Door Anneke de Maat
Terwijl Suriname nog voor negentig procent uit bos bestaat, neemt het groen in Paramaribo de laatste decennia sterk af. De ngo Tropenbos Suriname wil dit stoppen door burgers bewust te maken van de waarde van groen in hun stad. Daarom vroeg ze geo-informatiewetenschappers van de Universiteit Twente om samen met de inwoners een project op te zetten. Wat levert dit op, en wat zijn de uitdagingen van citizen science?
Toen Tropenbos Suriname de faculteit Geo-Informatie Wetenschappen en Aardobservatie (ITC) van de Universiteit Twente benaderde om met de burgers van Suriname een onderzoeksproject op te zetten, nam hoogleraar Wieteke Willemen de uitnodiging graag aan. Samen met Nina Schwarz, universitair docent bij ITC, onderzoekt ze nu hoe bewoners groen gebruiken in de tropen, en of groen ook in tropische steden een verkoelend effect heeft. ‘We weten al veel over het gebruik en de voordelen van groen in de stad in streken met een gematigd klimaat. Bijvoorbeeld dat je in het park lekker kunt voetballen of picknicken. Als je dat tegen mensen in Suriname zegt, verklaren ze je voor gek: “Wie gaat er nou in de zon op het gras tussen de termieten zitten?!”’
Mensen in de tropen gebruiken parken, tuinen en lanen op andere manieren en tijden. Ze gaan er niet hardlopen maar wandelen, zoeken niet de zon maar de schaduw op, en komen vooral tegen de avond naar een park. Bovendien is de vegetatie er anders, legt Willemen uit. ‘Wij willen weten wat de baten van groen zijn voor mensen in de tropen, en wat dit betekent voor het beheer en het groenbeleid. Verder testen we of groen ook in steden in de tropen helpt om de stad te verkoelen. Houden die enorme tropische bomen met grote kronen de hitte niet juist vast? Welke vegetatiesoorten zorgen in de tropen voor verkoeling? Naar de voordelen van groen in steden in de tropen is nog niet zo veel onderzoek gedaan.’
Citizen science-tools uitproberen
Het project biedt daarnaast de kans om diverse citizen science-methodes en tools te testen, vervolgt Willemen enthousiast. ‘Inwoners van Paramaribo kunnen op twee manieren meedoen aan het onderzoek. We vragen ze om een kleine sensor – een drop – op te hangen, op hun erf of in hun tuin, die automatisch elk uur de temperatuur en luchtvochtigheid registreert. Via een app kunnen ze de data downloaden en aan ons sturen. Verder nodigen we ze uit om een stedelijk groengebied te adopteren en te monitoren door elke maand een digitale vragenlijst in te vullen.’
Omdat mensen niet de data van hun eigen telefoon wilden gebruiken en er niet overal bereik is, zet het project Epicollect5 in. Deze door Oxford University ontwikkelde app is open access, en dus gratis. De inwoners kunnen er makkelijk offline verschillende soorten data mee verzamelen, en het is ook mogelijk om er foto’s mee te maken. De app communiceert via gps en kan dus de coördinaten ophalen. De vragen in de vragenlijst gaan bijvoorbeeld over wat voor activiteiten de mensen ondernemen in het groen, hoe de vegetatie erbij staat, en hoe veilig en schoon de leefomgeving is. De vragenlijsten worden automatisch geüpload naar de server als de invullers ervan verbinding maken met het internet.
Goede ‘engagement’-strategie cruciaal
Die technische tools zijn erg handig, zegt Willemen, maar ‘de burgers zijn cruciaal in deze exercitie’. ‘In Paramaribo was er meteen een vrij grote groep mensen die wilden meedoen. Het project is nu uitgebreid naar het district Wanica. Daar moeten de onderzoekers echt op pad om deelnemers te werven. We vragen iedereen van wie we denken dat ze interesse hebben in hun leefomgeving. We werven bij scholen, de scouting, milieuorganisaties en het stadsbestuur. Dat kost veel tijd. Om bruikbare data te krijgen, moeten we de deelnemers blijven motiveren elke maand naar dezelfde plek te gaan en de vragenlijst in te vullen. We vragen om meerjarig commitment, dus een goede strategie om burgers betrokken te houden is essentieel. Deelnemers krijgen maandelijks een reminder via WhatsApp, en onlangs kregen ze een koelkastmagneet met daarop de QR-code voor het uploaden van de data naar de server. Verder zijn er terugkommiddagen met een hapje en een drankje waarop we de data en inzichten presenteren. We tonen dan waar ze hun eigen data kunnen zien en hoe ze die kunnen vergelijken met de data van anderen.’
