystemen voldoende gerealiseerd welke belangen gebruikers hebben? Dat je er goede doelen mee kunt bereiken, maar dat je er soms ook schade mee kunt veroorzaken?

Door: Jos van Dijk

Voor een nadere bezinning op dit soort kwesties kunnen we terecht bij de ethiek. In dit artikel wil ik laten zien wat ethiek, als reflectie op het beroepsmatig handelen vanuit het gezichtspunt van normen en waarden, kan betekenen voor de professionalisering van de informatieprofessionals. Kort gezegd komt het erop neer dat ethiek de beroepsgroep intern sterker kan maken en de relaties met de buitenwereld, de samenleving en de gebruikers van onze diensten in het bijzonder kan verbeteren. Ik zal dat laten zien aan de hand van drie samenhangende basisprincipes van de ethiek, en de begrippen morele verantwoordelijkheid en integriteit. Ik sluit af met enkele opmerkingen over beroepscodes en de betrekkelijk geringe aandacht hiervoor in de praktijk van de Nederlandse informatieprofessionals.

Mag ik dit doen, moet ik dit doen of kan ik het beter nalaten? Individuele beroepsbeoefenaren, maar ook organisaties staan regelmatig voor dilemma’s waarbij een afweging gemaakt moet worden tussen verschillende belangen. Soms helpt de wet met regels waar je niet onderuit kunt. Maar niet altijd. Een afweging tussen je eigen belang en dat van een collega blijft lastig. Een afweging tussen een kortetermijnbesparing en het benadelen van een groep gebruikers is meestal ook niet zo makkelijk. Houd ik voldoende rekening met alle betrokkenen bij een voorgenomen ingreep in de collectie?

Uiteindelijk gaat het bij ethische vraagstukken daar vooral om: rekening houden met anderen. Verantwoordelijkheid voor anderen. Handelen vanuit gemeenschappelijke normen en waarden (= de moraal). En de achtergrond daarvan is gelegen in het feit dat mensen onderling van elkaar afhankelijk zijn en op elkaar moeten kunnen rekenen op straffe van chaos en conflicten. We moeten erop kunnen rekenen dat mensen hun beroep goed, met toewijding en dienstbaarheid uitoefenen. Stel dat je in een samenleving leeft waar je niemand meer kunt vertrouwen… Vanuit deze gedachtegang komen we in de ethiek steeds weer terug op een paar basisprincipes die in allerlei situaties, ook in de beroepsuitoefening, geldig zijn en die behulpzaam kunnen zijn bij het oplossen van lastige dilemma’s.

Moraal op zee

Een eerste klassiek voorbeeld van een morele plicht is de, inmiddels ook in wetten geschreven, regel voor schepen op zee: als een schip in nood is, bieden in de buurt varende schepen hulp. Met deze regel wordt het onzekere lot van zeevaarders een klein beetje teruggedrongen. Zo kunnen zij met meer vertrouwen de woeste baren trotseren.

De moraal op zee laat in de kern de functie van alle moraal zien. Een samenleving heeft baat bij onderling vertrouwen van mensen, groepen, organisaties, landen. De stabiliteit van de samenleving, en van elk deel daarvan, is recht evenredig met de mate van onderling vertrouwen. En dat vertrouwen wordt gewekt door moreel, integer handelen van mensen, groepen, organisaties en landen.

Dat geldt ook in de beroepspraktijk. Collegialiteit is een belangrijke, bindende waarde. Je helpt je collega uit de brand als het moet. Je neemt een dienst over als hij of zij privé wat moeilijk zit. Dat is normaal. En je rekent erop dat je, als jou iets overkomt, ook op steun kan rekenen. Stel je nu eens de situatie voor dat je zeker weet dat dit in jouw organisatie niet kan. Hoe ziet een organisatie eruit waar dit onderling vertrouwen ontbreekt, waar ieder voor zich persoonlijke problemen moet oplossen en geen sprake is van onderlinge steun? De maatschappelijke functie van de norm wordt vaak het duidelijkst als we ons zijn totale afwezigheid voorstellen.

