Mijn favoriete biebfuturoloog is David Weinberger. Onder de bibliotheekgoeroes is hij de antigoeroe. In filmpjes op het web zie je hem zijn gehoor zelden in vervoering brengen. Hij doet me denken aan de eigenaar van de elektronicawinkel in Nijmegen waar ik als soldeerbeginneling mijn condensatoren en weerstanden kocht. Trek Weinberger een stofjas aan en hij sloft naar achteren om net die ene buis voor je gitaarversterker uit een la te vissen die je nodig had. Maar genoeg over vorm en vent. Inhoud! Daar hebben we Weinberger voor. Hij schreef de bestsellers Everything is miscellaneous en Too big to know (verplichte kost voor mijn studenten, hoewel niet ‘wetenschappelijk’) en werd co-directeur van het Harvard Library Innovation Lab in de Harvard Law School. Toch wel een plek om te zijn als je van bibliotheekvernieuwing houdt.
Onlangs was hij in Florence op uitnodiging van OCLC. Hij gaf er een lezing, nam een kijkje in ‘ons’ Frysklab en werd geïnterviewd door het Britse vakblad Research Information. Niks stofjas. Oneliners! ‘De toekomst van bibliotheken zal niet worden geschreven door bibliotheken, en dat is iets positiefs, omdat het betekent dat de informatie die bibliotheken hebben bewaard en verrijkt goed zal worden benut.’ Het sterke van Weinbergers perspectief op bibliotheken is dat hij ze beschouwt als onderdeel van de vernetwerkte kennis op het web. Uitgangspunt van het denken zijn niet de organisaties zelf. Evenmin de collecties die zij beheren. We beginnen de contouren te zien, aldus Weinberger, van een wereldomspannend kennisnetwerk dat de bibliotheken in zich opneemt, maar ook archieven, musea, media, bedrijven en overheden. En ook wiki’s, blogs, YouTube, aggregatiesites en de bouwstenen van het semantisch web.
Dit proces kan twee kanten op werken, heet het in Too big to know: het kan ons veel slimmer maken, maar ook veel dommer. In de pre-digitale wereld hadden we de filters die onbetrouwbare kennis en informatie eruit haalden wel aardig op orde. Maar toen kwam het web. De komende jaren zal het erom gaan erachter te komen welke filters, algoritmische en menselijk-sociale, het web en onszelf slimmer kunnen maken.
De opgave voor bibliotheken, archieven en andere kennisinstituten is daarmee helder. Het is hun taak en verantwoordelijkheid om hun content en (meta)data zo goed mogelijk in het kennisnetwerk te integreren. Opdat het netwerk als geheel slimmer wordt. Daarbij lopen ze uiteraard tegen auteursrechtelijke belemmeringen op. En dus is het hun verantwoordelijkheid actie te ondernemen – argumenteren, overtuigen en waar nodig procederen – om zulke barrières in het publieke belang te slechten.
Het vraagt wel wat. Zichzelf tot onderdeel maken van dat globale netwerk betekent dat instituten met hun vaak eerbiedwaardige verleden nu hun eigen positie moeten gaan relativeren. Maar is er wel een alternatief? We hebben duizenden jaren geïnvesteerd in onze cultuur, zegt Weinberger, ‘and we lose it at our peril’.
Frank Huysmans is redacteur van IP, bijzonder hoogleraar bibliotheekwetenschap aan de UvA en zelfstandig onderzoeker en adviseur.
Deze bijdrage komt uit IP nr. 3 / 2015. Het gehele nummer kun je hier lezen