Betrekken bij onderzoeksopzet
Vanuit het project worden ook evenementen georganiseerd om mensen warm te maken het groen in te gaan en om te werken aan community building. Zo was er een digitale speurtocht door de groengebieden van Paramaribo waarbij de deelnemers via hun mobiele telefoon leuke weetjes over die groenplekken te horen kregen. Verder werden mensen door middel van een fotowedstrijd uitgenodigd een foto te maken van hun favoriete groenplek; van die foto’s is vervolgens een verjaardagskalender gemaakt. Ook was er een serie tv-programma’s te zien over voedsel verbouwen in de stad, waarover de mensen heel enthousiast waren, aldus Willemen.
De hoogleraar vindt het daarnaast belangrijk om burgers te betrekken bij de opzet van het onderzoek. ‘Bij de start van het project hebben we een grote groep mensen uitgenodigd van wie we wisten dat ze interesse hebben in hun leefomgeving. We vroegen aan hen: met welke groengebieden in de stad gaat het goed en welke staan volgens jullie onder druk? Ze konden dit aangeven door stickers te plakken op een kaart. Iedereen die wil meedoen aan het onderzoek, kan zelf een groenplek kiezen om te monitoren; dat wordt bottom-up besloten.’
Maatschappelijke impact meten
Het onderzoek in Suriname loopt nu drie jaar. Wat zijn de eerste resultaten en inzichten? Willemen: ‘We zien in elk geval dat er ook in de tropen een duidelijk koelingseffect is door vegetatie. En net als in gematigde klimaten zorgen bomen voor meer verkoeling dan struiken en grassen. Tijdens corona, toen mensen niet naar de sportschool konden en buiten wilden bewegen, werd door ons onderzoek duidelijk dat sommige wijken meer mogelijkheden voor recreatie in het groen bieden dan andere. We hebben daarop met de burgerwetenschappers gefilosofeerd hoe dit kan worden verbeterd. Het stadsbestuur vond die inzichten waardevol. Met de uitkomsten van het onderzoek is voor studenten de e-learningmodule Naar een groen en leefbaarder Paramaribo gemaakt; zij zijn immers de besluitvormers van de toekomst. Deze e-learning kan ook door professionele organisaties worden gebruikt en is heel positief ontvangen.’
Volgens Willemen heeft onderzoek een grotere maatschappelijke impact als je burgers erbij betrekt, omdat mensen die participeren veel kennis over hun omgeving opdoen. Of de burgers in Suriname door het onderzoek het groen meer zijn gaan waarderen, kan ze niet zeggen. Bij de start van het project lag de focus namelijk op de kennisvragen en is er niet echt nagedacht over hoe verandering in de waardering van het stadsgroen te meten. Het team wil dit wel gaan monitoren. ‘We hebben van de KNAW financiering gekregen om de maatschappelijke impact van ons onderzoek beter te meten. We gaan nu bijhouden wie onze data gebruiken en waarom.’
Projectdata gebruiken
Alle data van het project worden op dit moment open beschikbaar gemaakt via een dashboard op de website, zegt Willemen. ‘Ons idee is dat actiegroepen de data kunnen inzetten om te protesteren – bijvoorbeeld tegen het kappen van bomen langs lanen ten behoeve van parkeerplaatsen. Met onze data kunnen ze aantonen dat deze bomen belangrijke functies hebben voor het klimaat én voor de mensen. Het stadsbestuur kan op zijn beurt onze projectdata gebruiken om te checken waar meer onderhoud of groen nodig is. We zijn ook aan het kijken hoe we het verzamelen van de data kunnen blijven financieren; of we bijvoorbeeld via een donatiebutton mensen om een vrijwillige financiële bijdrage kunnen vragen. Monitoring wordt pas echt waardevol als je dit over een zo lang mogelijke periode kunt doen.’
In veel wetenschappelijke data-archieven, zoals DANS EASY, is het niet mogelijk om verschillende tijdsversies van databestanden op te slaan. Daarom worden de projectdata nu geregistreerd in de Zenodo-repository van CERN. Willemen hoopt dat het in de toekomst ook in Nederland makkelijker wordt om datasets te archiveren die door de tijd veranderen.
Erkenning rol burgerwetenschappers
Willemen wil dat burgerwetenschappers oprechte erkenning krijgen voor hun rol: ‘Wij voelen echt dat we dit als een team van academische wetenschappers en burgerwetenschappers doen. Burgers moeten daarvoor worden erkend, maar we zijn nog aan het nadenken hoe dit het beste vorm kan krijgen. Studenten die veldonderzoek doen, worden bijvoorbeeld vermeld als coauteur.’
Hoe zorg je bij burgerwetenschap voor data van goede kwaliteit? ‘Dankzij de sterke projectpartner in Suriname lukt het om goede metingen te doen. Zij zorgen ervoor dat de mensen maandelijks meten.’ Ze heeft echter wel gemerkt dat het belangrijk is om helder en duidelijk te communiceren over de kwaliteit en de betrouwbaarheid van burgerwetenschapsdata. ‘Een aantal beleidsmakers zei: “Leuke data, maar ze zijn verzameld door burgers; kunnen we die data wel vertrouwen?” Je moet goed duidelijk maken dat het om citizen science gaat, en dat het dus wetenschappelijk onderzoek is.’