Ubuntu

Een ander moreel uitgangspunt dat een algemene geldigheid heeft en ook een bijdrage levert aan stabiliteit en samenhang in de maatschappij komt tot uitdrukking in het Afrikaanse principe ubuntu. Kortweg: een mens is een mens door andere mensen. Als ik jou als mens behandel, word ik zelf méér mens. Dit uitgangspunt verplicht tot onderling respect en zorg voor anderen. In de woorden van Desmund Tutu: ‘Iemand met ubuntu staat open voor en is toegankelijk voor anderen, wijdt zich aan anderen, voelt zich niet bedreigd door het kunnen van anderen omdat hij of zij genoeg zelfvertrouwen put uit de wetenschap dat hij of zij onderdeel is van een groter geheel en krimpt ineen wanneer anderen worden vernederd of wanneer anderen worden gemarteld of onderdrukt.’

Hier kun je denken aan de idealistische kanten van ons vakgebied, de toewijding aan het ideaal anderen te helpen. Volksverheffing, de spreiding van kennis, het delen van de cultuur, dat zijn kernwaarden voor de openbare bibliotheek als publieke voorziening. Maar ook het kennis delen in meer algemene zin veronderstelt ‘ubuntu’. Je deelt je kennis vanuit het gevoel dat je het alleen samen, met elkaar kunt maken.

Ook hier levert de omgekeerde situatie weer het duidelijkste beeld: stel dat iedereen al zijn kennis voor zich houdt en je er niet op kunt rekenen dat anderen je tegemoet komen, of bereid zijn om iets voor jou te doen. Bedenk wat je dan gaat missen. Een tekort aan gemeenschapsgevoel verstoort de onderlinge verhoudingen en leidt al snel tot zinloze conflicten.

Gulden regel

Een derde variant van het algemene ethische beginsel dat je met elkaar rekening moet houden omdat je van elkaar afhankelijk bent, is een regel die we over de hele wereld tegenkomen: behandel anderen zoals je zelf behandeld wil worden. Of in de negatieve versie: wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Het i: je moet in de schoenen van een ander gaan staan om een moreel oordeel over je eigen handelen te kunnen geven.

Deze ‘gulden regel’ is toepasbaar in het dagelijks leven in uiteenlopende situaties. Voor informatieprofessionals bijvoorbeeld in de omgang met klanten, gebruikers. Hoe zou jij zelf aangesproken willen worden? Hoe zou jij het zelf vinden als je dit voorgeschoteld krijgt? Heel mooi, al die regels en procedures, maar bekijk het eens van de kant van iemand die dit als klant/gebruiker moet ondergaan.

Een goed voorbeeld uit ons vakgebied is ook de algemene afkeuring van plagiaat. Dit is onacceptabel, dat doe je anderen niet aan, toch? Stel dat iedereen alles van elkaar zou mogen jatten… Het feit dat de meeste mensen niet plagiëren en degenen die het wel doen zich ervan bewust zijn dat het niet kan, geeft aan hoezeer deze regel is ingebakken in ons moreel besef.

Deskundigenmacht

In de beroepsuitoefening hebben deze principes een belangrijke functie in het scheppen en in stand houden van het vertrouwen en de stabiele relaties tussen beroepsbeoefenaren onderling en tussen beroepsbeoefenaren, hun klanten en de rest van de samenleving. In deze laatste relatie geldt verder dat elke professional op grond van zijn specifieke deskundigheid een bijzondere, morele verantwoordelijkheid heeft.

Als professional heb je een voorsprong op de leek vanwege je kennis van zaken en ervaring, je hebt deskundigenmacht. Anderen zijn afhankelijk van jou en moeten erop kunnen vertrouwen dat je het goed doet en rekening houdt met hun belangen. Dat ze met de oplossingen die jij ontwerpt, regelt of adviseert, niet het schip in gaan. Bij het gebruik van ict bijvoorbeeld. Dat het technisch moet werken is één ding. Dat degenen die het gebruiken geen schade oplopen is een zorg waaraan de professional zich niet mag onttrekken. Nu is er bijvoorbeeld nog vaak de klacht dat privacy pas aan de orde komt als het systeem er al is. Kijk naar Google dat in het Streetview-project straten en huizen filmde, en tegelijk ook de netwerken van de bewoners registreerde. Pas in tweede instantie, na klachten en dreigementen met gerechtelijke procedures, ging het bedrijf rekening houden met een mogelijke aantasting van de privacy.

De morele verantwoordelijkheid van de informatieprofessional impliceert reflectie op wat er met informatiesystemen kan gebeuren. Denken vanuit de gebruikers, andere betrokken partijen en hun belangen. Doet het hen goed? Lopen zij wellicht risico’s? Het inschatten van de risico’s van een bepaald systeem – of van een maatregel, een procedure of een bepaalde manier van organiseren of wat dan ook – hoort een vast onderdeel van het professioneel handelen te zijn. Waarom zouden we dit wel eisen van ontwerpers van vliegtuigen, auto’s of kinderspeelgoed en niet van informatieprofessionals? Gegeven zijn deskundigenmacht dient de professional hier ook open in te zijn. Wat weet ik wel en wat niet? Moreel onverantwoordelijk is het als je weet dat je niet in staat bent de risico’s goed in te schatten maar wel doet alsof. Je moet ook je grenzen kennen.

Het zorgvuldig omgaan met de risico’s en effecten van informatiesystemen is een voorwaarde voor het scheppen en in stand houden van het vertrouwen. En zonder dat vertrouwen verliest de professional gezag, wordt zijn maatschappelijke positie ondermijnd en kan hij zijn beroep niet verder uitbouwen. Morele verantwoordelijkheid betaalt zichzelf terug. Daarom moet ‘morele passiviteit’, het wegkijken, niet nadenken, niet bespreekbaar maken van gedrag waarvan je weet dat er risico’s aan zitten, bestreden worden.

Integriteit

Zo valt er ook een wereld te winnen met integriteit. Kijk maar wat je verliest als de integriteit van je beroepsgroep of organisatie in de media in twijfel wordt getrokken. Informatieprofessionals kunnen hun onkreukbaarheid laten zien in hun objectiviteit, het niet-partijdig of vooringenomen omgaan met de informatie die zij verzamelen, ordenen en ter beschikking stellen. In je bemiddelende rol behoor je je neutraal op te stellen. Je stuurt mensen die informatie zoeken niet in een bepaalde, door jouw overtuiging of door je belangen ingegeven, richting. Dit roept meteen de vraag op of we Google dan het predicaat integer kunnen geven. En wat te denken van Eli Parisers intellectuele en ideologische ‘bubbles’2 waarin gangbare zoektechnieken mensen gevangen houden. Eens richting A gezocht, kom je nooit meer bij B.

Objectiviteit en evenwichtigheid zijn ook belangrijke waarden bij de selectie van informatie. Als archivaris bij de overheid bewaar je niet alleen de wapenfeiten waar de bestuurders tevreden op terug kunnen kijken. Je werkt uiteindelijk in het belang van iedereen en de overheid behoort zelf geen geschiedenis te schrijven. Dat geldt natuurlijk ook voor andere autoriteiten. Het voorstel van Eurocommissaris Reding om op internet een ‘recht om vergeten te worden’ in te voeren heeft daarom, hoe begrijpelijk ook gezien de nieuwe sociale media, uit ethisch oogpunt discutabele kanten.