Geo Citizen Science Hub: doel en uitdagingen
Citizen science is onderzoek waarbij burgers actief worden betrokken. Het is een van de pijlers van open science en staat in Nederland en Europa hoog op de agenda. Bij de Universiteit Twente is citizen science een belangrijk speerpunt van de Shaping2030-strategie. Het vroeg betrekken van en nauw samenwerken met burgerwetenschappers zorgt voor een grotere maatschappelijke impact van wetenschappelijk onderzoek. Bij verschillende vakgroepen van de UT wordt al met citizen science-methodieken gewerkt. Najaar 2021 heeft een groep citizen science-onderzoekers van de faculteit Geo-Informatie Wetenschappen en Aardobservatie (ITC) de Geo Citizen Science Hub gelanceerd.
Lange traditie in participatief onderzoek
Volgens ITC-onderzoeker en hubcoördinator Katja Egorova past citizen science goed bij ITC. ‘ITC werd in 1950 op verzoek van de Verenigde Naties door de Nederlandse overheid opgericht. Het was zowel een opleidings- als een onderzoeksinstituut. De faculteit trainde studenten uit ontwikkelingslanden in het gebruik van geo-ruimtelijke technologie, met als doel deze landen onafhankelijker te maken. Daarnaast zette ITC met mensen en organisaties in die landen projecten op het gebied van geo-informatiewetenschappen en aardobservatie op. Het ITC (dat sinds 2020 een faculteit is van de UT, red.) heeft dus een lange traditie in en veel ervaring met het “empoweren van stakeholder communities” en met participatief onderzoek. Bovendien heeft de geografische informatietechnologie de laatste jaren een enorme vlucht genomen. De hub ontwerpt en promoot onderzoeksplannen en workflows waarin burgers geen “passieve data sensors” zijn, maar echt deelnemen aan alle facetten van het onderzoek van begin tot eind. De UT hecht aan een echte bottom-upbenadering.’
Plaatsspecifieke burgerwetenschap
Bij het ITC-onderzoek draait het altijd om drie vragen, vult hoogleraar Willemen aan. ‘Waar op aarde gebeurt iets, waarom daar en wanneer? We doen bij ITC bijvoorbeeld onderzoek naar natuurrampen, zoals de aardbeving op Haïti, maar ook naar waar in Nederland hooikoorts of teken het meest voorkomen. We hebben altijd informatie nodig over locaties en betrekken burgers bij het verzamelen van informatie over een betreffende locatie. Bij ons onderzoek heb je ook altijd tools nodig om de locatie aan te geven. In de hub gaan we ons buigen over de vraag hoe je die plaatsspecifieke burgerwetenschap het best kunt uitvoeren. Welke tools en methodes zijn het meest geschikt? We willen die kennis ook delen met andere disciplines, zoals de gezondheidswetenschappen.’
Voordelen en uitdagingen van citizen science
Citizen science heeft belangrijke voordelen: het versterkt de maatschappelijke impact van onderzoek, vergroot het vertrouwen in de wetenschap, en maakt haar democratischer en transparanter, maar er zijn ook nog wel wat uitdagingen, stellen Egorova en Willemen. De onderzoekers willen daarover binnen de Geo Citizen Science Hub met elkaar in gesprek en hun kennis delen.
Er zijn diverse vragen waarover de hub zich wil gaan buigen:
- Hoe bewaak je de objectiviteit, representatie en privacy bij het verzamelen en analyseren van de data? Hoe open kun je citizen science-data beschikbaar stellen?
- Hoe zorg je ervoor dat burgerwetenschappers vanaf het begin, bottom-up, betrokken worden en niet pas aan het eind van het onderzoeksproject?
- Wat is een goede manier om burgerwetenschappers erkenning en beloning voor hun rol te geven?
- Welke training en vaardigheden zijn nodig voor wetenschappers, studenten en burgers om goede citizen science te bedrijven?
- Wat is nodig voor goede expert community building?
- Welke strategie en welk beleid zijn nodig om citizen science verder te brengen?
De Geo Citizen Science Hub komt nu elke twee weken bijeen om met elkaar van gedachten te wisselen, vertelt Egorova. ‘We brengen in kaart welke expertise we al hebben in de faculteit en we nodigen experts uit. We zijn ook aan het nadenken over welke vorm de hub moet krijgen. We denken aan een interactief platform waarop ook burgers kunnen aangeven welke problemen ze willen onderzoeken.’
Anneke de Maat is freelance redacteur en tekstschrijver.
Deze bijdrage komt uit het digitale magazine IP #5/2022. Klik op de onderstaande button om het hele nummer te lezen.