Integriteit genereert vertrouwen en daar vaart de informatieprofessional wel bij. Maar ook zijn organisatie. Gebrek aan integriteit kan duiden op een tekort aan deugdzaamheid bij individuele medewerkers. Maar in veel gevallen ook op tekorten in de organisatie zelf. De ene organisatiecultuur verleidt sneller tot het overtreden van normen dan de andere. Organisaties kunnen daar iets aan doen, maar integriteitsbeleid moet dan meer inhouden dan het inhuren van bedrijfsrecherche of het publiceren van een integriteitscode op het intranet.

Om mensen op dit punt mee te krijgen, zul je hen moeten betrekken bij het doordenken van de praktische betekenis van de waarden die de organisatie hoog wil houden. Wat betekent de missie van onze organisatie bijvoorbeeld voor het dagelijks handelen van de medewerkers van het kenniscentrum in de omgang met de klanten? Wat is er duidelijk mee in strijd? Als alleen het management zich met deze vragen bezighoudt, is dat niet anders dan tijdverspilling. Als je als medewerker zelf wordt uitgedaagd je morele verantwoordelijkheid te formuleren, gaat het allemaal meer leven en zul je er ook eerder scherp op blijven.

Beroepscode

Wat kan in dit verband de rol zijn van een beroepscode? In een beroepscode vertalen de beroepsbeoefenaren de belangrijkste waarden en normen van het vak naar regels voor de uitoefening van het beroep. De beroepscode is een belangrijke stap in het professionaliseringsproces van een beroepsgroep en bevat als inleiding vaak een positiebepaling van het beroep. In Nederland gebruikt de KVAN, de vereniging van archivarissen, een vertaling van de internationale code van archivarissen.3 Bibliothecarissen in openbare bibliotheken hebben in 1993 en later in 2007 een Professioneel Statuut4 vastgesteld. De Vlaamse VVBAD heeft in 2011 een beroepscode5 gepubliceerd (zie het kader onderaan dit artikel). De IFLA heeft zojuist een consultatieronde afgesloten voor een nieuwe ethische code.6

Mooie woorden alleen zijn natuurlijk niet genoeg. Een veelgehoorde uitspraak in dit verband is: ‘A code is nothing, coding is everything’. Het gezamenlijk schrijven aan een code draagt bij aan het ethisch bewustzijn en bevordert de gemeenschappelijke inzet voor een integere beroepsuitoefening. Het product dient pas zijn doel als er na de totstandkoming een vervolg aan wordt gegeven in de zin van continue monitoring en discussie over de toepassing van de regels.

Professionalisering

Vooral in de Angelsaksische landen hebben bibliothecarissen in het verleden belangrijke stappen gezet in het professionaliseringsproces. De Amerikaanse ALA heeft een ethische code sinds 1938. De reden waarom we op dit gebied in Nederland – en tot voor kort ook Vlaanderen – minder activiteiten zien, heeft naar mijn mening vooral te maken met de opleiding van de beroepsbeoefenaren.

Het zal uit het voorafgaande duidelijk zijn geworden dat ethiek als reflectie op het gedrag van zowel individuele beroepsbeoefenaren als de organisaties waar zij werken een bepaalde mate van afstandelijk en abstract denken vereist. In het hbo is reflectie wel een vast, maar ook lastig en omstreden onderdeel van het onderwijsproces. Veel studenten, en ook docenten trouwens, hebben er een broertje dood aan. De praktische uitvoering is dan ook vaak teleurstellend. Ik ben tot de conclusie gekomen dat academische vaardigheden, methodisch denken, argumenteren, hier onmisbaar zijn. Maar op academisch niveau missen we een opleiding van voldoende omvang.

De gehele beroepsgroep overziende moeten we in elk geval voor Nederland constateren dat, met uitzondering van de wetenschappelijke bibliotheek, het aantal academici dat het vak mee kan helpen ontwikkelen, zeker in vergelijking met Engeland en Amerika te laag is. Het merendeel van de studenten in opleiding en de vakgenoten in de praktijk bestaat uit doeners. Geen kwaad woord daarover, begrijp me goed. Maar aanpakken staat bij de Nederlandse informatieprofessionals uiteindelijk toch hoger genoteerd dan reflecteren.

Tot slot

Een investering in beroepsethiek kan een belangrijke bijdrage leveren aan de versterking van de maatschappelijke positie van de beroepsgroep. Intern heeft ethiek een belangrijke functie doordat de beroepsbeoefenaren zich met gemeenschappelijk beleefde waarden en normen meer aan elkaar binden en meer op elkaar kunnen bouwen. Extern kun je ermee laten zien waar je voor staat, je toont je maatschappelijke waarde en versterkt de band met de omgeving. Je laat zien dat je je eigen praktijk kunt evalueren en een integere beroepsbeoefening nastreeft. Dat helpt het vak allemaal vooruit. Maar het begint hoe dan ook toch in het onderwijs.

 


Vlaamse beroepscode

De Beroepscode voor informatieprofessionals in bibliotheken en documentatiecentra van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief en Documentatie (VVBAD) begint met een positiebepaling waarin de intermediaire rol van de sector centraal staat. De code7 bevat twintig uitspraken, verdeeld in de rubrieken beroep, collectie, overkoepelende organisatie en gebruiker.

Enkele voorbeelden:

  • De informatieprofessional komt op voor vrije toegang tot informatie en cultuur.
  • De informatieprofessional streeft bij de collectievorming een zo groot mogelijke mate van objectiviteit en meerstemmigheid na.
  • De informatieprofessional is loyaal aan zijn overkoepelende organisatie.
  • De informatieprofessional verwijst door.

Dergelijke algemeen geformuleerde regels vragen om discussie over toepassing in de dagelijkse praktijk. Daarom is bij elke regel een voorbeeldsituatie toegevoegd met een mogelijke reactie. Het is jammer dat dit deel van de code scherpe dilemma’s mist. Sommige situaties roepen nauwelijks discussie op (‘als studenten lawaai maken en zich kinderachtig gedragen, benader je ze als volwassenen en wijs je hen op hun verantwoordelijkheid’).

Ik vraag me overigens af of het hier wel over ethiek gaat (Zie ook: ‘De baliemedewerker treedt een rumoerige schoolklas kordaat, maar glimlachend tegemoet. Hij brengt door zijn houding de nodige rust in de bibliotheek terug’). En sommige situaties zijn wel heel specifiek (wat te doen met geschonken bezit dat je deels al in je collectie hebt?). Zinvol lijkt me wel de discussie over de vraag of je bij een klacht over het tekort aan bronnen de budgettaire politiek van de instelling die daarvoor verantwoordelijk is in diskrediet mag brengen. Hoe loyaal ben je tegenover je organisatie? En natuurlijk de discussie over filters als case bij de regel over de vrije toegang tot informatie en cultuur. Het is te hopen dat de VVBAD ervaringen met deze code nog eens zou willen delen.


Noten

  1. Marian Koren en Tessie Schepman, ‘Verantwoordelijkheid over persoonsgegevens vereist privacybeleid’, InformatieProfessional 3/2008.
  2. Eli Pariser, The Filter Bubble; what the internet is hiding from you, 2011.
  3. Zie www.kvan.nl/kvan/vakkennis/ethische-code.php.
  4. Zie tinyurl.com/89lvjqx.
  5. Zie tinyurl.com/8xhppta.
  6. www.ifla.org/en/news/ifla-code-of-ethics-forlibrarians-draft.
  7. Over de totstandkoming daarvan schreef co-auteur Steven van Impe: ‘Waarom een beroepscode voor informatieprofessionals?’. Zie: tinyurl.com/89dtbgs.

Jos van Dijk is redacteur van InformatieProfessional.

Deze bijdrage komt uit IP nr. 4 / 2012. Het gehele nummer kun je hier lezen